Besluit van 10 oktober 2003, houdende regels ter zake van een integere bedrijfsvoering door kredietinstellingen en verzekeraars alsmede tot wijziging van enkele koninklijke besluiten in verband met de Wet actualisering en harmonisatie financiële toezichtswetten (Besluit integere bedrijfsvoering kredietinstellingen en verzekeraars)
Besluit integere bedrijfsvoering kredietinstellingen en verzekeraars
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Financiën van 16 juni 2003, FM 2003-0843 M, Generale Thesaurie, Directie Financiële Markten, Afdeling Integriteit;
De Raad van State gehoord (advies van 18 september 2003, no. W06.03.0225/IV);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Financiën van 6 oktober 2003, FM 2003-1376 U;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Hoofdstuk
1
– Integere bedrijfsvoering WTK 1992, WTN en WTV 1993
Artikel
1
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
a.
financiële onderneming: een kredietinstelling of een verzekeraar;
b.
toezichthoudende autoriteit:
1°.
De Nederlandsche Bank N.V. voorzover het kredietinstellingen betreft;
2°.
De Pensioen- & Verzekeringskamer voorzover het verzekeraars betreft.
Artikel
2
1
Een financiële onderneming voert een adequaat beleid ter zake van het tegengaan van verstrengeling van tegenstrijdige belangen. De financiële onderneming draagt er zorg voor dat dit beleid zijn neerslag vindt in organisatorische en administratieve procedures en maatregelen.
2
De toezichthoudende autoriteit stelt regels vast met betrekking tot de minimumvoorwaarden waaraan het beleid en de procedures en maatregelen, bedoeld in het eerste lid, moeten voldoen.
Artikel
3
1
Een financiële onderneming voert een adequaat beleid dat ertoe strekt dat:
a.
betrokkenheid van de financiële onderneming bij strafbare feiten die het vertrouwen in de financiële onderneming of in de financiële markten in het algemeen schaden, wordt voorkomen;
b.
betrokkenheid van de financiële onderneming bij handelingen die anderszins in het maatschappelijk verkeer zodanig onaanvaardbaar zijn dat deze het vertrouwen in de financiële onderneming of in de financiële markten in het algemeen schaden, wordt voorkomen;
c.
niet wegens haar cliënten het vertrouwen in de financiële onderneming of in de financiële markten in het algemeen, wordt geschaad.
2
De financiële onderneming draagt er zorg voor dat het in het eerste lid bedoelde beleid zijn neerslag vindt in organisatorische en administratieve procedures en maatregelen.
3
De toezichthoudende autoriteit stelt regels vast met betrekking tot de voorwaarden waaraan het beleid en de procedures en maatregelen, bedoeld in het eerste en tweede lid, ten minste moeten voldoen.
de behandeling en administratieve vastlegging van incidenten die een ernstig gevaar vormen voor een integere bedrijfsvoering van de financiële onderneming, voorzover het betreft een gedraging van een personeelslid of van een persoon die het dagelijks beleid bepaalt dan wel mede bepaalt van de financiële onderneming, dan wel van een gekwalificeerde aandeelhouder of van een natuurlijke persoon of rechtspersoon die werkzaamheden verricht ten behoeve van de financiële onderneming.
b.
de beoordeling, met het oog op de belangen van crediteuren of toekomstige crediteuren van de kredietinstelling dan wel van degenen die als verzekeringsnemers, verzekerden of gerechtigden op uitkeringen betrokken zijn of zullen worden bij overeenkomsten van verzekering gesloten of te sluiten met de verzekeraar, of de betrouwbaarheid van een personeelslid dat de financiële onderneming voornemens is te benoemen in een integriteitsgevoelige functie buiten twijfel staat. Onder integriteitsgevoelige functie wordt in dit verband verstaan:
1°.
een leidinggevende functie die is geplaatst direct onder het echelon van de bepalers en medebepalers van het dagelijks beleid van de financiële onderneming;
2°.
een functie waaraan overigens een bevoegdheid is verbonden die een wezenlijk risico bevat voor de integere bedrijfsvoering van de financiële onderneming.
Artikel
5
1
Onverminderd het bepaalde bij en krachtens de Wet identificatie bij dienstverlening beschikt een financiële onderneming over interne voorschriften ter zake van het vaststellen van de identiteit, de aard en de achtergrond van haar cliënten.
2
De toezichthoudende autoriteit stelt regels vast met betrekking tot de voorwaarden waaraan de in het eerste lid bedoelde voorschriften ten minste moeten voldoen.
Artikel
6
1
Een financiële onderneming onderzoekt, op verzoek van de toezichthoudende autoriteit, of in haar administratie bepaalde personen of instellingen voorkomen die naar het oordeel van Onze Minister, in verband met vermoede terroristische activiteiten of daarmee verband houdende activiteiten, de integriteit van de financiële sector kunnen schaden.
2
Een financiële onderneming verstrekt de uitkomst van het in het eerste lid bedoelde onderzoek, binnen een door de toezichthoudende autoriteit vast te stellen termijn, aan de toezichthoudende autoriteit.
Artikel
7
Een financiële onderneming meldt aan de toezichthoudende autoriteit ten behoeve van het toezicht op de naleving van het bij en krachtens de artikelen 2 tot en met 6 van dit besluit bepaalde de door de toezichthoudende autoriteit noodzakelijk geachte gegevens.
De toezichthoudende autoriteit kan het bedrag van de boete lager stellen dan in de bijlage is bepaald, indien het bedrag van de boete in een bepaald geval op grond van bijzondere omstandigheden onevenredig hoog is.
Hoofdstuk
2
– Wijzigingen in andere besluiten
Artikel
9
Wijzigt het Besluit financiële bijsluiter.
Artikel
10
Wijzigt het Besluit toezicht beleggingsinstellingen.
Artikel
11
Wijzigt het Besluit toezicht effectenverkeer 1995.
Artikel
12
Wijzigt het Besluit vrijgestelde onderlinge waarborgmaatschappijen 1994.
Artikel
13
Wijzigt het Overdrachtsbesluit Wet toezicht beleggingsinstellingen.
Artikel
14
Wijzigt het Overdrachtsbesluit Wet toezicht effectenverkeer 1995.
Artikel
15
Wijzigt het Besluit politieregisters.
Hoofdstuk
3
– Slotbepalingen
Artikel
16
Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.
Artikel
17
Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit integere bedrijfsvoering kredietinstellingen en verzekeraars.
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
's-Gravenhage
Beatrix
De Minister van Financiën, G.Zalm
De Minister van Justitie, J. P. H. Donner
Bijlage
A
bedoeld in artikel 8, eerste lid
Artikel 1
1. Het bedrag van de boete voor overtreding van de voorschriften gesteld bij en krachtens de artikelen 2, 3, 5 en 6 van dit besluit, bedraagt € 1815.
2. Het bedrag van de boete voor overtreding van de voorschriften, gesteld krachtens artikel 7 van dit besluit, bedraagt € 907.
Artikel 2
1. Indien een boete wordt opgelegd, is bij de vaststelling van de hoogte van de boete de volgende categorie-indeling naar balanstotaal van toepassing, met de daarbij behorende factor:
Categorie-indeling normgeadresseerden
Categorie I: kredietinstellingen met een balanstotaal van minder dan € 45 378 000; Factor: 1;
Categorie II: kredietinstellingen met een balanstotaal van ten minste € 45 378 000 maar minder dan € 453 780 000; Factor: 2;
Categorie III: kredietinstellingen met een balanstotaal van ten minste € 453 780 000 maar minder dan € 4 537 800 000; Factor: 3;
Categorie IV: kredietinstellingen met een balanstotaal van ten minste € 4 537 800 000 maar minder dan € 45 378 020 000; Factor: 4;
Categorie V: kredietinstellingen met een balanstotaal van ten minste € 45 378 020 000; Factor: 5.
2. De boete wordt vastgesteld door het bedrag, genoemd in artikel 1, eerste lid, onderscheidenlijk tweede lid, te vermenigvuldigen met de factor, behorende bij de categorie naar balanstotaal, bedoeld in het eerste lid.
3. Indien de gegevens omtrent het balanstotaal niet aan de Bank beschikbaar zijn gesteld, kan zij aan degene aan wie de boete wordt opgelegd verzoeken deze gegevens binnen een door haar te stellen termijn te verstrekken. Indien de betrokkene niet binnen de gestelde termijn voldoet aan dit verzoek, is bij de vaststelling van de hoogte van de boete categorie V van toepassing.
Bijlage
B
bedoeld in artikel 8, tweede lid
Artikel 1
1. Het bedrag van de boete voor overtreding van de voorschriften gesteld bij en krachtens de artikelen 2, 3, 5 en 6 van dit besluit, bedraagt € 1815.
2. Het bedrag van de boete voor overtreding van de voorschriften, gesteld krachtens artikel 7 van dit besluit, bedraagt € 907.
Artikel 2
1. Indien een boete wordt opgelegd, is bij de vaststelling van de hoogte van de boete de volgende categorie-indeling naar balanstotaal van toepassing, met de daarbij behorende factor:
Categorie-indeling normgeadresseerden
Categorie I: verzekeraars met een balanstotaal van minder dan € 4 538 000; factor: 1;
Categorie II: verzekeraars met een balanstotaal van ten minste € 4 538 000 maar minder dan € 22 689 000; factor: 2;
Categorie III: verzekeraars met een balanstotaal van ten minste € 22 689 000 maar minder dan € 113 445 000; factor: 3;
Categorie IV: verzekeraars met een balanstotaal van ten minste € 113 445 000 maar minder dan € 453 780 000; factor: 4;
Categorie V: verzekeraars met een balanstotaal van ten minste € 453 780 000; factor: 6
2. De boete wordt vastgesteld door het bedrag, genoemd in artikel 1, eerste lid, onderscheidenlijk tweede lid, te vermenigvuldigen met de factor, behorende bij de categorie naar balanstotaal, bedoeld in het eerste lid.
3. Indien de gegevens omtrent het balanstotaal niet aan de Pensioen- & Verzekeringskamer beschikbaar zijn gesteld, kan zij aan degene aan wie de boete wordt opgelegd verzoeken deze gegevens binnen een door haar te stellen termijn te verstrekken. Indien de betrokkene niet binnen de gestelde termijn voldoet aan dit verzoek, is bij de vaststelling van de hoogte van de boete categorie V van toepassing.
Bijlage
C
bedoeld in artikel 8, derde lid
Artikel 1
1. Het bedrag van de boete voor overtreding van de voorschriften gesteld bij en krachtens de artikelen 2, 3, 5 en 6 van dit besluit, bedraagt € 1815.
2. Het bedrag van de boete voor overtreding van de voorschriften, gesteld krachtens artikel 7 van dit besluit, bedraagt € 907.
Artikel 2
1. Indien een boete wordt opgelegd, is bij de vaststelling van de hoogte van de boete de volgende categorie-indeling naar balanstotaal van toepassing, met de daarbij behorende factor:
Categorie-indeling normgeadresseerden
Categorie I: schadeverzekeraars met een balanstotaal van minder dan € 4 538 000 en levensverzekeraars met een balanstotaal van minder dan € 13 613 000; factor: 1;
Categorie II: schadeverzekeraars met een balanstotaal van ten minste € 4 538 000 maar minder dan € 22 689 000 en levensverzekeraars met een balanstotaal van ten minste € 13 613 000 maar minder dan € 68 067 000; factor: 2;
Categorie III: schadeverzekeraars met een balanstotaal van ten minste € 22 689 000 maar minder dan € 113 445 000 en levensverzekeraars met een balanstotaal van ten minste € 68 067 000 maar minder dan € 340 335 000; factor: 3;
Categorie IV: schadeverzekeraars met een balanstotaal van ten minste € 113 445 000 maar minder dan € 453 780 000 en levensverzekeraars met een balanstotaal van ten minste € 340 335 000 maar minder dan € 1 361 340 000; factor: 4;
Categorie V: schadeverzekeraars met een balanstotaal van ten minste € 453 780 000 en levensverzekeraars met een balanstotaal van ten minste € 1 361 340 000; factor: 6.
2. De boete wordt vastgesteld door het bedrag, genoemd in artikel 1, eerste lid, onderscheidenlijk tweede lid, te vermenigvuldigen met de factor, behorende bij de categorie naar balanstotaal, bedoeld in het eerste lid.
3. Indien de gegevens omtrent het balanstotaal niet aan de Pensioen- & Verzekeringskamer beschikbaar zijn gesteld, kan zij aan degene aan wie de boete wordt opgelegd verzoeken deze gegevens binnen een door haar te stellen termijn te verstrekken. Indien de betrokkene niet binnen de gestelde termijn voldoet aan dit verzoek, is bij de vaststelling van de hoogte van de boete categorie V van toepassing.