luchtwerk: een activiteit waarbij het luchtvaartuig wordt gebruikt voor speciale diensten.
Hoofdstuk
II
Speciaal Bewijs van Luchtwaardigheid
Artikel
2
1
MLA's voldoen aan een veiligheidsniveau, dat gelijkwaardig is aan de luchtwaardigheidseisen, zoals die zijn vastgesteld in een van de navolgende landen overeenkomstig de daarbij genoemde luchtwaardigheidseisen:
a.
Duitsland, de eisen, bedoeld in de Lufttüchtigkeitsforderungen für schwerkraftgesteuerte Ultraleichtflugzeuge of in de Lufttüchtigkeitsforderungen für dreiachsgesteuerte Ultraleicht-Flugzeuge en Lufttüchtigkeitsforderungen für Rettungsgeräte für Ultraleicht-Flugzeuge; of
b.
Groot-Brittannië, de eisen, bedoeld in de British civil airworthiness requirements, CAP 482, Section S.
De onder a en b genoemde eisen zijn als bijlage A respectievelijk B bij deze regeling gevoegd.
2
MLA's voldoen voorts aan de aanwijzingen, afgegeven door de luchtvaartautoriteit van het in het eerste lid genoemde land aan welks luchtwaardigheidseisen het desbetreffende MLA voldoet, alsmede aan de door de minister afgegeven aanwijzingen.
3
De geluidsproductie van de door de luchtvaartautoriteit van één der in het eerste lid genoemde landen goedgekeurde configuratie bedraagt niet meer dan 60 dB(A) gemeten volgens de in de bij deze regeling behorende bijlage 1 beschreven procedure.
Artikel
3
1
Een speciaal-BvL wordt aangevraagd door indiening bij de minister van een volledig ingevuld en ondertekend formulier waarvan exemplaren kosteloos bij de minister zijn te verkrijgen.
2
Voor de behandeling van de aanvraag van een speciaal-BvL worden de volgende bescheiden overgelegd:
a.
een document, afgegeven door de luchtvaartautoriteit van het desbetreffende land, waaruit blijkt dat het desbetreffende type en configuratie MLA voldoet aan de in artikel 2, eerste lid, onder a respectievelijk b genoemde luchtwaardigheidseisen;
b.
een verklaring van de houder waaruit blijkt dat wordt voldaan aan de van toepassing zijnde aanwijzingen als bedoeld in artikel 2, tweede lid;
c.
een vlieghandboek of gebruiksaanwijzing van de fabrikant van het MLA;
d.
een verklaring van de houder, waarin deze verklaart dat de configuratie van het MLA identiek is aan de goedgekeurde configuratie;
e.
een geluidmeetrapport, opgesteld door of namens één der in artikel 2, derde lid, bedoelde autoriteiten dan wel door een door de minister erkende of geaccepteerde organisatie, waaruit blijkt dat aan de in dat lid genoemde eisen wordt voldaan;
f.
een uittreksel uit het geluidmeetrapport van de goedgekeurde configuratie; en
g.
een verklaring overeenkomstig de bij deze regeling behorende bijlage 2, in tweevoud, van een door de minister erkende of geaccepteerde organisatie of persoon, dat het betreffende MLA voor wat betreft de voor de geluidsproductie van belang zijnde aspecten overeenstemt met het MLA waaraan de geluidsmetingen zijn uitgevoerd.
3
Het model van het speciaal-BvL is opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlage 3.
Artikel
4
1
Voor het verlengen van de termijn van geldigheid van het speciaal-BvL wordt door de houder een aanvraag ingediend bij de minister door middel van een volledig ingevuld en ondertekend formulier, waarvan exemplaren kosteloos bij de minister verkrijgbaar zijn.
2
De aanvraag wordt vergezeld van een verklaring van de houder waaruit blijkt dat:
a.
het MLA nog steeds in luchtwaardige toestand verkeert;
b.
wordt voldaan aan de van toepassing zijnde aanwijzingen, bedoeld in artikel 2, tweede lid;
c.
eventuele wijzigingen zijn goedgekeurd door de ontwerper van het MLA;
d.
de minister heeft ingestemd met eventuele wijzigingen in de geluidsproductie; en
e.
het MLA is onderhouden conform de aanwijzingen van de ontwerper van het MLA.
Artikel
5
1
Wijzigingen, die op grond van de bij deze regeling behorende bijlage 4 van invloed zijn op de geluidsproductie van het MLA, behoeven de instemming van de minister.
2
De aanvraag voor het verkrijgen van instemming met de wijziging van het MLA wordt in tweevoud ingediend bij de minister, middels een volledig ingevuld en ondertekend formulier, waarvan exemplaren kosteloos bij de minister te verkrijgen zijn.
Bij de aanvraag worden de voor de beoordeling noodzakelijke gegevens gevoegd.
3
Een inspectie van het ontwerp kan onderdeel uitmaken van de beoordelingsprocedure.
4
De aanvraag wordt tenminste vier weken voor de gewenste datum van verkrijging van instemming ingediend.
5
Indien naar het oordeel van de minister door de wijziging van het MLA niet meer met het ten aanzien van dat MLA afgegeven geluidmeetrapport volstaan kan worden, dient door of namens één der in artikel 3, tweede lid, onder a, genoemde autoriteiten dan wel door een door de minister erkende of geaccepteerde organisatie een nieuw geluidmeetrapport opgesteld te worden en aan de minister toegezonden te worden tezamen met een verklaring als bedoeld in artikel 3, tweede lid, onder g.
binnen een luchtverkeersleidingsgebied, tenzij tevoren schriftelijk toestemming is verkregen van en afspraken betreffende de vluchtuitvoering zijn gemaakt met het hoofd van de betrokken luchtverkeersleidingsdienst;
b.
binnen een afstand van 4 km van het luchtvaartreferentiepunt van een luchtvaartterrein waar geen plaatselijke luchtverkeersleidingsdienst is, dan wel binnen een plaatselijk luchtverkeersleidingsgebied, boven dat punt of gebied, tenzij op het luchtvaartterrein het gebruik van MLA's door de minister of de Minister van Defensie is toegestaan;
c.
boven vogelconcentratiegebieden, zoals deze zijn gepubliceerd in de luchtvaartgids;
d.
binnen een horizontale afstand van 500 m van een concentratie van mensen en boven die concentratie; tijdens de start en landing mag de horizontale afstand teruggebracht worden tot 25 m;
e.
binnen een horizontale afstand van 500 m van aaneengesloten bebouwing ingericht voor het verblijf van personen en boven die bebouwing; tijdens de start en landing mag de horizontale afstand teruggebracht worden tot 25 m;
f.
binnen een horizontale afstand van 1500 m tot de grens van een milieubeschermingsgebied en boven dat gebied; en
g.
voor het verrichten van luchtwerk.
2
Het is verboden tijdens de vlucht voorwerpen of stoffen uit het MLA te werpen dan wel te verwijderen.
Artikel
8
Onverminderd artikel 7 mogen met MLA's slechts vluchten worden uitgevoerd:
a.
met inachtneming van de blijkens het vlieghandboek van de fabrikant op het luchtvaartuig betrekking hebbende gebruiksbeperkingen;
op aangewezen burgerluchtvaartterreinen, waarop het gebruik met MLA's door of namens de minister uitdrukkelijk is toegestaan;
e.
op aangewezen militaire luchtvaartterreinen waarop het gebruik met MLA's door of namens de Minister van Defensie uitdrukkelijk is toegestaan;
f.
indien met betrekking tot het MLA een verzekering is gesloten tegen de burgerrechtelijke aansprakelijkheid voor dood of letsel van de inzittenden van het MLA en dood of letsel van derden of schade toegebracht aan derden op het aardoppervlak.
Artikel
9
1
De gezagvoerder van een MLA is verplicht om tijdens de vlucht naast de in artikel 98 van de R.T.L. genoemde documenten het bewijs, dat een verzekering bedoeld in artikel 8, onder f, is gesloten, een afschrift van deze regeling en de verklaring als bedoeld in artikel 3, tweede lid, onder g, die door de minister is geaccepteerd, aan boord te hebben.
2
De gezagvoerder informeert iedere passagier voorafgaand aan de vlucht dat het MLA niet is gecertificeerd volgens internationale luchtwaardigheidseisen.
3
De houder van een MLA is verplicht om in het luchtvaartuig op een voor elke inzittende zichtbare plaats duidelijk leesbaar de volgende waarschuwing aan te brengen:
Waarschuwing voor inzittenden
Deze MLA is niet gecertificeerd volgens internationale luchtwaardigheidsvoorschriften. Het veiligheidsniveau is niet vastgesteld.
Occupant Warning
This aircraft has not been certificated to international standards. The safety level has not been determinated.
Hoofdstuk
IV
Overgangs- en slotbepalingen
Artikel
10
1
De houder van een MLA, waarvoor een ontheffing als bedoeld in artikel 3.21 van de wet is verleend, welke nog geldig is op het tijdstip van inwerkingtreding van deze regeling, dient binnen zes weken na het tijdstip van inwerkingtreding van deze regeling een aanvraag tot verlening van een speciaal-BvL in. Artikel 3, tweede lid, is van toepassing.
2
Voor de behandeling van de aanvraag als bedoeld in het eerste lid is de aanvrager een vergoeding van € 0,- verschuldigd.
3
Indien het op grond van de ontheffing als bedoeld in het eerste lid is toegestaan zeilvliegtuigen te slepen, wordt deze toestemming in afwijking van artikel 7, onderdeel g, in het desbetreffende speciaal-BvL opgenomen.
Artikel
11
1
Voor een MLA, waarvoor op grond van artikel 10, eerste lid, een speciaal-BvL is aangevraagd en dat niet voldoet aan de in artikel 2, eerste lid, genoemde eis, wordt een speciaal-BvL slechts verleend en daarna verlengd tot uiterlijk drie jaar na het tijdstip van inwerkingtreding van deze regeling.
2
Met een MLA als bedoeld in het eerste lid mogen slechts vluchten worden uitgevoerd met een mede-inzittende indien hetzij de gezagvoerder houder is van een bewijs van bevoegdheid om als gezagvoerder op te treden met de bevoegdverklaring recreatief vlieginstructeur (RFI) hetzij de mede-inzittende houder is van een bewijs van bevoegdheid voor recreatief vlieger voor vliegtuigen (RPL(A)).
Artikel
12
1
Geluidmeetrapporten, die zijn opgemaakt voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze regeling en waaruit blijkt, dat de geluidsproductie van het desbetreffende MLA niet meer bedraagt dan 60 dB(A), worden aangemerkt als geluidmeetrapporten als bedoeld in artikel 3, tweede lid, onder e.
2
Houders van een in Nederland geregistreerd MLA, waarvoor geen geluidmeetrapport als bedoeld in artikel 3, tweede lid, onder e, is opgemaakt, dan wel waarvoor een geluidmeetrapport is opgemaakt, dat niet voldoet aan het eerste lid, dienen binnen zes maanden na inwerkingtreding van deze regeling een uittreksel van een geluidmeetrapport als bedoeld in artikel 3, tweede lid, onder f, bij de minister ter acceptatie in.
3
Indien niet binnen de in het tweede lid gestelde termijn een uittreksel als in dat lid bedoeld is ingediend, vervalt het aan de houder verleende speciaal-BvL.
Artikel
13
Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant, waarin zij wordt geplaatst.
Artikel
14
Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling MLA's.
Deze regeling zal met toelichting in de Staatscourant worden geplaatst met uitzondering van de bijlagen A en B, die ter inzage worden gelegd bij het Ministerie van Verkeer en Waterstaat.
De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat, M.H. Schultz van Haegen
Bijlage
A
Ligt ter inzage bij het Ministerie van Verkeer en Waterstaat.
Bijlage
B
Ligt ter inzage bij het Ministerie van Verkeer en Waterstaat.
De geluidmeetprocedure vindt plaats overeenkomstig de Lärmschutzforderungen für Ultraleichtflugzeuge van 1 augustus 1996.
De geluidmeting vindt plaats tijdens de start van een MLA. Het MLA is tijdens de meetvlucht beladen tot aan de maximale startmassa (MTOM).
De meetopstelling, waar overheen moet worden overvlogen, ligt op 2500 meter van het startpunt van het MLA in het verlengde van de startrichting.
De vliegsnelheid die wordt gehanteerd komt overeen met de beste stijgsnelheid van het MLA, terwijl motorvermogen en toerental maximaal zijn.
Voor een goede meting moet bij het overvliegen van de meetopstelling de vlieghoogte tussen de 75 en 150 meter liggen. Een en ander conform figuur 1.
Achteraf wordt aan de hand van gegevens uit het handboek van het MLA de geluidproductie berekend bij een normale start en een normale stijgprocedure. De rekenhoogte mag niet meer bedragen dan 450 meter.
De in figuur 2 aangegeven afwijkingen van de vliegbaan zijn toelaatbaar.
Foto's als bedoeld in bijlage 2 moeten bij de geluidmeting aanwezig zijn.
De eerste foto is van het gehele (opgebouwde) toestel, het op het MLA aangebrachte kenmerk moet duidelijk te zien zijn.
De tweede foto is van de propeller; de foto is gemaakt van recht voor of recht achter (al naar gelang een trek- of duwschroef) het MLA, in het verlengde van de lengteas.
De derde foto is van het inlaatsysteem, waarbij de aanwezige cowlings geheel zijn verwijderd; hierop moet de carburateur dan wel één van de carburateurs en het eventueel aanwezige inlaatfilter te zien zijn.
De vierde foto is van het uitlaatsysteem, waarbij de aanwezige cowlings geheel zijn verwijderd; de uitlaatdemper met eventuele nademper en uitlaatpijp dienen op de foto duidelijk zichtbaar te zijn.
Op alle foto's worden de datum waarop de foto is gemaakt en het kenmerk mee gefotografeerd.
De foto's worden gemaakt van zo dicht bij het desbetreffende MLA als mogelijk is.
Alle wijzigingen die aan één van onderstaande criteria voldoen hebben invloed op de geluidsproductie of de toegestane geluidsproductie van het luchtvaartuig. Voor de uitvoering van een dergelijke wijziging moet de minister met het ontwerp hebben ingestemd.
1. Elke wijziging die een verandering van het maximum startmassa van het luchtvaartuig met zich mee brengt.
2. Elke wijziging die een verandering in de klimprestaties van het luchtvaartuig met zich mee brengt. De relevante klimprestaties zijn onder andere:
a) de best rate of climb,
b) de best rate of climb speed,
c) de stallspeed,
d) de never exceed speed,
e) de startrollengte en
f) de afstand tot 15 m hoogte.
3. Elke wijziging aan de voortstuwingsinrichting. Deze bestaat uit onder andere:
a) de motor,
b) de propeller,
c) de inlaat,
d) de uitlaat,
e) de geluidsabsorberende bekleding,
f) de overbrenging,
g) de motorregeling en
h) de motorlimitaties.
4. Elke wijziging waardoor de luchtstroming in motor of propeller wijzigt. Dit is bijvoorbeeld:
a) het plaatsen van probes in de motorinlaat,
b) het veranderen van de motorcowling,
c) het verlengen of verkorten van de propelleras en
d) verandering in flap-settings.
5. Elke wijziging waardoor de eventuele geluidafschermende of -reflecterende werking van delen van het luchtvaartuig zou kunnen veranderen.
6. Elke wijziging waardoor holtes zouden kunnen ontstaan, die door de luchtstroom in resonantie worden gebracht. Dit zijn onder andere:
a) veranderingen in/aan de landingslichten;
b) veranderingen in/aan de torque-links,
c) veranderingen in/aan de wielassen,
d) veranderingen in/aan de landingssteldeuren,
e) veranderingen in/aan de luchtinlaten,
f) veranderingen in/aan de overloopvalves en
g) veranderingen in/aan de brandstofvulpunten.
7. Elke wijziging die een verandering van de normale operating procedures met zich mee brengt.
8. Elke andere wijziging waarvan uit de documentatie blijkt dat die een verandering van het geluid teweeg brengt.