Besluit van 5 november 2002, houdende nadere uitwerking van de gemeentelijke taken op het gebied van de jeugdgezondheidszorg (Besluit jeugdgezondheidszorg)

Besluit jeugdgezondheidszorg

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister en de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 12 augustus 2002, kenmerk POG/OGZ 2.284.107;
De Raad van State gehoord (advies van 29 augustus 2002 nr. W13.02.0374/III);
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 30 oktober 2002, kenmerk POG/OGZ 2.325.164;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Paragraaf

1

Algemene bepalingen

Artikel

2

Paragraaf

2

Uniform deel

Artikel

3

De in artikel 3a, tweede lid, aanhef en onder a, van de wet genoemde taak inzake de gezondheidstoestand van jeugdigen en de gezondheidsbeïnvloedende factoren omvat de volgende werkzaamheden:

  • a.

    het afnemen van een algemene anamnese bij de jeugdige;

  • b.

    het beoordelen van de lichamelijke verschijning van de jeugdige;

  • c.

    het meten en beoordelen van de groei van de jeugdige;

  • d.

    het beoordelen van de ontwikkeling van de jeugdige;

  • e.

    het beoordelen van het functioneren van de jeugdige;

  • f.

    het beoordelen van medisch-biologische parameters van de jeugdige;

  • g.

    het beoordelen van het gedrag van de jeugdige;

  • h.

    het beoordelen van het sociaal milieu van de jeugdige;

  • i.

    het beoordelen van het fysiek milieu van de jeugdige;

  • j.

    het in kaart brengen van het zorgsysteem rondom de jeugdige.

Artikel

4

De in artikel 3a, tweede lid, aanhef en onder b, van de wet genoemde taak inzake de behoeften aan zorg omvat, naast de in artikel 6 genoemde werkzaamheden, de volgende werkzaamheden:

  • a.

    het schatten van de verhouding tussen draaglast en draagkracht van de jeugdige en van het gezin waartoe hij behoort;

  • b.

    het schatten van de behoefte aan advies en voorlichting van de jeugdige en van het gezin waartoe hij behoort;

  • c.

    het inventariseren van de zorg die de jeugdige reeds ontvangt;

  • d.

    het nagaan of de jeugdige tot een of meer risicogroepen behoort.

Artikel

5

De in artikel 3a, tweede lid, aanhef en onder c, van de wet genoemde taak inzake de opsporing en preventie van specifieke stoornissen omvat de volgende werkzaamheden:

  • a.

    het nagaan of bij de jeugdige sprake is van oogpathologie;

  • b.

    het nagaan of bij de jeugdige sprake is van maldescensus testis;

  • c.

    het nagaan of bij de jeugdige sprake is van congenitale hartafwijkingen;

  • d.

    het nagaan of bij de jeugdige sprake is van spraak- of taalstoornissen;

  • e.

    het nagaan of bij de jeugdige sprake is van perceptief gehoorverlies;

  • f.

    het zonodig aanbieden van vaccinatie tegen hepatitis B;

  • g.

    het zonodig aanbieden van vaccinatie tegen tuberculose.

Paragraaf

3

Maatwerkdeel

Artikel

7

De in artikel 3a, tweede lid, aanhef en onder d, van de wet genoemde taak inzake voorlichting omvat daarnaast de volgende werkzaamheden:

  • a.

    het geven van individugerichte voorlichting, advies, instructie en begeleiding;

  • b.

    het geven van groepsgerichte voorlichting, advies, instructie en begeleiding.

Artikel

8

De in artikel 3a, tweede lid, aanhef en onder e, van de wet genoemde taak inzake gezondheidsbedreigingen omvat de volgende werkzaamheden:

  • a.

    het formuleren welke individuele maatregelen, afgestemd op het gezin van de jeugdige, nodig zijn;

  • b.

    het formuleren welke maatregelen, afgestemd op de groep gezinnen waartoe het gezin van de jeugdige behoort, nodig zijn;

  • c.

    het formuleren welke individuele maatregelen, afgestemd op buurt of school van de jeugdige, nodig zijn;

  • d.

    het formuleren welke maatregelen, afgestemd op de groep buurten of scholen waartoe de buurt of school van de jeugdige behoort, nodig zijn.

Paragraaf

4

Slotbepalingen

Artikel

9

Indien de gemeenteraad gebruik maakt van de hem in artikel 5a van de wet gegeven bevoegdheid, stelt de gemeenteraad daarbij aan een instelling als bedoeld in dat artikel dezelfde eisen als bij of krachtens de wet met betrekking tot de uit te voeren taken of onderdelen van taken gesteld worden aan een gemeentelijke gezondheidsdienst.

Artikel

10

De artikelen van dit besluit treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Artikel

11

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit jeugdgezondheidszorg.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage
Beatrix
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, C. I. J. M. Ross-van Dorp
De Minister van Justitie, J. P. H. Donner