Besluit van 26 februari 2003, houdende de vaststelling van onder meer de voorschriften voor inrichting van de commissie voor de indicatiestelling en de landelijke commissie toezicht indicatiestelling (Besluit leerlinggebonden financiering)
Besluit leerlinggebonden financiering
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, drs. K. Y. I. J. Adelmund, van 19 april 2002, nr. WJZ/2002/15492 (2539), directie Wetgeving en Juridische Zaken;
De Raad van State gehoord (advies van 9 juli 2002, nr. W05.02.0182/III);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, van 20 februari 2003, nr. WJZ/2003/1872(2539), directie Wetgeving en Juridische Zaken;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Hoofdstuk
1
Algemeen
Artikel
1
Begripsbepalingen
In dit besluit wordt verstaan onder:
Onze minister: Onze minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen;
Bij wijziging van een of meer gemeentenamen als gevolg van een herindeling op grond van artikel 3, eerste lid, van de Wet algemene regels herindeling die de indeling in gebieden, bedoeld in het eerste lid, niet wijzigt, treedt de naam van de nieuwe gemeente dan wel treden de namen van de nieuwe gemeenten op de datum van de herindeling in de plaats van de betreffende, in bijlage A van dit besluit opgenomen naam dan wel namen.
het onderwijs aan visueel gehandicapte kinderen die tevens zeer moeilijk lerend zijn;
b.
ten aanzien van cluster 2:
1°.
het onderwijs aan dove kinderen die tevens zeer moeilijk lerend zijn en
2°.
het onderwijs aan slechthorende kinderen die tevens zeer moeilijk lerend zijn, en
c.
ten aanzien van cluster 3:
het onderwijs aan lichamelijk gehandicapte kinderen die tevens zeer moeilijk lerend zijn.
Hoofdstuk
2
Indicatiestelling
Artikel
4
Samenstelling commissie voor de indicatiestelling
1
De commissie voor de indicatiestelling bestaat uit:
a.
een voorzitter die tevens lid is van de commissie, en
b.
vier of meer andere leden.
2
Tot de commissie voor de indicatiestelling behoren de volgende deskundigen: een onderwijsdeskundige, een als diagnosticus gekwalificeerd gedragswetenschapper, een jeugdarts of andere arts, en een maatschappelijk werker of voor zover het cluster 2 betreft, een logopedist.
Indien dat in een uitzonderlijk geval in het belang van een goede beoordeling noodzakelijk is, kan de commissie in haar samenstelling, bedoeld in het derde lid, met een of meer daartoe deskundigen worden uitgebreid.
5
De leden van de commissie voor de indicatiestelling vervullen geen nevenbetrekking of nevenwerkzaamheden die schadelijk zijn voor de vervulling van de functie van lid van de commissie en zij verrichten hun werkzaamheden zonder last of ruggespraak.
Tot de voorzitter en de leden van de landelijke commissie toezicht indicatiestelling behoren de volgende deskundigen: een arts en deskundigen op het gebied van de orthopedagogiek, de onderwijskunde en testaangelegenheden.
2
De voorzitter en de leden van de landelijke commissie toezicht indicatiestelling worden voor een periode van vier jaar benoemd. Herbenoeming voor een aansluitende periode is mogelijk.
3
De voorzitter of een lid van de landelijke commissie toezicht indicatiestelling kan in zijn ambt worden geschorst indien:
a.
een strafrechtelijke vervolging terzake van misdrijf tegen hem is ingesteld;
b.
het voornemen tot ontslag aan hem is te kennen gegeven of
c.
naar het oordeel van Onze minister het belang van goed toezicht dat vordert.
4
De voorzitter en de leden, bedoeld in het tweede lid, worden op hun verzoek ontslagen.
De landelijke commissie toezicht indicatiestelling stelt een reglement van orde vast.
2
De commissie, bedoeld in het eerste lid, komt jaarlijks ten minste vijfmaal bijeen.
3
De voltallige commissie, bedoeld in het eerste lid, beslist bij meerderheid van stemmen.
4
De commissie, bedoeld in het eerste lid, draagt er zorg voor dat de verwerving van gegevens en verklaringen als bedoeld in artikel 28c, vijfde lid, van de wet op een voor alle betrokkenen zo efficiënt mogelijke wijze geschiedt.
