Regeling van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 22 november 2002, nr. MJZ2002 085861 tot vaststelling van nadere voorschriften voor bouwwerken

Regeling Bouwbesluit 2003

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
Gelet op de artikelen 1.3, 1.4, 1.10, 2.49, 2.55, 2.71, 2.74, 2.104, 2.105, 2.106, 2.111, 2.112, 2.146, 2.151, 2.173, 3.107, 3.111, 3.122, 3.126, 3.130, 3.132, 4.88 en 4.96 van het Bouwbesluit 2003, op richtlijn nr. 83/477/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 19 september 1983 betreffende de bescherming van werknemers tegen de risico's van blootstelling aan asbest op het werk (PbEG L 263, tweede bijzondere richtlijn in de zin van artikel 8 van richtlijn nr. 80/1107/EEG), op richtlijn nr. 91/382/EEG van de Raad van 25 juni 1991 (PbEG L 206) tot wijziging van richtlijn nr. 83/477/EEG en artikel 1 van het Besluit indieningsvereisten aanvraag bouwvergunning;

Besluit

Hoofdstuk

1

Algemene bepalingen

Afdeling

1.1

Begripsbepalingen

Artikel

1.1

In deze regeling wordt verstaan onder:

asbest:

stoffen of producten, die een of meer van de volgende vezelachtige silicaten bevatten:

  • actinoliet (Cas-nummer 77536-66-4);

  • amosiet (Cas-nummer 12172-73-5);

  • anthofylliet (Cas-nummer 77536-67-5);

  • chrysotiel (Cas-nummer 12001-29-5);

  • crocidoliet (Cas-nummer 12001-28-4);

  • tremoliet (Cas-nummer 77536-68-6).

besluit:
CE-markering:

CE-markering als bedoeld in artikel 4 van de richtlijn bouwproducten;

conformiteitscertificaat:

verklaring als bedoeld in artikel 13 in verbinding met artikel 14, eerste lid, onderdeel b, en tweede lid, van de richtlijn bouwproducten;

conformiteitsverklaring:

verklaring als bedoeld in artikel 13 in verbinding met artikel 14, eerste lid, onderdeel a, en tweede lid, van de richtlijn bouwproducten;

Europese technische goedkeuring:

Europese technische goedkeuring als bedoeld in hoofdstuk III van de richtlijn bouwproducten;

geharmoniseerde norm:

Europese norm of geharmoniseerd document als bedoeld in artikel 4, eerste lid, van de richtlijn bouwproducten, hetwelk door CEN of CENELEC in opdracht van de Commissie van de Europese gemeenschappen is aangenomen overeenkomstig de richtlijn nr. 98/34/EG van de Raad van de Europese gemeenschappen van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (PbEG L 204), zoals gewijzigd bij richtlijn nr. 98/48/EG van 20 juni 1998 (PbEG L 217);

giftige stoffen:

stoffen of preparaten waarvan reeds een geringe hoeveelheid bij inademing of opneming via de mond of via de huid acute of chronische aandoeningen of de dood kan veroorzaken;

hoge spanning:

hoge spanning als bedoeld in NEN 1041 en V 1041;

hoofdweg:

hoofdweg als bedoeld in de Tracéwet;

hoofdvaarweg:

hoofdvaarweg als bedoeld in de Tracéwet;

lage spanning:

lage spanning als bedoeld in NEN 1010;

landelijke spoorweg:

landelijke spoorweg als bedoeld in de Tracéwet;

minister:

Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer;

nationale technische specificatie:

technische specificatie als bedoeld in artikel 4, derde lid, van de richtlijn bouwproducten en vastgesteld overeenkomstig de in dat lid en in artikel 5, tweede lid, van die richtlijn beschreven procedure;

rijbaan:

rijbaan als bedoeld in artikel 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990;

rijbaanvloer:

voor een rijbaan bestemd gedeelte van een vloer van een wegtunnelbuis;

tunnelbuislengte:

lengte van het omsloten gedeelte van een tunnelbuis;

V:

door de Hoofdcommissie voor de Normalisatie (een voorloper van de Stichting Nederlands Normalisatie-Instituut) uitgegeven leidraad;

ve:

vezelequivalent is een maat voor de carcinogene potentie van de soorten asbest en de vezellengte, waarbij geldt:

  • a.

    chrysotiele vezel met een lengte van meer dan 5 micrometer: equivalentiefactor 1,

  • b.

    chrysotiele vezel met een lengte van ten hoogste 5 micrometer: equivalentiefactor 0,1,

  • c.

    amfibole vezel met een lengte van meer dan 5 micrometer: equivalentiefactor 10, en

  • d.

    amfibole vezel met een lengte van ten hoogste 5 micrometer: equivalentiefactor 1;

wegtunnelbuis:

gedeelte van een wegtunnel voor een rijbaan;

zeer giftige stoffen:

stoffen of preparaten waarvan reeds een zeer geringe hoeveelheid bij inademing of opneming via de mond of via de huid acute of chronische aandoeningen of de dood kan veroorzaken.

Afdeling

1.2

NEN

Artikel

1.2

Afdeling

1.3

Voorzieningen voor elektriciteit, noodstroom, gas en water

Artikel

1.3

Artikel

1.4

Een voorziening voor elektriciteit of noodstroom als bedoeld in artikel 2.55 van het besluit voldoet voor lage spanning aan NEN 1010 en voor hoge spanning aan V 1041.

Artikel

1.5

Vervallen

Artikel

1.6

Artikel

1.7

Afdeling

1.4

CE-markeringen

Artikel

1.10

Artikel

1.11

Artikel

1.12

Artikel

1.13

Artikel

1.14

Artikel

1.15

De minister kan ten aanzien van bouwproducten als bedoeld in artikel 6, tweede lid, van de richtlijn bouwproducten, die niet vallen onder artikel 4, tweede lid, van die richtlijn, toestemming verlenen voor het in de handel brengen daarvan.

Artikel

1.16

Afdeling

1.5

Kwaliteitsverklaringen

Artikel

1.17

Een instelling die overeenkomstig artikel 16 van de richtlijn bouwproducten door de lidstaat van oorsprong is erkend met het oog op het afgeven van kwaliteitsverklaringen voor andere lidstaten, wordt gelijkgesteld met een door de minister aangewezen onafhankelijk deskundig instituut als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel i, van de Woningwet.

Artikel

1.18

Artikel

1.19

De minister wijst een instelling aan die het in artikel 1.18 bedoelde stelsel coördineert en zorgdraagt voor de bekendmaking van de in dat artikel bedoelde kwaliteitsverklaringen.

Hoofdstuk

2

Materialen

Afdeling

2.1

Brandbare, brandbevorderende, bij brand gevaar opleverende en voor de gezondheid schadelijke stoffen

Artikel

2.1

Vervallen

Afdeling

2.2

Voorschriften omtrent de beperking van de toepassing van formaldehyde

Artikel

2.2

De getalswaarde van de stijging van de concentratie van formaldehyde in de binnenlucht van een verblijfsgebied ten opzichte van de concentratie van formaldehyde in de buitenlucht, uitgedrukt in μg/m³, mag, voorzover deze concentratie afkomstig is uit een of meer constructie-onderdelen die dat verblijfsgebied begrenzen, dan wel uit een of meer in dat verblijfsgebied gelegen constructie-onderdelen, niet groter zijn dan:

2 + 3,17 • 10-6 • t4 • R + 0,86 • 10-3 • A • t • R + 1,5 • 10-3 • R²

waarin:

t is de getalswaarde van de luchttemperatuur in het te meten gebied onderscheidenlijk de te meten woonwagen, uitgedrukt in °C;

R is de getalswaarde van de relatieve luchtvochtigheid in het te meten gebied onderscheidenlijk de te meten woonwagen, uitgedrukt in %; en

A is de getalswaarde, uitgedrukt in m², van de verticale doorsnede van:

  • a.

    de constructie-onderdelen, geen bouwconstructie zijnde, gelegen in het verblijfsgebied; onderscheidenlijk

  • b.

    de constructie-onderdelen, gelegen in de woonwagen, zij het dat geen grotere waarde mag zijn aangehouden dan 20.

Artikel

2.3

Artikel

2.4

Afdeling

2.3

Voorschriften omtrent de concentratie van asbestvezels

Artikel

2.5

Hoofdstuk

3

Brandveiligheidsvoorschriften voor een te bouwen bouwwerk

Afdeling

3.1

Opvang- en doorstroomcapaciteit van een vluchttrappenhuis

Artikel

3.1

Een ruimte waardoor een rookvrije vluchtroute voert heeft afhankelijk van de oppervlakte van de daarop aangewezen ruimten en van de bezettingsgraadklasse van die ruimten een zodanige opvang- en doorstroomcapaciteit dat in geval van brand snel en veilig kan worden gevlucht. Daarbij kan rekening worden gehouden met gefaseerde ontruiming.

Hoofdstuk

4

Nadere voorschriften omtrent de toepassing van normen

Afdeling

4.1

Nieuwbouw

Artikel

4.1

NEN 1010

Bij de toepassing van NEN 1010 geldt het volgende:

  • a.

    De volgende onderdelen blijven buiten toepassing:

    – 132.2.5:

    speciale aansluitvoorwaarden van de netbeheerder;

    – 134.1.1:

    vakmanschap bij uitvoering van elektrische installatiewerkzaamheden;

    – 134.2:

    eerste inspectie;

    – 313.2:

    aanwezigheid van installaties voor veiligheidsdoeleinden;

    – 340.1:

    raadplegen toekomstige gebruiker;

    – 412.2.1.1:

    toegepast elektrisch materieel;

    – 422.3.5:

    leidingen die niet geheel zijn ondergebracht in niet-brandbaar materiaal;

    – 422.3.7:

    eisen aan verwarmings- en ventilatiesystemen;

    – 422.3.8:

    eisen aan motoren;

    – 422.3.9:

    eisen aan verlichtingsarmaturen;

    – 422.3.17:

    eisen aan verwarmingstoestellen;

    – 422.3.18:

    eisen aan verwarmingstoestellen;

    – 422.3.19:

    eisen aan verwarmingstoestellen;

    – 424.1.1:

    eisen aan verwarmings- en ventilatiesystemen;

    – 424.1.2:

    eisen aan verwarmingselementen;

    – 424.2:

    eisen aan toestellen;

    – 511.2:

    speciale overeenkomst tussen degene die de installatie specificeert en de installateur:

    – 514.5.1:

    aanwezigheid van schema’s en tekeningen;

    – 527:

    keuze en installatie van maatregelen ter beperking van brandverspreiding;

    – 529.1:

    kennis en ervaring van het personeel;

    – 551:

    laagspanningsopwekeenheden;

    – 56.5.1:

    elektrische voedingsbronnen voor veiligheidsvoorzieningen;

    – 56.6.2:

    veiligheidsvoorzieningen, anders dan een brandweerlift;

    – 56.6.3:

    veiligheidsvoorzieningen, anders dan een brandweerlift;

    – 56.6.4:

    veiligheidsvoorzieningen, anders dan een brandweerlift;

    – 56.6.6:

    veiligheidsvoorzieningen, anders dan een brandweerlift;

    – 56.6.7:

    veiligheidsvoorzieningen, anders dan een brandweerlift;

    – 56.6.8:

    veiligheidsvoorzieningen, anders dan een brandweerlift;

    – 56.6.9:

    veiligheidsvoorzieningen, anders dan een brandweerlift;

    – 56.7.3:

    verwijzing naar Bouwbesluit 2003;

    – deel 6:

    inspectie;

    – 704:

    elektrische installaties op bouw- en sloopterreinen;

    – 705:

    elektrische installaties op bedrijfsterreinen voor landbouw, tuinbouw en vee teelt;

    – 708:

    elektrische installaties op campings en vergelijkbare terreinen;

    – 709:

    elektrische installaties in jachthavens en op vergelijkbare terreinen;

    – 710.514.5:

    schema’s, documentatie en bedieningsinstructies;

    – 710.56.5.3:

    gedetailleerde eisen voor veiligheidsdoeleinden;

    – 710.56.7:

    stroomketens voor noodverlichting;

    – 710.56.8:

    overige voorzieningen;

    – 710.6:

    inspectie van elektrische installaties in medisch gebruikte ruimten;

    – 711.6:

    inspectie elektrische installaties van tentoonstellingen, shows en stands;

    – 713:

    elektrische installaties in meubilair;

    – 717:

    elektrische installaties voor verrijdbare of verplaatsbare eenheden;

    – 718.55.3:

    noodverlichting in bijeenkomst-, sport- en stationsgebouwen;

    – 718.56.7.7:

    veiligheidsvoorzieningen voor de voeding van noodverlichting;

    – 718.56.7.9:

    verlichting aanduiding uitgang;

    – 721:

    elektrische installaties in toercaravans en campers;

    – 722.55.2:

    verplaatsbare voedingsbronnen;

    – 724.55.2:

    verplaatsbare toestellen;

    – 725.56.7:

    stroomketens voor noodverlichting;

    – 740:

    tijdelijke elektrische installaties voor constructies, toestellen en kramen op kermissen, in atractieparken en circussen;

    – 753:

    systemen voor vloer- en plafondverwarming;

    – 754.55:

    overig materieel;

    – 761:

    kabels in de grond;

    – 763:

    grond- wegdek- en vloerverwarming anders dan voor ruimteverwarming;

    – 773:

    voeding van neoninstallaties en neontoestellen;

    – 781:

    lasinstallaties – lascabines;

    – 783:

    brandpreventieve en repressieve installaties, anders dan een brandweerlift.

  • b.

    In onderdeel 710.55.6.1 wordt na punt b. een punt toegevoegd, luidende:

    • c.

      beveiligd door aardlekschakelaars met een nominale aanspreekstroom van ten hoogste 10 mA type B.

  • c.

    In onderdeel 714.1.1 is de bepaling dat rubriek 714 niet geldt voor openbare verlichting als bedoeld onder 1) van dat onderdeel, niet van toepassing.

Artikel

4.3

NEN 2057

Bij de toepassing van NEN 2057 geldt het volgende:

Onderdeel 6.1 wordt gelezen als:

Projecteer de delen van de daglichtopening loodrecht op het projectievlak.

Artikel

4.3a

NEN 2555

Vervallen

Artikel

4.4

NEN 2916

Bij de toepassing van NEN 2916 geldt het volgende:

  • a.

    voor de in onderdeel 5.2.2 opgenomen formule gelden de volgende waarden voor de correctiefactor C EPC;i:

    1°.

    bijeenkomstfunctie

    1,17

    2°.

    celfunctie

    1,06

    3°.

    Gezondheidszorgfunctie

    a. voor aan bed gebonden patiënten

    0,87

    b. andere

    1,11

    4°.

    kantoorfunctie

    0,96

    5°.

    logiesfunctie

    1,00

    6°.

    onderwijsfunctie

    1,19

    7°.

    sportfunctie

    0,99

    8°.

    winkelfunctie

    1,10

  • b.

    voor de in onderdeel 5.2.2 opgenomen formule gelden voor de correctiefactoren YV en Yverlies de volgende waarden:

    - YV = 1,25

    - Yverlies = 1,2

  • c.

    voor de in onderdeel 5.2.4 opgenomen formule geldt: Ykoel = 3

Artikel

4.6

Artikel

4.7

Artikel

4.8

Artikel

4.9

Artikel

4.10

Bij de bepaling van de geluidwering ten gevolge van nachtelijk vliegverkeer wordt onderscheid gemaakt in de geluidwering voor startend en landend vliegverkeer. Hierbij wordt uitgegaan van de herleidingswaarden Ci volgens het spectrum voor startend en landend vliegverkeer, zoals opgenomen in tabel 4.1.

Tabel 4.1 - Herleidingswaarden(Ci) voor specifiek soorten buitengeluid

C i in dB voor octaafband met middenfrequentie in Hz

125

i =1

250

i =2

500

i =3

1000

i =4

2000

i =5

Luchtverkeer op Schiphol, starten

-15,3

-7,6

-6,8

-4,4

-6,5

Luchtverkeer op Schiphol, landen

-18,8

-11,9

-7,1

-5,9

-3,2

Luchtverkeer op Maastricht, starten

-12,6

-6,0

-5,7

-4,8

-10,8

Luchtverkeer op Maastricht, landen

-17,2

-10,5

-6,9

-6,1

-3,6

Artikel

4.11

Artikel

4.13

NEN 5128

Bij toepassing van de norm geldt, dat de in onderdeel 5.2.1 van die norm bedoelde waarde voor de correctie ten opzichte van de vorige norm, CEPC 1,12 is.

Artikel

4.14

NEN 6090

Waar in artikel 1.1, tweede lid, van het besluit wordt verwezen naar NEN 6090, is bedoeld:

  • a.

    in relatie tot de permanente vuurbelasting onderdeel 3.3.1 van die norm, en

  • b.

    in relatie tot de vuurbelasting, zijnde de som van de permanente vuurbelasting en de variabele vuurbelasting, onderdeel 3.3 van die norm.

Artikel

4.14a

NEN 6700

Bij verbouw van een bouwwerk geen gebouw zijnde als bedoeld in artikel 2.4a van het besluit, geldt het volgende:

  • a.

    Onderdeel 5.2.2 wordt als volgt gelezen: Als referentieperiode voor de bepaling van zowel de grootte van de belastingen als de sterkte geldt voor veiligheidsklasse 1 en 2 ten minste een referentieperiode van 15 jaar en voor veiligheidsklasse 3 een referentieperiode van 25 jaar.

  • b.

    Tabel 1, behorende bij onderdeel 5.3.4, wordt als volgt gelezen:

Tabel 1 Veiligheidsklassen voor bouwconstructies met betrekking tot bezwijken

Artikel

4.15

NEN 6702

Artikel

4.16

NEN-EN 81-72

Bij de toepassing van NEN-EN 81-72 geldt het volgende:

  • a.

    bij onderdeel 5.1.1 geldt het volgende:

    • 1.

      ‘een tegen brand beschermde hal’ wordt telkens gelezen als: verkeersruimte, die al dan niet tezamen met de liftschacht een rookcompartiment als bedoeld in afdeling 2.16 van het besluit is.

    • 2.

      ‘Zie bijlage B en bijlage E’ wordt gelezen als:

    Zie bijlage B en bijlage E.

    De liftschacht van een brandweerlift heeft een volgens NEN 6068 bepaalde weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag naar een verblijfsgebied, een toiletruimte, een badruimte, een meterruimte en een technische ruimte van ten minste 60 minuten.

  • b.

    in onderdeel 5.2.3 geldt voor de vrije doorgang van de toegang van de liftschacht een minimum breedte van 85 cm.

  • c.

    voor de in onderdeel 5.9.1 genoemde primaire en secundaire voorziening voor elektriciteit is artikel 4.1 van deze regeling van toepassing.

Afdeling

4.2

Bestaande bouw

Artikel

4.17

NEN 2057

Bij de toepassing van NEN 2057 geldt het volgende:

Onderdeel 6.1 wordt gelezen als:

Projecteer de delen van de daglichtopening loodrecht op het projectievlak.

Artikel

4.18

NEN 2608

Bij de verwijzing in onderdeel 4.3.3 van NEN 2608 naar NEN 6700, NEN 6710, NEN 6760 en NEN 6770, zijn de artikelen 4.24, 4,27, 4,29 respectievelijk 4.30 van toepassing.

Artikel

4.20

NEN 3859

Bij de toepassing van NEN 3859 geldt het volgende:

  • a.

    bij de verwijzing in de onderdelen 5.2.1 en 9.1 van deze norm naar NEN 6710, NEN 6720, NEN 6760 en NEN 6770 zijn de artikelen 4.27, 4.28, 4.29 respectievelijk 4.30 van deze regeling van toepassing;

  • b.

    in onderdeel 5.2.1 vervalt de zinsnede `- 6.1 van NEN 6740:1991 voor funderingsconstructies;'

  • c.

    onderdeel 5.2.2 wordt gelezen als volgt:

    In afwijking van het gestelde in 5.2.1 moet:

    • bij de rekenmethode de rekenwaarden van de belastingen zijn ontleend aan de voorgeschreven fundamentele belastingscombinaties;

    • bij de rekenmethode de rekenwaarden van de materiaalgrootheden zijn ontleend aan hoofdstuk 9;

  • d.

    onderdeel 5.2.3 wordt gelezen als volgt:

    In aanvulling op het gestelde in 5.2.1, mogen de hier gegeven bepalingsmethoden slechts zijn toegepast mits daarbij ten minste aan de voorwaarden in de onderdelen 7.4, 11.2 en 11.3 is voldaan;

  • e.

    bij de verwijzing in onderdeel 5.3 van deze norm naar NEN 6700 is artikel 4.24 van deze regeling van toepassing;

  • f.

    de onderdelen 7.1, 7.2, 7.3 en 7.5 blijven buiten beschouwing;

  • g.

    in onderdeel 8.1 wordt voor Υf;w en voor Υf de waarde 1 aangehouden;

  • h.

    bij de verwijzing in de onderdelen 8.3, 8.4, 8.5, 8.8.2 en 8.8.3 van deze norm naar NEN 6702 is artikel 4.25 van deze regeling van toepassing;

  • i.

    in onderdeel 8.4 is voor psn;q;k de waarde 130 N/m² aangehouden;

  • j.

    in de onderdelen 8.5.1.a) en 8.5.1.c) wordt de tweede volzin telkens als volgt gelezen: De belasting door installaties die permanent aanwezig kunnen zijn moet bepaald zijn op grond van de werkelijk optredende belastingen.;

  • k.

    in onderdeel 8.5.2.a) worden de eerste twee volzinnen vervangen door: De geconcentreerde belasting moet bepaald zijn op grond van de werkelijk optredende belasting.;

  • l.

    onderdeel 8.6.1 wordt gelezen als volgt: Indien een kasconstructie wordt belast door gewassen en de media waarop deze groeien, dan moet met het eigen gewicht van deze gewassen en de media rekening zijn gehouden;

  • m.

    de onderdelen 8.6.2 en 8.6.3 blijven buiten toepassing;

  • n.

    tabel 2 van onderdeel 8.8.2 wordt gelezen als volgt:

    Tabel 2: Extreme waarden van de stuwdrukken door wind

    heff*)Voor tussenliggende waarden moet lineair zijn geïnterpoleerd.

    m

    Pw

    N/m²

    0,5 -2

    293

    2,5

    329

    3

    359

    3,5

    386

    4

    410

    5

    450

    6

    484

    7

    514

    8

    539

    9

    562

    10

    584

    >10

    Conform NEN 6702 windgebied II, onbebouwd, rekening houdend met de reductiefactor volgens 5.5.2 van die norm

  • o.

    de onderdelen 11.1, 11.4 en hoofdstuk 12 blijven buiten toepassing.

Artikel

4.21

NEN 6068

Bij de toepassing van NEN 6068 geldt het volgende:

in de onderdelen 6.3, 6.4, 7.1.1, 7.2.1 en 7.2.2 blijven de verwijzingen naar de normen NEN 6071, NEN 6072 en NEN 6073, buiten toepassing.

Artikel

4.22

NEN 6069

Bij toepassing van NEN 6069 zijn bij de verwijzing in de onderdelen A.A.1.1, A.A.1.2 en A.A.2.1 van deze norm naar NEN 6700, NEN 6710, NEN 6720, NEN 6760, NEN 6770 en NEN 6790 de artikelen 4.24, 4.27, 4.28, 4.29, 4.30 respectievelijk 4.31 van deze regeling van toepassing.

Artikel

4.23

NEN 6090

Waar in artikel 1.1, tweede lid, van het besluit is verwezen naar NEN 6090, is bedoeld:

  • a.

    in relatie tot de permanente vuurbelasting onderdeel 3.5 van die norm, en

  • b.

    in relatie tot de vuurbelasting, zijnde de som van de permanente vuurbelasting en de variabele vuurbelasting, onderdeel 3.1 van die norm.

Artikel

4.24

NEN 6700

Artikel

4.25

NEN 6702

Artikel

4.26

NEN 6707

Bij de toepassing van NEN 6707 geldt het volgende:

  • a.

    ten aanzien van de verwijzing in onderdeel 5.2 alsmede bijlage C.3 naar NEN 6700 is artikel 4.24 van toepassing;

  • b.

    in onderdeel 5.2 wordt in de voorlaatste alinea na NEN 6700 gelezen: , rekening houdend met een referentieperiode van 1 jaar,;

  • c.

    in hoofdstuk 7 vervallen de derde tot en met zevende alinea;

  • d.

    ten aanzien van de verwijzing in onderdeel 9.1 alsmede de onderdelen 11.1, 11.2 en bijlage A.4 naar NEN 6702 is artikel 4.25 van toepassing.

Artikel

4.27

NEN 6710

Bij de toepassing van NEN 6710 geldt het volgende:

  • a.

    ten aanzien van de verwijzing in onderdeel 5.2 alsmede onderdeel 5.2.0 naar NEN 6700 is artikel 4.24 van toepassing;

  • b.

    ten aanzien van de verwijzing in onderdeel 5.2 alsmede hoofdstuk 12 naar NEN 6770 is artikel 4.30 van toepassing;

  • c.

    onderdeel 7.1.3.1 blijft buiten toepassing;

  • d.

    in de onderdelen 7.1.3.2 en 7.1.4 blijft telkens de eerste volzin buiten toepassing;

  • e.

    onderdeel 7.2 blijft buiten toepassing;

  • f.

    onderdeel 9.3.2.1 wordt als volgt aangevuld:

    Indien het toegepaste lasproces niet bekend is, moeten de waarden voor TIG van tabel 8 zijn aangehouden.;

  • g.

    onderdeel 9.3.2.2 wordt als volgt aangevuld:

    Indien het gebruikte toevoegmateriaal niet bekend is, moeten de laagste waarden van tabel 9 zijn aangehouden;

  • h.

    onderdeel 10.3 wordt als volgt gelezen:

    De toetsing of de uiterste grenstoestanden niet zijn overschreden dient te zijn uitgevoerd volgens de rekenregels gegeven in 10.3.1.;

  • i.

    onderdeel 10.3.2 blijft buiten toepassing;

  • j.

    in de onderdelen 13.2.2, 13.2.3.1, 13.2.3.3 en 13.3.1 blijft telkens de eerste volzin buiten toepassing;

  • k.

    onderdeel 13.2.3.5 blijft buiten toepassing;

  • l.

    in onderdeel 13.3.2.1 blijft de tweede volzin buiten toepassing;

  • m.

    in onderdeel 13.3.3.2b blijft de alinea die begint met de zinsnede 'Indien volgens het lasproces, als bedoeld in 7.2.2' en eindigt met de zinsnede 'uit de resultaten van de kwalificatieproeven te bepalen', buiten toepassing, en

  • n.

    onderdeel 13.4.1 blijft buiten toepassing.

Artikel

4.28

NEN 6720

Bij de toepassing van NEN 6720 geldt het volgende:

  • a.

    ten aanzien van de verwijzing in onderdeel 4.1.2.0 en 4.1.2.2 naar NEN 6700 is artikel 4.24 van toepassing;

  • b.

    onderdeel 4.3 blijft buiten toepassing;

  • c.

    de onderdelen 5.1.1.2 tot en met 5.1.1.4, 5.1.2 tot en met 5.1.5, alsmede 5.2 blijven buiten toepassing;

  • d.

    in onderdeel 6.1.1 wordt de definitie van f'ck als volgt gelezen:

    f'ck is de korteduur karakteristieke kubusdruksterkte (kubusribbe 150 mm), waarvoor moet worden aangehouden de ondergrens van het eenzijdige overdekkingsinterval voor een fractie γ = 0,95 en een onbetrouwbaarheidsdrempel α = 0,4, bepaald door middel van onderzoek aan de constructie;

  • e.

    in onderdeel 6.1.2 wordt de eerste volzin als volgt gelezen:

    Treksterkte

    De rekenwaarde van de treksterkte ƒb moet zijn bepaald uit:

    waarin:

    • a.

      f brep is de laagste waarde van:

      • de waarde van de karakteristieke korteduur splijttreksterkte (kubusribbe 150 mm), bepaald door middel van onderzoek aan de constructie, of

      • f brep = 1,05 + 0,05 f'ck, in N/mm², en

    • b.

      γm is 1,4.;

  • f.

    onderdeel 6.1.3 wordt als volgt gelezen:

    De representatieve waarde en de rekenwaarde van de elasticiteitsmodulus E'b is de laagste waarde van:

    • a.

      0,9 van de waarde van de elasticiteitsmodulus in de oorsprong van de spanning-rekrelatie, bepaald door middel van onderzoek aan de constructie, of

    • b.

      E'b = (22250 + 250 f'ck), in N/mm²;

  • g.

    onderdeel 6.1.5 de definitie van kd wordt als volgt gelezen:

    kd is de factor, afhankelijk van de ouderdom tc van het beton, op het tijdstip van belasten zoals aangegeven in tabel 5 voor sterkteklasse 32,5 en 32,5R;

  • h.

    ten aanzien van de verwijzing in onderdeel 6.4 alsmede 9.16.2 naar NEN 6770 is artikel 4.30 van toepassing;

  • i.

    in onderdeel 7.3.1 wordt de eerste volzin als volgt gelezen:

    Voor het bepalen van de krachtsverdeling in een constructie moet zijn uitgegaan van de schematisering van de constructie volgens 7.1 en een van de theorieën genoemd in 7.2;

  • j.

    in onderdeel 8.1.1 wordt de definitie van Md als volgt gelezen:

    M d is de rekenwaarde van het maximale buigend moment;

  • k.

    de onderdelen 8.1.7 en 8.6 blijven buiten toepassing;

  • l.

    onderdeel 8.7 wordt als volgt gelezen:

    Duurzaamheid

    Vermindering van de sterkte van de constructie door corrosie van de wapening dient in rekening te zijn gebracht. Deze eis betreft zowel de sterktevermindering die is opgetreden voor het moment van beoordelen als de te verwachten sterktevermindering binnen één jaar, gerekend vanaf het moment van beoordelen.;

  • m.

    onderdeel 9.1 blijft buiten toepassing;

  • n.

    in onderdeel 9.2.a wordt de tweede volzin als volgt gelezen:

    De van toepassing zijnde milieuklasse is milieuklasse 1;

  • o.

    de onderdelen 9.2.e en 9.4 blijven buiten toepassing, en

  • p.

    ten aanzien van de verwijzing in onderdeel 9.14.3 naar NEN 6790 is artikel 4.30 van toepassing.

Artikel

4.29

NEN 6760

Bij de toepassing van NEN 6760 geldt het volgende:

  • a.

    ten aanzien van de verwijzing in onderdeel 5.2.1 alsmede onderdeel 5.3 naar NEN 6700 is artikel 4.24 van toepassing;

  • b.

    de onderdelen 7.3.1, 7.4.2, 7.5 tot en met 7.7, alsmede onderdeel 7.8.2 blijven buiten toepassing;

  • c.

    de eerste zinsnede tot de dubbele punt van onderdeel 7.3.2 wordt als volgt gelezen:

    Voor gevingerlast hout geldt dat de rekenmethode volgens 5.2 alleen mag worden toegepast indien aan de volgende voorwaarde is voldaan;

  • d.

    aan slot van onderdeel 7.4.1 wordt toegevoegd: waarbij de onderdelen die betrekking hebben op het vaststellen van de eigenschappen van een partij buiten toepassing blijven.

  • e.

    onderdeel 7.8.2 wordt als volgt gelezen:

    Om de bepalingsmethoden te mogen toepassen moeten de houtconstructies zijn vervaardigd van hout dat geen actieve aantasting bevat.

    Voor berekeningen moet de niet-aangetaste doorsnede zijn aangehouden.;

  • f.

    onderdeel 9.1.4 wordt als volgt gelezen:

    9.1.4 Voor de representatieve waarden van de materiaaleigenschappen van vuren en grenen moet de kwaliteitsklasse worden bepaald volgens NEN 5466.

    Indien het hout kan worden ingedeeld in kwaliteitsklasse A of B moet voor de representatieve waarden worden uitgegaan van sterkteklasse C24. Indien het hout kan worden ingedeeld in kwaliteitsklasse C moet voor de representatieve waarden worden uitgegaan van sterkteklasse C18.

    Voor de representatieve waarden van de materiaaleigenschappen van azobé dient te worden uitgegaan van sterkteklasse D70, waarvoor de volgende waarden gelden:

    f m;0;rep

    = 70 N/mm²

    ρrep

    = 900 kg/m³

    E 0;ser;rep

    = 20.000 N/mm²

    f t;0;rep

    = 42 N/mm²

    f t;90;rep

    = 0,9 N/mm²

    fc;0;rep

    = 45 N/mm²

    f c;90;rep

    = 13,5 N/mm²

    f v;0;rep

    = 7 N/mm²

    E 0;u;rep

    = 16.700 N/mm²

    E 0;ser;rep

    = 1.330 N/mm²

    G ser;rep

    = 1.250 N/mm²;

  • g.

    in onderdeel 9.1.5 wordt na `van gelamineerd hout' gelezen: , ontleend aan de te beoordelen constructie, ;

  • h.

    onderdeel 12.2.9 blijft buiten toepassing;

  • i.

    in onderdeel 12.2.13 blijft de alinea beginnend met de zinsnede 'Afhankelijk van het soort verbindingsmiddel' buiten toepassing;

  • j.

    onderdeel 12.3.1 blijft buiten toepassing;

  • k.

    onderdeel 12.3.5 wordt als volgt gelezen:

    Voor de bepaling van de representatieve waarde van de schuifweerstand volgens 12.3.4 dient de volgende waarde voor de stuiksterkte in rekening te zijn gebracht:

    waarbij:

    f emb;rep;i is de getalswaarde van de stuiksterkte van onderdeel i met i = 1, 2 of 3 in N/mm²;

    ρrep is de getalswaarde van de representatieve volumieke massa volgens 9.1.2 in kg/m³; en

    d nom is de getalswaarde voor de nominale middellijn van het verbindingsmiddel in mm.;

  • l.

    onderdeel 12.4.1 blijft buiten toepassing;

  • m.

    onderdeel 12.4.5 wordt als volgt gelezen:

    Voor de bepaling van de representatieve waarde van de schuifweerstand volgens 12.3.4 dient de volgende waarde voor de stuiksterkte in rekening te zijn gebracht:

    waarbij:

    f emb;rep; i is de getalswaarde van de stuiksterkte van onderdeel i met i = 1, 2 of 3 in N/mm²;

    ρrep is de getalswaarde van de representatieve volumieke massa volgens 9.1.2 in kg/m³; en

    d nom is de getalswaarde voor de nominale middellijn van het verbindingsmiddel in mm.;

  • n.

    de onderdelen 12.5.1, 12.6.1 en 12.7.1 blijven buiten toepassing, en

  • o.

    in onderdeel 12.5.3 blijft de tweede volzin buiten toepassing.

Artikel

4.30

NEN 6770

Bij de toepassing van NEN 6770 geldt het volgende:

  • a.

    ten aanzien van de verwijzing in onderdeel 5.2.0 alsmede onderdeel 5.3 naar NEN 6700 is artikel 4.24 van toepassing;

  • b.

    ten aanzien van de verwijzingen vanuit NEN 6771 tot en met NEN 6773, naar welke normbladen vanuit NEN 6770 is verwezen, naar NEN 6770 is telkens dit artikel van toepassing;

  • c.

    onderdeel 5.2.4 blijft buiten toepassing;

  • d.

    in onderdeel 7.1.4.1 blijft de eerste volzin buiten toepassing;

  • e.

    in onderdeel 7.1.4.1 wordt de laatste alinea als volgt gelezen:

    Voor staal bedoeld in 7.1.3 moet op overeenkomstige wijze de beproeving worden uitgevoerd.

  • f.

    de onderdelen 7.2 tot en met 7.6 blijven buiten toepassing;

  • g.

    in de onderdelen 9.1.2.1.3 en 13.4.1.1.5 blijft telkens de tweede volzin buiten toepassing;

  • h.

    in de onderdelen 13.4.1.1.4 en 13.4.1.2.1 blijft telkens de derde alinea buiten toepassing,

  • i.

    onderdeel 13.4.1.3.1 blijft buiten toepassing.

Artikel

4.31

NEN 6790

Bij de toepassing van NEN 6790 geldt het volgende:

  • a.

    ten aanzien van de verwijzing in onderdeel 5.2.1 en onderdeel 5.3 naar NEN 6700 is artikel 4.24 van toepassing;

  • b.

    onderdeel 7.1 en onderdeel 7.3 blijven buiten toepassing;

  • c.

    onderdeel 7.2 wordt als volgt gelezen:

    De rekenregels in deze norm zijn niet van toepassing op metselwerk van cellenbeton dat op enigerlei wijze in contact komt met grondwater;

  • d.

    de onderdelen 9.1.4 en 9.2.2 blijven buiten toepassing;

  • e.

    in onderdeel 12.2:

    • 1º.

      de zin na het eerste aandachtstreepje wordt als volgt gelezen:

      • krachten voortkomend uit een scheefstand van 1/300 van de hoogte of de feitelijke scheefstand, indien deze groter is dan 1/300 van de hoogte, die voor ten minste vier naast elkaar gelegen rijen kolommen of wanden van elke verdieping in dezelfde richting moet worden aangenomen (zie fig. 14); en

    • 2º.

      de zin na het tweede aandachtstreepje wordt als volgt gelezen:

      • krachten voortkomend uit windbelasting;

  • f.

    onderdeel 12.3 blijft buiten toepassing, en

  • g.

    in Bijlage A:

    • in onderdeel A.1 blijft de verwijzing in de tweede alinea naar onderdeel A.2 van bijlage A buiten toepassing;

    • onderdeel A.2 blijft buiten toepassing;

    • in onderdeel A.3 wordt het opschrift als volgt gelezen:

      Proefstukken

    • onderdeel A.3.1 wordt als volgt gelezen:

      Afmetingen

      De proefstukken moeten aan de ter beoordeling staande constructie zijn ontleend en moeten de volgende afmetingen hebben:

      • de dikte dient gelijk te zijn aan de bouwdeeldikte met een maximum van 300 mm;

      • de breedte dient gelijk te zijn aan de dikte; en

      • de hoogte moet gelijk zijn aan 5 maal de dikte.;

    • 5º.

      onderdeel A.3.2 wordt als volgt gelezen:

      Aantal proefstukken

      Er moeten ten minste 6 proefstukken zijn vervaardigd, en

    • 6º.

      onderdeel A.3.3 blijft buiten toepassing.

Artikel

4.33

NEN-EN 81-1

Vervallen

Artikel

4.34

NEN-EN 81-2

Vervallen

Hoofdstuk

5

Veiligheidseisen voor wegtunnels

Afdeling

5.1

Sterkte bij brand

§

5.1.1

Nieuwbouw

Artikel

5.1

Voor een te bouwen wegtunnel met een tunnellengte van meer dan 250 m is aan artikel 2.9, zevende lid, van het besluit voldaan, indien een uiterste grenstoestand van een hoofddraagconstructie van een wegtunnelbuis gedurende 60 minuten, en voorzover deze onder open water ligt 120 minuten, niet wordt overschreden bij de volgens NEN 6702 bepaalde bijzondere belastingscombinaties die kunnen optreden bij brand.

§

5.1.2

Bestaande bouw

Artikel

5.2

Voor een bestaande wegtunnel met een tunnellengte van meer dan 250 m is aan artikel 2.12, vijfde lid, van het besluit voldaan, indien een uiterste grenstoestand van een hoofddraagconstructie van een wegtunnelbuis gedurende 30 minuten, en voorzover deze onder open water ligt 60 minuten, niet wordt overschreden bij de volgens NEN 6702 bepaalde bijzondere belastingscombinaties die kunnen optreden bij brand.

Afdeling

5.2

Overbrugging van hoogteverschillen

§

5.2.1

Nieuwbouw

Artikel

5.3

Voor een te bouwen wegtunnel met een tunnellengte van meer dan 250 m is aan artikel 2.24, tweede lid, van het besluit voldaan, indien:

  • a.

    een hoogteverschil tussen vloeren waarover een rookvrije vluchtroute voert of tussen een van die vloeren en het aansluitende terrein, dat groter is dan 0,21 m wordt overbrugd door een vaste trap of een vaste hellingbaan, behalve voorzover de rookvrije vluchtroute door een wegtunnelbuis voert;

  • b.

    een hoogteverschil tussen vloeren waarover een route voert als bedoeld in artikel 5.25, onderdeel 2, dat groter is dan 0,3 m wordt overbrugd door een vaste trap of een vaste hellingbaan.

§

5.2.2

Bestaande bouw

Artikel

5.4

Voor een bestaande wegtunnel met een tunnellengte van meer dan 250 m is aan artikel 2.26, tweede lid, van het besluit voldaan, indien:

  • a.

    een hoogteverschil tussen vloeren waarover een rookvrije vluchtroute voert of tussen een van die vloeren en het aansluitende terrein, dat groter is dan 0,22 m wordt overbrugd door een vaste trap of een vaste hellingbaan, behalve voorzover de rookvrije vluchtroute door een wegtunnelbuis voert;

  • b.

    een hoogteverschil tussen vloeren waarover een route voert als bedoeld in artikel 5.27, onderdeel 1, dat groter is dan 0,3 m wordt overbrugd door een vaste trap of een vaste hellingbaan.

Afdeling

5.3

Trap, Nieuwbouw

Afdeling

5.4

Elektriciteits- en noodstroomvoorziening

§

5.4.1

Nieuwbouw

§

5.4.2

Bestaande bouw

Afdeling

5.5

Verlichting

§

5.5.1

Nieuwbouw

Artikel

5.9

Een wegtunnel heeft een verlichtingsinstallatie die een vloer, een trap en een hellingbaan kan verlichten met een verlichtingssterkte van ten minste 10 lux.

§

5.5.2

Bestaande bouw

Artikel

5.12

Een wegtunnel heeft een verlichtingsinstallatie die een vloer, een trap en een hellingbaan kan verlichten met een verlichtingssterkte van ten minste 10 lux.

Afdeling

5.6

Beperking van uitbreiding van brand

§

5.6.1

Nieuwbouw

Artikel

5.15

Voor een wegtunnel met een tunnellengte van meer dan 250 m wordt de eerste volzin van artikel 2.104, eerste lid, van het besluit als volgt gelezen:

Een besloten ruimte en een wegtunnelbuis met een tunnelbuislengte van meer dan 250 m liggen in een brandcompartiment.

Artikel

5.16

Voor een wegtunnel met een tunnellengte van meer dan 250 m wordt artikel 2.105, achtste lid, van het besluit als volgt gelezen:

8. Een brandcompartiment strekt zich uit over niet meer dan een wegtunnelbuis.

Artikel

5.17

Een wegtunnelbuis met een lengte van meer dan 250 m heeft ter beperking van uitbreiding van brand door verspreiding van brandbare vloeistoffen en ter beperking van verspreiding van giftige vloeistoffen, ten minste iedere 20 m gemeten in de lengterichting roosters of andere voorzieningen die deze stoffen voldoende kunnen afvoeren.

§

5.6.2

Bestaande bouw

Artikel

5.19

Voor een wegtunnel met een tunnellengte van meer dan 250 m wordt de eerste volzin van artikel 2.111, eerste lid, van het besluit als volgt gelezen:

Een besloten ruimte en een wegtunnelbuis met een tunnelbuislengte van meer dan 250 m liggen in een brandcompartiment.

Artikel

5.20

Voor een wegtunnel met een tunnellengte van meer dan 250 m wordt artikel 2.112, zevende lid, van het besluit als volgt gelezen:

7. Een brandcompartiment strekt zich uit over niet meer dan een wegtunnelbuis.

Artikel

5.21

Een wegtunnelbuis met een lengte van meer dan 250 m heeft ter beperking van uitbreiding van brand door verspreiding van brandbare vloeistoffen en ter beperking van verspreiding van giftige vloeistoffen op een afvoervoorziening aangesloten voorzieningen die deze stoffen voldoende kunnen afvoeren.

Afdeling

5.7

Beperking van verspreiding van rook

§

5.7.1

Nieuwbouw

§

5.7.2

Bestaande bouw

Afdeling

5.8

Vluchten binnen een rookcompartiment en een subbrandcompartiment

§

5.8.1

Nieuwbouw

Artikel

5.25

Voor een wegtunnel met een tunnellengte van meer dan 250 m, worden het tweede tot en met vierde lid van artikel 2.148 van het besluit als volgt gelezen:

2. De loopafstand tussen een punt op de rijbaanvloer en ten minste een toegang van het rookcompartiment is ten hoogste 150 m. Deze afstand wordt gemeten over een route die uitsluitend voert over vloeren, trappen of hellingbanen zonder dat deuren worden gepasseerd die met een sleutel moeten worden geopend. Deze route heeft een vrije doorgang met een breedte van ten minste 0,85 m en een hoogte van ten minste 2.1 m. De breedte geldt niet voorzover deze route over een trap voert. De afstand tussen twee toegangen is ten hoogste 250 m.

3. Een toegang van een rookcompartiment heeft een vrije doorgang met een breedte van ten minste 0,85 m en een hoogte van ten minste 2.1 m.

4. Een deur van een toegang van een rookcompartiment draait bij het openen niet tegen de vluchtrichting in.

§

5.8.2

Bestaande bouw

Artikel

5.27

Voor een wegtunnel met een tunnellengte van meer dan 250 m worden het eerste tot en met derde lid van artikel 2.152 van het besluit als volgt gelezen:

1. De loopafstand tussen een punt op de rijbaanvloer en ten minste een toegang van het rookcompartiment is ten hoogste 150 m. Deze afstand wordt gemeten over een route die uitsluitend voert over vloeren, trappen of hellingbanen zonder dat deuren worden gepasseerd die met een sleutel moeten worden geopend. Deze route heeft een vrije doorgang met een breedte van ten minste 0,7 m en een hoogte van ten minste 1,9 m. De afstand tussen twee toegangen is ten hoogste 250 m.

2. Een toegang van een rookcompartiment heeft een vrije doorgang met een breedte van ten minste 0,7 m en een hoogte van ten minste 1,9 m.

3. Een deur van een toegang van een rookcompartiment draait bij het openen niet tegen de vluchtrichting in.

Afdeling

5.9

Vluchtroutes

§

5.9.1

Nieuwbouw

Artikel

5.29

Voor een wegtunnel met een tunnellengte van meer dan 250 m, wordt artikel 2.156, eerste lid, van het besluit als volgt gelezen:

1. Ter plaatse van een toegang van een rookcompartiment begint een rookvrije vluchtroute.

§

5.9.2

Bestaande bouw

Artikel

5.31

Voor een wegtunnel met een tunnellengte van meer dan 250 m, wordt artikel 2.163, eerste lid, van het besluit als volgt gelezen:

1. Ter plaatse van een toegang van een rookcompartiment begint een rookvrije vluchtroute.

Afdeling

5.10

Inrichting van rookvrije vluchtroutes

§

5.10.1

Nieuwbouw

Artikel

5.33

Voor een wegtunnel met een tunnellengte van meer dan 250 m worden het eerste en tweede lid van artikel 2.167 van het besluit als volgt gelezen:

1. Een toegang waardoor een rookvrije vluchtroute voert heeft een vrije doorgang met een breedte van ten minste 0,85 m en een hoogte van ten minste 2,1 m.

2. Een rookvrije vluchtroute heeft een vrije doorgang met een breedte van ten minste 1,2 m en een hoogte van ten minste 2,1 m. De breedte geldt niet voor een verkeersroute voorzover deze over een trap voert en niet voor een toegang.

Artikel

5.34

Voor een wegtunnel met een tunnellengte van meer dan 250 m wordt artikel 2.171, eerste lid, van het besluit als volgt gelezen:

1. Een deur die in een rookvrije vluchtroute ligt draait bij het openen niet tegen de vluchtrichting in.

§

5.10.2

Bestaande bouw

Artikel

5.36

Voor een wegtunnel met een tunnellengte van meer dan 250 m worden het eerste en tweede lid van artikel 2.176 van het besluit als volgt gelezen:

1. Een toegang waardoor een rookvrije vluchtroute voert heeft een vrije doorgang met een breedte van ten minste 0,7 m en een hoogte van ten minste 1,9 m.

2. Een rookvrije vluchtroute heeft een vrije doorgang met een breedte van ten minste 0,7 m en een hoogte van ten minste 1,9 m.

Artikel

5.37

Voor een wegtunnel met een tunnellengte van meer dan 250 m wordt artikel 2.180, eerste lid, van het besluit als volgt gelezen:

1. Een deur die in een rookvrije vluchtroute ligt, draait bij het openen niet tegen de vluchtrichting in.

Afdeling

5.11

Voorkoming en beperking van ongevallen bij brand

§

5.11.1

Nieuwbouw

Artikel

5.39

Een wegtunnelbuis met een lengte van meer dan 250 m heeft een zodanig aantal hulpposten dat de loopafstand tussen een punt op de rijbaanvloer en ten minste een hulppost niet groter is dan 75 m. Deze afstand wordt gemeten over een route die uitsluitend voert over vloeren, trappen of hellingbanen zonder dat deuren worden gepasseerd die met een sleutel moeten worden geopend. De afstand tussen twee opeenvolgende hulpposten is ten hoogste 100 m.

§

5.11.2

Bestaande bouw

Artikel

5.41

Een wegtunnelbuis met een lengte van meer dan 250 m heeft een zodanig aantal hulpposten dat de loopafstand tussen een punt op de rijbaanvloer en ten minste een hulppost niet groter is dan 75 m. Deze afstand wordt gemeten over een route die uitsluitend voert over vloeren, trappen of hellingbanen zonder dat deuren worden gepasseerd die met een sleutel moeten worden geopend. De afstand tussen twee opeenvolgende hulpposten is ten hoogste 100 m.

Afdeling

5.12

Bestrijding van brand

§

5.12.1

Nieuwbouw

§

5.12.2

Bestaande bouw

Afdeling

5.13

Luchtverversing van overige ruimten

§

5.13.1

Nieuwbouw

Artikel

5.49

Bij een wegtunnelbuis met een tunnelbuislengte van meer dan 500 m is de component voor afvoer van lucht als bedoeld in de in artikel 3.68, vijfde lid, van het besluit bedoelde voorziening voor luchtverversing mechanisch.

Artikel

5.50

Bij een wegtunnelbuis met een tunnelbuislengte van meer dan 250 m vindt de toevoer van verse lucht als bedoeld in artikel 3.68, vijfde lid, van het besluit rechtstreeks van buiten plaats. Afvoer van binnenlucht vindt rechtstreeks naar buiten plaats.

§

5.13.2

Bestaande bouw

Artikel

5.52

Bij een tunnelbuislengte van meer dan 500 m is de component voor afvoer van lucht als bedoeld in de in artikel 3.75, vijfde lid, van het besluit bedoelde voorziening voor luchtverversing mechanisch.

Artikel

5.53

Bij een wegtunnelbuis met een tunnelbuislengte van meer dan 250 m vindt de toevoer van verse lucht als bedoeld in artikel 3.75, vijfde lid, van het besluit rechtstreeks van buiten plaats. Afvoer van binnenlucht vindt rechtstreeks naar buiten plaats.

Afdeling

5.14

Meterruimte, Nieuwbouw

Afdeling

5.15

Inrichtingseisen

§

5.15.1

Nieuwbouw

Artikel

5.55

Een buiten de bebouwde kom gelegen te bouwen wegtunnel voor twee rijrichtingen met een tunnellengte van meer dan 250 m heeft ten minste twee wegtunnelbuizen.

Artikel

5.56

Een te bouwen wegtunnelbuis met een tunnellengte van meer dan 250 m heeft een rijbaanvloer met een helling van ten hoogste 1 : 20.

Artikel

5.57

Een te bouwen wegtunnel met een tunnellengte van meer dan 250 m heeft een voorziening die een uit oogpunt van verkeersveiligheid voldoende geleidelijke overgang van daglicht naar kunstlicht waarborgt.

Artikel

5.58

Een te bouwen wegtunnelbuis met een tunnellengte van meer dan 250 m heeft, voor een doelmatige doorgang voor wegvoertuigen, een vloer met een breedte van ten minste 7 m en een hoogte boven die breedte van ten minste 4,2 m.

§

5.15.2

Bestaande bouw

Artikel

5.59

Een buiten de bebouwde kom gelegen bestaande wegtunnel voor twee rijrichtingen met een tunnellengte van meer dan 250 m heeft ten minste twee wegtunnelbuizen.

Artikel

5.60

Een buiten de bebouwde kom gelegen bestaande wegtunnel met een tunnellengte van meer dan 250 m heeft een voorziening die een uit oogpunt van verkeersveiligheid voldoende geleidelijke overgang van daglicht naar kunstlicht waarborgt.

Hoofdstuk

6

Slotbepalingen

Artikel

6.1

De Regeling Bouwbesluit nieuwbouw 1998, de Regeling Bouwbesluit bestaande bouw 1998, de Regeling Bouwbesluit materialen 1998, de Regeling Bouwbesluit aansluitvoorwaarden en de Regeling Bouwbesluit CE-markeringen en erkende kwaliteitsverklaringen worden ingetrokken.

Artikel

6.2

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2003.

Artikel

6.3

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling Bouwbesluit 2003

's-Gravenhage
De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, H.G.J.Kamp

Bijlage

I

, behorende bij artikel 1.2, eerste lid

NEN

47

1970

Technische tekeningen – Doorsnede-aanduidingen van materialen op bouwkundige tekeningen, inclusief correctieblad C1:1971

NEN

379

2003

Technische productdocumentatie – Vouwen en inhechten van tekenbladen

NEN

1006

2002

Algemene voorschriften voor leidingwaterinstallaties (AVWI- 2002), inclusief wijzigingsblad A2: 2008

NEN

1006

1981

Algemene voorschriften voor drinkwaterinstallaties (AVWI-1981), inclusief correctieblad C1: 1990 (bestaande bouw)

NEN

1010

2007

Veiligheidsbepalingen voor laagspanningsinstallaties, inclusief correctieblad C1: 2008

NEN

1041

2005

Veiligheidsbepalingen voor hoogspanningsinstallaties

V

1041

1942

Leidraad voor den aanleg en een veilig bedrijf van elektrische sterkstroominstallaties in fabrieken en werkplaatsen (Fabrieksvoorschriften) – Deel II – Hooge spanning (bestaande bouw)

NEN

1068

2001

Thermische isolatie van gebouwen – Rekenmethoden, inclusief wijzigingsblad A5: 2008

NEN

1078

2004

Voorziening voor gas met een werkdruk tot en met 500 mbar – Prestatie-eisen – Nieuwbouw

NEN

1087

2001

Ventilatie van gebouwen – Bepalingsmethoden voor nieuwbouw

NEN

1594

2006

Droge blusleidingen in en aan gebouwen, inclusief correctieblad C1: 2007

NEN

1594

1991

Droge blusleidingen in en aan gebouwen, inclusief wijzigingsblad A1: 1997 (bestaande bouw)

NEN

1775

1991

Bepaling van de bijdrage tot brandvoortplanting van vloeren, inclusief wijzigingsblad A1: 1997

NEN

2057

2001

Daglichtopeningen van gebouwen – Bepaling van de equivalente daglichtoppervlakte van een ruimte, inclusief correctieblad C1: 2003

NEN

2078

2001

Eisen voor industriële gasinstallaties

NEN

2078

1987

Voorschriften voor aardgasinstallaties GAVO 1987 – Deel 2: Aanvullende voorschriften voor grotere bijzondere installaties (bestaande bouw)

NEN

2302

1983

Tekeningen in de bouw – Algemene regels

NEN

2555

2002

Brandveiligheid van gebouwen – Rookmelders voor woonfuncties, inclusief wijzigingsblad A1: 2006

NEN

2580

2007

Oppervlakten en inhouden van gebouwen – Termen, definities en bepalingsmethoden, inclusief correctieblad C1: 2008

NEN

2608

1997

Vlakglas voor gebouwen – Weerstand tegen windbelasting – Eisen en bepalingsmethode, inclusief wijzigingsblad A1: 2001 en correctieblad C1: 2007

NEN

2631

1979

Investeringskosten van gebouwen – Begripsomschrijvingen en indeling

NEN

2686

1988

Luchtdoorlatendheid van gebouwen – Meetmethode, inclusief wijzigingsblad A2: 2008

NEN

2690

1991

Luchtdoorlatendheid van gebouwen – Meetmethode voor de specifieke luchtvolumestroom tussen kruipruimte en woning, inclusief wijzigingsblad A2: 2008

NEN

2757

2001

Toevoer van verbrandingslucht en afvoer van rook van verbrandingstoestellen in gebouwen – Bepalingsmethoden

NEN

2768

1998

Meterruimten en bijbehorende bouwkundige voorzieningen voor leidingaanleg in een woonfunctie, inclusief wijzigingsblad A1: 2001

NEN

2778

1991

Vochtwering in gebouwen – Bepalingsmethoden, inclusief wijzigingsblad A3: 2004

NEN

2916

2004

Energieprestatie van utiliteitsgebouwen – Bepalingsmethode, inclusief wijzigingsblad A1: 2008

NEN

3215

2007

Binnenriolering – Eisen en bepalingsmethoden

NEN

3859

2004

Tuinbouwkassen – Ontwerp en constructie – Tuinbouwkassen voor de commerciële productie van planten en gewassen

NEN

3859

1996

Tuinbouwkassen – Constructieve eisen (bestaande bouw)

NEN

3870

1980

Tekeningen voor betonconstructies

NEN

5077

2001

Geluidwering in gebouwen – Bepalingsmethoden voor de grootheden voor luchtgeluidisolatie, contactgeluidisolatie, geluidwering van scheidingsconstructies en geluidniveaus veroorzaakt door installaties, inclusief wijzigingsblad A2: 2005 en correctieblad C1: 2005

NEN

5087

2007

Inbraakveiligheid van woningen – Bereikbaarheid van dak- en gevelelementen: deuren, ramen en kozijnen

NEN

5096

2007

Inbraakwerendheid – Dak- of gevelelementen met deuren, ramen, luiken en vaste vullingen – Eisen, classificatie en beproevingsmethoden, inclusief correctieblad C1: 2007

NEN

5128

2004

Energieprestatie van woonfuncties en woongebouwen – Bepalingsmethode, inclusief wijzigingsblad A1: 2008

NEN

6061

1991

Bepaling van de weerstand tegen het ontstaan van brand bij stookplaatsen, inclusief wijzigingsblad A2: 2002

NEN

6062

1991

Bepaling van de brandveiligheid van rookafvoervoorzieningen, inclusief wijzigingsblad A1: 1997

NEN

6063

2008

Bepaling van het brandgevaarlijk zijn van daken

NEN

6064

1991

Bepaling van de onbrandbaarheid van bouwmaterialen, inclusief wijzigingsblad A2: 2001

NEN

6065

1991

Bepaling van de bijdrage tot brandvoortplanting van bouwmateriaal (combinaties), inclusief wijzigingsblad A1: 1997

NEN

6066

1991

Bepaling van de rookproductie bij brand van bouwmateriaal(combinaties), inclusief wijzigingsblad A1: 1997

NEN

6068

2008

Bepaling van de weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag tussen ruimten

NEN

6069

2005

Experimentele bepaling van de brandwerendheid van bouwdelen en bouwproducten en het classificeren daarvan, inclusief wijzigingsblad A1:2005

NEN

6071

2001

Rekenkundige bepaling van de brandwerendheid van bouwdelen – Betonconstructies

NEN

6072

1991

Rekenkundige bepaling van de brandwerendheid van bouwdelen – Staalconstructies, inclusief wijzigingsblad A2: 2001 en correctieblad C2: 2005

NEN

6073

1991

Rekenkundige bepaling van de brandwerendheid van bouwdelen – Houtconstructies, inclusief correctieblad C1: 2005

NEN

6075

1991

Bepaling van de weerstand tegen rookdoorgang tussen ruimten, inclusief correctieblad C1: 2005

NEN

6090

2006

Bepaling van de vuurbelasting

NEN

6700

2005

Technische grondslagen voor bouwconstructies – TGB 1990 – Algemene basiseisen, inclusief wijzigingsblad A1:2008

NEN

6702

2001

Technische grondslagen voor bouwconstructies – TGB 1990 – Belastingen en vervormingen, inclusief wijzigingsblad A1: 2005

NEN

6707

2001

Bevestiging van dakbedekkingen – Eisen en bepalingsmethoden, inclusief wijzigingsblad A1: 2007

NEN

6710

1991

Technische grondslagen voor bouwconstructies – TGB 1990 – Aluminiumconstructies – Basiseisen en basisrekenregels voor overwegend statisch belaste constructies, inclusief wijzigingsblad A2: 2001

NEN

6720

1995

Technische grondslagen voor bouwconstructies – TGB 1990 – Voorschriften Beton – Constructieve eisen en rekenmethoden (VBC 1995), inclusief wijzigingsblad A4: 2007

NEN

6760

2001

Technische grondslagen voor bouwconstructies – TGB 1990 – Houtconstructies – Basiseisen – Eisen en bepalingsmethoden, inclusief correctieblad C1: 2002

NEN

6770

1997

Technische grondslagen voor bouwconstructies – TGB 1990 – Staalconstructies – Basiseisen en basisrekenregels voor overwegend statisch belaste constructies, inclusief wijzigingsblad A1: 2001

NEN

6790

2005

Technische grondslagen voor bouwconstructies – TGB 1990 – Steenconstructies – Basiseisen en bepalingsmethoden

NEN

6790

1991

Technische grondslagen voor bouwconstructies – TGB 1990 – Steenconstructies – Basiseisen en bepalingsmethoden, inclusief wijzigingsblad A2:2001 (bestaande bouw)

NEN

8062

1995

Brandveiligheid van gebouwen – Methode voor het beoordelen van de brandveiligheid van rookafvoervoorzieningen van bestaande gebouwen, inclusief wijzigingsblad A1:1997

NEN

8078

2004

Voorziening voor gas met een werkdruk tot en met 500 mbar – Prestatie-eisen – Bestaande bouw

NEN

8087

2001

Ventilatie van gebouwen – Bepalingsmethoden voor bestaande gebouwen

NEN

8757

2005

Afvoer van rook van verbrandingstoestellen in gebouwen – Bepalingsmethoden voor bestaande bouw

NEN-EN

81-72

2003

Veiligheidsregels voor het vervaardigen en aanbrengen van liften – Bijzondere toepassingen voor personenliften en personen-goederenliften – Deel 72: Brandweerliften

NEN-EN

12354-6

2004

Geluidwering in gebouwen – Berekening van de akoestische eigenschappen van gebouwen met de eigenschappen van bouwelementen – Deel 6: Geluidabsorptie in gesloten ruimten

NEN-EN

13501-1

2007

Brandclassificatie van bouwproducten en bouwdelen – Deel 1: Classificatie op grond van resultaten van beproeving van het brandgedrag

NEN-EN

45004

1996

Algemene criteria voor het functioneren van verschillende soorten instellingen die keuringen uitvoeren

NEN-EN

45011

1998

Algemene eisen voor instellingen die productcertificatie-systemen uitvoeren

NEN-EN

45012

1998

Algemene eisen voor instellingen die beoordeling en certificatie/registratie van kwaliteitssystemen uitvoeren

NEN-EN-ISO/IEC

17025

2005

Algemene eisen voor de bekwaamheid van beproevings- en kalibratielaboratoria, inclusief correctieblad C1: 2007.

Bijlage

II

, behorende bij artikel 1.13, tweede lid

Toetsingscriteria voor certificatie- en inspectie-instellingen en testlaboratoria in het kader van de richtlijn bouwproducten.

De basis voor de toetsing van te notificeren instellingen is de EN 45000 serie, of NEN-EN-ISO/IEC 17025:2000 (onderdeel 3.3 van het Guidance Paper A, Construct 00/402 Rev 1, `The designation of notified bodies in the field of the construction products directive', d.d. 1 augustus 2002.

Toetsingscriteria (algemeen) voor onderscheidenlijk:

  • Certificatie-instellingen:

    • NEN-EN 45011

    • NEN-EN 45012

  • Inspectie-instellingen:

    • NEN-EN 45012 of NEN-EN 45004

  • Testlaboratoria:

    • NEN-EN-ISO/IEC 17025

Niet alle onderdelen van bovengenoemde normen zijn van toepassing voor de toetsing. Hieronder is een nadere specificatie van de relevante onderdelen gegeven.

Toetsingscriteria voor het personeel van de instelling

Aan artikel 1.13, eerste lid, onder c, wordt voldaan indien voor:

  • type onderzoek van het product voldaan is aan onderdeel 5.2.1 en 5.2.2 van NEN-EN-ISO/IEC 17025;

  • initiële inspectie van de fabriek en de productiecontrole in de fabriek en voor steekproefsgewijze controle van monsters voldaan is aan de onderdelen 2.1.2c, 2.1.2f, 2.1.2j en 2.2 van NEN-EN 45012 of onderdeel 8 van NEN-EN 45004;

  • permanente bewaking, beoordeling en goedkeuring van de productiecontrole in de fabriek en het afgeven van een conformiteitscertificaat voor een systeem van productiecontrole en bewaking of het afgeven van een conformiteitscertificaat voor het product zelf voldaan is aan de onderdelen 4.2.c, 4.2.f, 4.2.j en 5 van NEN-EN 45011, alsmede aan de onderdelen 2.1.2c, 2.1.2f, 2.1.2j en 2.2 van NEN-EN 45012.

Toetsingscriteria voor voorzieningen in de instelling

Aan artikel 1.13, eerste lid, onder d, wordt voldaan indien voor:

  • type onderzoek van het product voldaan is aan de onderdelen 5.3 , 5.4, 5.5, 5.6.1, 5.6.2 en 5.6.3.1 van NEN-EN-ISO/IEC 17025;

  • initiële inspectie van de fabriek en de productiecontrole en voor steekproefsgewijze controle van monsters voldaan is aan de onderdelen 2.1.2n, 2.1.7 en 2.1.8 van NEN-EN 45012, of de onderdelen 9 en 10 van NEN-EN 45004;

  • permanente bewaking, beoordeling en goedkeuring van de productiecontrole in de fabriek en het afgeven van een conformiteitscertificaat voor een systeem van productiecontrole en bewaking of het afgeven van een conformiteitscertificaat voor het product zelf voldaan is aan de onderdelen 4.2n, 4.8 en 4.9 van NEN-EN 45011, alsmede aan de onderdelen 2.1.2n, 2.1.7 en 2.1.8 van NEN-EN 45012.

Toetsingscriteria inzake de onpartijdigheid van de instelling

Aan artikel 1.13, eerste lid, onder e, wordt voldaan indien voor:

  • type onderzoek van het product voldaan is aan de onderdelen 4.1.4 en 4.1.5 onderdelen (a), (b) en (d) van NEN-EN-ISO/IEC 17025;

  • initiële inspectie van de fabriek en de productiecontrole in de fabriek en voor steekproefsgewijze controle van monsters voldaan is aan de onderdelen 2.1.1.1, 2.1.1.2, 2.1.2a, 2.1.2b, 2.1.2e, 2.1.2m, 2.1.2o en 2.1.2p van NEN-EN 45012, of onderdeel 4 van NEN-EN 45004 voor instantie type A;

  • permanente bewaking, beoordeling en goedkeuring van de productiecontrole in de fabriek en het afgeven van een conformiteitscertificaat voor een systeem van productiecontrole en bewaking of het afgeven van een conformiteitscertificaat voor het product zelf voldaan is aan de onderdelen 4.1.1, 4.1.2, 4.2a, 4.2b, 4.2e, 4.2m, 4.2o en 4.2p van NEN-EN 45011, alsmede aan de onderdelen 2.1.1.1, 2.1.1.2, 2.1.2a, 2.1.2b, 2.1.2e, 2.1.2m, 2.1.2o en 2.1.2p van NEN-EN 45012.

Toetsingscriteria voor een kwaliteitssysteem van de instelling

Aan artikel 1.13, eerste lid, onder f, wordt voldaan indien voor:

  • type onderzoek van het product voldaan is aan de onderdelen 4.1.5, 4.2, 4.3.2.2, 4.4.3, 4.5, 4.8, 4.9.1, 4.10.1, 4.12, 4.13.1, 4.13.2, 4.14, en 5.2.1, 5.2.2, 5.3, 5.4.1, 5.4.2, 5.4.4, 5.4.6.1, 5.4.7.1, 5.5, 5.6.1, 5.6.2, 5.6.3.1, 5.7.3, 5.8, 5.10.1 t.m. 5.10.3, 5.10.4.1 (b), 5.10.5, 5.10.8 en 5.10.9 van NEN-EN-ISO/IEC 17025;

  • initiële inspectie van de fabriek en de productiecontrole in de fabriek en voor steekproefsgewijze controle van monsters voldaan is aan de onderdelen 2.1.1.3, 2.1.1.4, 2.1.2k, 2.1.2l, 2.1.4, 2.1.6, 2.3 en 2.4 van NEN-EN 45012 of de onderdelen 3.3, 6, 7, 10, 11, 12, 13 en 15 van NEN-EN 45004;

  • permanente bewaking, beoordeling en goedkeuring van de productiecontrole in de fabriek en het afgeven van een conformiteitscertificaat voor een systeem van productiecontrole en bewaking of het afgeven van een conformiteitscertificaat voor het product zelf voldaan is aan de onderdelen 4.1.3, 4.1.4, 4.2k, 4.2.l, 4.3, 4.5, 4.7, 6 en 7 van NEN-EN 45011, alsmede aan de onderdelen van 2.1.1.3, 2.1.1.4, 2.1.2k, 2.1.2l, 2.1.4, 2.1.6, 2.3 en 2.4 NEN-EN 45012.

Toetsingscriteria inzake de zorgvuldigheid van de instelling

Aan artikel 1.13, eerste lid, onder g, wordt voldaan indien voor:

  • type onderzoek van het product voldaan is aan onderdelen.4.1.4 en 4.1.5 onderdelen (a), (b) en (d)van NEN-EN-ISO/IEC 17025;

  • initiële inspectie van de fabriek en de productiecontrole in de fabriek en voor steekproefsgewijze controle van monsters voldaan is aan de onderdelen 2.1.2d, 2.1.2g, 2.1.2h, 2.1.5, 2.1.9 en 3.6 van NEN-EN 45012 of onderdeel 4 van NEN-EN 45004 voor instelling type A;

  • permanente bewaking, beoordeling en goedkeuring van de productiecontrole in de fabriek en het afgeven van een conformiteitscertificaat voor een systeem van productiecontrole en bewaking of het afgeven van een conformiteitscertificaat voor het product zelf voldaan is aan de onderdelen 4.2d, 4.2g, 4.2h, 4.6, 4.10 en 13 van NEN-EN 45011 en de onderdelen 2.1.2d, 2.1.2g, 2.1.2h, 2.1.5, 2.1.9 en 3.6 van NEN-EN 45012.

Bijlage

III

, behorende bij artikel 1.13, derde lid

Voorwaarden met betrekking tot het uitbesteden van werkzaamheden in het kader van artikel 16 of 18 van de richtlijn bouwproducten.

  • 1.

    Uit te besteden werkzaamheden dienen beperkt te zijn tot gedetailleerd beschreven technische taken als testen, onderzoeken en kwaliteitssysteem audits.

  • 2.

    Verdere uitbesteding van reeds uitbesteed werk is niet toegestaan.

  • 3.

    Taken op het gebied van beoordeling en evaluatie worden niet uitbesteed.

  • 4.

    De instelling verstrekt per product/productgroep en per taak een overzicht.

  • 5.

    De instelling die werkzaamheden uitbesteedt, blijft voor alle werkzaamheden waarvoor de instelling genotificeerd is verantwoordelijk.