De landelijke commissie toezicht indicatiestelling stelt jaarlijks voor 1 mei een verslag op van haar werkzaamheden over het afgelopen kalenderjaar. Daarin komt in ieder geval aan de orde het aantal leerlingen waarvoor zij op grond van artikel 28c, vijfde lid, van de wet de gegevens heeft ontvangen, de wijze waarop zij die gegevens heeft verwerkt ten behoeve van de totstandkoming van haar adviezen, bedoeld in artikel 28e, derde lid, van de wet en het aantal door haar gegeven aanwijzingen, bedoeld in artikel 28e, tweede lid, eerste volzin, van de wet met de aanleiding voor die aanwijzingen en haar werkwijze daaromtrent. Het verslag, bedoeld in de eerste volzin, wordt aan Onze minister gezonden.
De landelijke commissie toezicht indicatiestelling stelt jaarlijks voor 1 oktober een jaarwerkplan vast waarin inzicht wordt gegeven in de voorgenomen uitoefening van haar werkzaamheden voor het komende kalenderjaar. Het jaarwerkplan behoeft de instemming van Onze minister en wordt binnen 14 dagen na vaststelling aan hem gezonden.
2
De landelijke commissie toezicht indicatiestelling stelt binnen een maand na inwerkingtreding van dit besluit een plan vast ten aanzien van haar werkzaamheden over de periode 1 augustus 2003 tot en met 31 december 2003. Het plan behoeft de instemming van Onze minister en wordt binnen 14 dagen na vaststelling aan hem gezonden.
Artikel
9
Begroting en financiële verantwoording landelijke commissie toezicht indicatiestelling
1
De kosten van de landelijke commissie toezicht indicatiestelling worden door Onze minister vergoed. De commissie zendt jaarlijks voor 1 mei aan Onze minister een ontwerp voor de begroting voor het volgende kalenderjaar van de aan de taakvervulling door de commissie verbonden uitgaven en zendt jaarlijks voor 1 november haar begroting voor het volgende kalenderjaar ten aanzien van de middelen die ingevolge de desbetreffende begrotingswet ter beschikking zijn gesteld.
2
De commissie, bedoeld in het eerste lid, legt jaarlijks voor 1 mei aan Onze minister rekening en verantwoording af van het geldelijk beheer over het afgelopen kalenderjaar.
3
De commissie, bedoeld in het eerste lid, stelt binnen een maand na inwerkingtreding van dit besluit haar begroting vast over de periode 1 augustus 2003 tot en met 31 december 2003 ten aanzien van de middelen die ingevolge de desbetreffende begrotingswet ter beschikking zijn gesteld. Zij zendt die begroting binnen 14 dagen na vaststelling aan Onze minister.
De rapportage, bedoeld in het eerste lid, betreft in elk geval de reden van toelating per leerling, en de aard van diens problematiek in relatie tot het te volgen onderwijs.
indien het betreft de toelaatbaarheid tot het speciaal onderwijs of voortgezet speciaal onderwijs aan:
1°.
dove kinderen: 4 schooljaren;
2°.
slechthorende kinderen: 2 schooljaren;
3°.
kinderen met ernstige spraakmoeilijkheden die niet tevens behoren tot de onder 1° of onder 2° bedoelde kinderen: 2 schooljaren;
4°.
lichamelijk gehandicapte kinderen: 2 schooljaren;
5°.
langdurig zieke kinderen met een lichamelijke handicap: 2 schooljaren;
6°.
langdurig zieke kinderen anders dan met een lichamelijke handicap: 2 schooljaren;
7°.
zeer moeilijk lerende kinderen: 2 schooljaren;
8°.
meervoudig gehandicapte kinderen: 4 schooljaren, en
b.
indien het betreft de toelaatbaarheid tot cluster 4: 2 schooljaren voor alle tot cluster 4 behorende onderwijssoorten.
Hoofdstuk
3
Slotbepalingen
Artikel
12
Inwerkingtreding
Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.
Laatstbedoeld besluit wordt niet genomen voordat vier weken zijn verstreken nadat het onderhavige besluit is overgelegd aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, en evenmin indien binnen die termijn door of namens de Tweede Kamer de wens te kennen wordt gegeven dat het in dit besluit geregelde onderwerp bij wet wordt geregeld.
Artikel
13
Citeertitel
Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit leerlinggebonden financiering.
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
's-Gravenhage
Beatrix
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,M. J. A. van der Hoeven
De Minister van Justitie,J. P. H. Donner
Bijlage
A
De wettelijke aaneengesloten gebieden per cluster zijn de volgende: