Regeling van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 15 oktober 2003 nr. EZT/5003907.JZ, houdende regels omtrent het gebruik van frequentieruimte zonder vergunning en de aanwijzing van categorieën radiozendapparaten, bedoeld in artikel 3.4, eerste lid, onderdeel a, van de Telecommunicatiewet (Regeling gebruik van frequentieruimte zonder vergunning)

Regeling gebruik van frequentieruimte zonder vergunning

De Staatssecretaris van Economische Zaken,

Besluit:

Artikel

1

De gebruiker van frequentieruimte waarvoor geen vergunning is vereist, zorgt ervoor dat door het gebruik van het gewenste signaal van het radiozendapparaat geen storing of belemmering wordt veroorzaakt in andere radiozendapparaten dan wel in overige elektrische of elektronische apparaten.

Artikel

2

Artikel

4

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling gebruik van frequentieruimte zonder vergunning.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag
De Minister van Economische Zaken, L.J.Brinkhorst

Bijlage

1

behorend bij artikel 2, eerste lid, onder c

Koordloze telefoons

A

Vast gedeelte

Draagbaar gedeelte

Kanaal nr.

31,0375

31,0625

31,0875

31,1125

31,1375

31,1625

31,1875

31,2125

31,2375

31,2625

31,2875

31,3125

39,9375

39,9625

39,9875

40,0125

40,0375

40,0625

40,0875

40,1125

40,1375

40,1625

40,1875

40,2125

1

2

3

4

5

6

7

8

9

10

11

12

10 mW e.r.p.

25 kHz

fase- of

frequentie-

modulatie

(F3E en G3E)

B 1 Na 31 december 2008 zijn de frequenties onder sub b en c niet meer beschikbaar voor koordloze telefonie.

Vast gedeelte

Draagbaar gedeelte

Kanaal nr.

Vermogen

Kanaalbreedte

Modulatie

914,0125

914,0375

914,0625

|

|

|

914,9375

914,9625

914,9875

959,0125

959,0375

959,0626

|

|

|

959,9375

959,9625

959,9875

1

2

3

|

|

|

38

39

40

10 mW e.r.p.

25 kHz

fase- of frequentie-

modulatie

(F3E en G3E)

C 1 Na 31 december 2008 zijn de frequenties onder sub b en c niet meer beschikbaar voor koordloze telefonie.

Werkfrequentie

(MHz)

Kanaal nr.

Vermogen

Kanaalbreedte

Modulatie

864,150

864,250

864,350

867,850

867,950

868,050

1

2

3

38

39

40

10 mW

e.r.p.

100 kHz

2-level FSK

A

1881,792

1883,520

1885,248

1886,976

1888,704

1890,432

1892,160

1893,888

1895,616

1897,344

250 mW e.r.p.

1,728 MHz

GFSK of

Π/2-DBPSK of

Π/4-DQPSK of

Π/8-D8PSK

Bijlage

2

behorend bij artikel 2, eerste lid, onder d

CB-apparatuur

A

26,965

26,975

26,985

27,005

27,015

27,025

27,035

27,055

27,065

27,075

27,085

27,105

27,115

27,125

27,135

27,155

27,165

27,175

27,185

27,205

27,215

27,225

27,235

27,245

27,255

27,265

27,275

27,285

27,295

27,305

27,315

27,325

27,335

27,345

27,355

27,365

27,375

27,385

27,395

27,405

1

2

3

4

5

6

7

8

9

10

11

12

13

14

15

16

17

18

19

20

21

22

24

25

23

26

27

28

29

30

31

32

33

34

35

36

37

38

39

40

4 W Peak

Envelope Power

(DSB: 1 Watt carrier power)

10 kHz

FM, DSB, SSB

(F3E of G3E, A3E en J3E)

Bijlage

3

behorend bij artikel 2, eerste lid, onder g

Apparatuur die onderdeel is van een besloten digitaal netwerk ten behoeve van trunking

Indien de radiozendapparaten behoren tot een digitaal radionetwerk met dynamische frequentietoewijzing ten behoeve waarvan een vergunning is verleend voor het gebruik van frequentieruimte is het toegestaan om, voor directe communicatie tussen de radiozendapparaten onderling, gebruik te maken van:

A

445,2–445,3 MHz

1 W e.r.p.

25 kHz

Bijlage

4

behorend bij artikel 2, eerste lid, onder h

PMR 446-apparatuur

A

446,0–446,2 MHz

500 mW e.r.p.

6,25 of 12,5 kHz

Bijlage

5

behorend bij artikel 2, eerste lid, onder i, van de Regeling gebruik van frequentieruimte zonder vergunning

Randapparaten, zijnde satellietgrondstations

A

14,00–14,50 GHz1De randapparaten mogen uitsluitend gebruikt worden op een afstand van ten minste 500 meter buiten de begrenzing van een luchtvaartterrein als bedoeld in de Luchtvaartwet.2Voor randapparaten aan boord van vliegtuigen geldt:dat gebruik niet is toegestaan tijdens opstijgen, landen en taxiën van het vliegtuig;dat het gebruik aan de gate van de luchthaven is toegestaan.

29,50–30,00 GHz1De randapparaten mogen uitsluitend gebruikt worden op een afstand van ten minste 500 meter buiten de begrenzing van een luchtvaartterrein als bedoeld in de Luchtvaartwet.

50 dBW e.i.r.p.3Het maximaal toegestane uitgangsvermogen van het randapparaat is 2 Watt.

Bijlage

6

behorend bij artikel 2, eerste lid, onder j

Randapparaten voor mobiele communicatie via ionisatiesporen van meteoren

A

39,00–39,20 MHz

50 W e.r.p.

25 kHz

1een maximale uitzendtijd van 100 milliseconden en een minimale wachttijd van 10 seconden, met een totaal van 24 uitzendingen per 24 uur.

Bijlage

7

behorend bij artikel 2, eerste lid, onder k

GSM basisstations aan boord van luchtvaartuigen

A

1805–1880 MHz

B

1710–1785 MHz

Bijlage

8

behorend bij artikel 2, eerste lid, onder l

Categorie 1

Radiozendapparaten bestemd voor telemetrie, telecommand, alarmering, data in het algemeen, en andere soortgelijke toepassingen

A

6765–6795 kHz

42 dBµA/m op

10 m afstand

B

13,553–13,567 MHz

42 dBµA/m op

10 m afstand

C

26,957–27,283 MHz

42 dBµA/m op

10 m afstand of

10 mW e.r.p.

D

40,660–40,700 MHz

10 mW e.r.p.

E

433,050–434,790 MHz

10 mW e.r.p.

< 10 %

e1

433,050–434,790 MHz

1 mW e.r.p.2)Voor breedband kanalen is de vermogensdichtheid begrensd op –13 dBm/10 kHz

e2

434,040–434,790 MHz

10 mW e.r.p.

25 kHz

F

868,000–868,600 MHz

25 mW e.r.p.

< 1,0 %

G

868,700–869,200 MHz

25 mW e.r.p.

< 0,1 %

H

869,300–869,400 MHz

10 mW e.r.p.

25 kHz

I

869,400–869,650 MHz

500 mW e.r.p.

25 kHz 1De gehele frequentieband mag eveneens worden gebruikt als 1 enkel kanaal voor dataoverdracht met hoge transmissiesnelheid.

< 10 %

K

869,700–870,000 MHz

5 mW e.r.p.

L

2400–2483,5 MHz

10 mW e.i.r.p.

M

5725–5875 MHz

25 mW e.i.r.p.

N

24,00–24,25 GHz

100 mW e.i.r.p.

O

61,0–61,5 GHz

100 mW e.i.r.p.

P

122–123 GHz

100 mW e.i.r.p.

Q

244–246 GHz

100 mW e.i.r.p.

Categorie 2

Radiozendapparaten bestemd voor spoorweg gerelateerde toepassingen (Automatic Vehicle Identification (AVI))

A

2446–2454 MHz1Uitzendingen mogen alleen plaatsvinden ter identificatie van een trein.

500 mW e.i.r.p.

25 kanalen, elk van 1,5 MHz breed, in de band 2446–2454 MHz.

B

27,095 MHz3De signalen mogen worden uitgezonden in het frequentiegebied zoals is weergegeven in figuur 1 met de daarbij behorende vermogenslimieten voor magnetische veldsterkte.

42 dBµA/m op

10 m afstand

C

4515 kHz1Uitzendingen mogen alleen plaatsvinden ter identificatie van een trein.4De signalen mogen worden uitgezonden in het frequentiegebied zoals is weergegeven in figuur 2 met de daarbij behorende vermogenslimieten voor magnetische veldsterkte.

7 dBµA/m op

10 m afstand

Figuur 1: Maximale magnetische veldsterkte op 10 meter meetafstand (o.a. Eurobalise).
Figuur 2: Maximale magnetisch veldsterkte op 10 meter meetafstand gemeten in een 10 kHz bandbreedte (o.a. Euroloop uplink).

Categorie 3

Radiozendapparaten bestemd voor breedband datasystemen

A

2400–2483,5 MHz

100 mW e.i.r.p. 1Voor ‘direct spread spectrum’ is de maximum spectrale vermogensdichtheid begrensd op –20 dBW/1 MHZ. Voor ‘frequency hopping spread spectrum’is de maximale vermogensdichtheid begrensd op –10 dBW/100 kHz.

Categorie 4

Radiozendapparaten bestemd voor breedband toegangssystemen (data) inclusief Local Area Netwerken, RLANs

A

5150–5250 MHz3Alleen het gebruik binnenshuis is toegestaan, dat wil zeggen het gebruik in een gebouw met inbegrip van hiermee gelijk te stellen ruimten, zoals luchtvaartuigen, waarbinnen een signaal normaliter dermate wordt afgeschermd dat in de nodige mitigatie wordt voorzien om frequentiedeling met andere diensten mogelijk te maken.

200 mW e.i.r.p1Het zendvermogen wordt met TPC (Transmitter Power Control) geregeld, waardoor er gemiddeld een mitigatiefactor wordt verkregen van ten minste 3 dB op het maximale toegestane outputvermogen van een systeem. Indien er geen gebruik van TPC wordt gemaakt, wordt de maximaal toegestane gemiddelde e.i.r.p. en de corresponderende maximale dichtheid van de gemiddelde e.i.r.p. met 3 dB gereduceerd. Er dienen mitigatietechnieken te worden gehanteerd die ten minste dezelfde mate van bescherming geven als de detectie-, operationele en responsvereisten zoals beschreven in de norm EN 301 893, ten einde een werking te verzekeren die met radiodeterminatiesystemen verenigbaar is.

10 mW/MHz

B

5250–5350 MHz1Het zendvermogen wordt met TPC (Transmitter Power Control) geregeld, waardoor er gemiddeld een mitigatiefactor wordt verkregen van ten minste 3 dB op het maximale toegestane outputvermogen van een systeem. Indien er geen gebruik van TPC wordt gemaakt, wordt de maximaal toegestane gemiddelde e.i.r.p. en de corresponderende maximale dichtheid van de gemiddelde e.i.r.p. met 3 dB gereduceerd. Er dienen mitigatietechnieken te worden gehanteerd die ten minste dezelfde mate van bescherming geven als de detectie-, operationele en responsvereisten zoals beschreven in de norm EN 301 893, ten einde een werking te verzekeren die met radiodeterminatiesystemen verenigbaar is.

200 mW e.i.r.p2Dit is het maximum gemiddelde e.i.r.p., hiermee wordt het e.i.r.p. bedoeld van een burst uitzending met de hoogste instelling van het uitgangsvermogen van de zender indien een vorm van Transmitter Power Control is geïmplementeerd.

10 mW /MHz

C

5470–5725 MHz1Het zendvermogen wordt met TPC (Transmitter Power Control) geregeld, waardoor er gemiddeld een mitigatiefactor wordt verkregen van ten minste 3 dB op het maximale toegestane outputvermogen van een systeem. Indien er geen gebruik van TPC wordt gemaakt, wordt de maximaal toegestane gemiddelde e.i.r.p. en de corresponderende maximale dichtheid van de gemiddelde e.i.r.p. met 3 dB gereduceerd. Er dienen mitigatietechnieken te worden gehanteerd die ten minste dezelfde mate van bescherming geven als de detectie-, operationele en responsvereisten zoals beschreven in de norm EN 301 893, ten einde een werking te verzekeren die met radiodeterminatiesystemen verenigbaar is.

1 W e.i.r.p.2Dit is het maximum gemiddelde e.i.r.p., hiermee wordt het e.i.r.p. bedoeld van een burst uitzending met de hoogste instelling van het uitgangsvermogen van de zender indien een vorm van Transmitter Power Control is geïmplementeerd.

50 mW /MHz

D

17,1–17,3 GHz

100 mW e.i.r.p.

Categorie 5

Radiozendapparaten bestemd voor wegtransport en verkeerstelematica

A

63–64 GHz 1Beschikbaar voor ‘voertuig naar voertuig’ en ‘weg naar voertuig’ systemen.

nog vast te stellen

B

76–77 GHz 2Beschikbaar voor voertuig radarsystemen.

315 W (55 dBm)

e.i.r.p. piek

vermogen 3Het gemiddelde vermogen mag maximaal 100 W (50 dBm) e.i.r.p. bedragen en voor een pulserende radar mag het gemiddelde vermogen maximaal 223 mW (23,5 dBm) bedragen.

Categorie 6

Radiozendapparaten bestemd voor bewegingsdetectie en signalering

A

2400–2483,5 MHz

25 mW e.i.r.p.

B

9200–9500 MHz

25 mW e.i.r.p.

C

9500–9975 MHz

25 mW e.i.r.p.

D

10,5–10,6 GHz

500 mW e.i.r.p.

E

13,4–14,0 GHz

25 mW e.i.r.p.

F

24,05–24,25 GHz

100 mW e.i.r.p.

Categorie 7

Radiozendapparaten bestemd voor alarmering

Alarmering voor beveiliging en veiligheid

A

868,60–868,70 MHz

10 mW e.r.p.

25 kHz1De gehele frequentieband mag eveneens zonder vergunning worden gebruikt als één enkel kanaal voor data-overdracht met hoge transmissiesnelheid.

< 0,1%

B

869,25–869,30 MHz

10 mW e.r.p.

25 kHz

< 0,1%

C

869,65–869,70 MHz

25 mW e.r.p.

25 kHz

< 10%

Sociale Alarmering

D

869,20–869,25 MHz

10 mW e.r.p.

25 kHz

< 0,1%

E

169,4750–169,4875 MHz

500 mW e.r.p.

12,5 kHz

F

169,5875-169,6000 MHz

500 mW e.r.p.

12,5 kHz

Categorie 8

Radiozendapparaten bestemd voor actieve medische implantaten met een extreem laag vermogen

A

402–405 MHz

25 µW e.r.p.

25 kHz 1Individuele zendinrichtingen kunnen aansluitende kanalen samenvoegen om een toename van de bandbreedte te verkrijgen tot een maximum van 300 kHz.

B

9–315 kHz

30 dBµA/m op

10 m afstand

< 10%

Categorie 9

Radiozendapparaten bestemd voor draadloze audio-overdracht

A

863–865 MHz

10 mW e.r.p.

B

864,8–865 MHz

10 mW e.r.p.

50 kHz

C

87,5-108 MHz

50 nW e.r.p.

200 kHz

Categorie 10

Radiozendapparaten bestemd voor oproepsystemen

A

26,500

26,600

26,700

26,800

26,900

500 mW e.r.p.

25 kHz

Categorie 11

Radiozendapparaten bestemd voor laagvermogen draadloze audioverbindingen

A

36,600–36,800

37,000–37,200

37,480–37,6001Voor deze frequentieband geldt een maximale kanaalbreedte van 50 kHz.

37,800–38,000

38,200–38,400

38,600–38,800

10 mW e.r.p.

200 kHz

Fase- of frequentie modulatie of amplitude modulatie met constante draaggolf

B

863–865 MHz

10 mW e.r.p.

-

C

195–202 MHz

50 mW e.r.p.

200 kHz

FM2Frequentie Modulatie (FM) of een vergelijkbare modulatietechniek met een constante draaggolf zoals Gaussian Filtered Minimum Shift Keying (GMSK) of Generalized Tamed Frequency Modulation (GTFM).

D

470–557 MHz

630–637 MHz

638–701 MHz

702–790 MHz

806–814 MHz

814–846 MHz

50 mW e.r.p.

200 kHz

FM2Frequentie Modulatie (FM) of een vergelijkbare modulatietechniek met een constante draaggolf zoals Gaussian Filtered Minimum Shift Keying (GMSK) of Generalized Tamed Frequency Modulation (GTFM).

E

1785–1800 MHz

50 mW e.r.p.

600 kHz

Microfonen voor hulpbehoevenden

F

173,965–174,015 MHz

2 mW e.r.p.

50 kHz

G

169,4000–169,4750 MHz

500 mW e.r.p.

12,5 of 50 kHz

H

169,4875-169,5875 MHz

500 mW e.r.p.

50 kHz

Categorie 12

Radiozendapparaten bestemd voor modelbesturing

A

26,995

27,045

27,095

27,145

27,195

100 mW e.r.p.

10 kHz

B

40,665

40,675

40,685

40,695

100 mW e.r.p.

10 kHz

C

30,085

30,095

30,105

30,115

30,185

30,195

100 mW e.r.p.

10 kHz

D

40,715

40,725

40,735

40,765

40,775

40,785

40,815

40,825

40,835

40,865

40,875

40,885

40,915

40,925

40,935

40,965

40,975

40,985

100 mW e.r.p.

10 kHz

A

34,995–35,225 MHz 1Het gebruik van deze frequentieband is exclusief voorbehouden aan de besturing van vliegende modellen.

100 mW e.r.p.

10 kHz

Categorie 13

Radiozendapparaten bestemd voor inductieve systemen

A

9–59,750 kHz

72 dBµA/m op 10 m afstand1Vanaf 30 kHz met een afname van 3 dB/octaaf.

B

59,750–60,250 kHz

42 dBµA/m op 10 m afstand

C

60,250–70 kHz

72 dBµA/m op 10 m afstand1Vanaf 30 kHz met een afname van 3 dB/octaaf.

D

70–119 kHz

42 dBµA/m op 10 m afstand

E

119–135 kHz

72 dBµA/m op 10 m afstand1Vanaf 30 kHz met een afname van 3 dB/octaaf.

E1

135–140 kHz

42 dBµA/m op 10 m afstand

E2

140–148,5 kHz

37,7 dBµA/m op 10 m afstand

F1

6615 – 6765 kHz

9 dBµA/m op 10 m afstand

F2

6765–6795 kHz

42 dBµA/m op 10 m afstand

F3

6795–6945 kHz

9 dBµA/m op 10 m afstand

G

7400–8800 kHz

9 dBµA/m op 10 m afstand

H1

13,403–13,553 MHz

9 dBµA/m op 10 m afstand

H2

13,553–13,567 MHz

42 dBµA/m op 10 m afstand

H3

13,553–13,567 MHz1)

60 dBµA/m op 10 m afstand

H4

13,567–13,712 MHz

9 dBµA/m op 10 m afstand

I

26,957–27,283 MHz

42 dBµA/m op 10 m afstand

J

10,2–11 MHz

9 dBµA/m op 10 m afstand

K

3155–3400 kHz

13,5 dBµA/m op 10 m afstand

L

148,5-5000 kHz

–15 dBµA/m per 10 kHz op 10 m afstand2 De maximaal toelaatbare veldsterkte voor toepassingen met een bandbreedte groter dan 10 kHz is -5 dBµA/m op een afstand van 10 meter. Daarbij moet de vermogensdichtheid altijd kleiner zijn dan -15 dBµA/m per 10 kHz op 10 meter afstand.

M

5-30 MHz

–20 dBµA/m per 10 kHz op 10 m afstand3 De maximaal toelaatbare veldsterkte voor toepassingen met een bandbreedte groter dan 10 kHz is -5 dBµA/m op een afstand van 10 meter. Daarbij moet de vermogensdichtheid altijd kleiner zijn dan -20 dBµA/m per 10 kHz op 10 meter afstand.

N

400 – 600 kHz1Alleen voor identificatietoepassingen.

–8 dBµA/m per 10 kHz op 10 m afstand4De maximaal toelaatbare veldsterkte voor toepassingen met een bandbreedte groter dan 10 kHz is -5 dBµA/m op een afstand van 10 meter. Daarbij moet de vermogensdichtheid altijd kleiner zijn dan -8 dBµA/m per 10 kHz op 10 meter afstand.5De gebruikte bandbreedte moet groter zijn dan 30 kHz.

Categorie 14

Radiozendapparaten bestemd voor identificatie toepassingen (RFID)

A

2446–2454 MHz

500 mW e.i.r.p.

B

2446–2454 MHz

4W e.i.r.p.1Alleen binnenshuis. De veldsterkte op 10 m afstand van het gebouw mag niet groter zijn dan de veldsterkte die geproduceerd zou worden door een zendapparaat met 500 mW e.i.r.p. gemonteerd buiten op het gebouw en eveneens gemeten op 10 m afstand. Indien het gebouw bestaat uit diverse panden zoals bijvoorbeeld een winkelcentrum dan wordt de referentie veldsterkte bepaald buiten het pand van de gebruiker.

< 15%2Gemeten over een periode van 200 ms (30 ms aan /170 ms uit).

C

865–865,6 MHz

100 mW e.r.p.

200 kHz

3Het gebruik van de radiozendapparaten dient zodanig te zijn dat geen ontoelaatbare belemmeringen worden veroorzaakt aan andere frequentiegebruikers in die band. Daartoe dienen passende storingsbeperkende methodieken, zoals bijvoorbeeld ‘Listen Before Talk’, te worden toegepast.

D

865,6–867,6 MHz

2 W e.r.p.

200 kHz

3Het gebruik van de radiozendapparaten dient zodanig te zijn dat geen ontoelaatbare belemmeringen worden veroorzaakt aan andere frequentiegebruikers in die band. Daartoe dienen passende storingsbeperkende methodieken, zoals bijvoorbeeld ‘Listen Before Talk’, te worden toegepast.

E

867,6–868 MHz

500 mW e.r.p.

200 kHz

3Het gebruik van de radiozendapparaten dient zodanig te zijn dat geen ontoelaatbare belemmeringen worden veroorzaakt aan andere frequentiegebruikers in die band. Daartoe dienen passende storingsbeperkende methodieken, zoals bijvoorbeeld ‘Listen Before Talk’, te worden toegepast.

Categorie 15

Radiozendapparaten bestemd voor het opsporen van lawineslachtoffers

A

457 kHz

7 dBµA/m op

10 m afstand

Categorie 16

Radiozendapparaten bestemd voor vaste verbindingen

A

57,2–58,2 GHz

15 dBW e.i.r.p.

Categorie 17

Radiozendapparaten bestemd voor korte-afstandsradarsystemen in voertuigen

A

77–81 GHz

55 dBm e.i.r.p. piekvermogen

– 3 dBm/MHz e.i.r.p.2De maximum gemiddelde spectrale vermogensdichtheid van 1 korte afstandsradarsysteem is buiten het voertuig begrensd op – 9 dBm/MHz e.i.r.p.

B

22–26,65 GHz

– 41,3 dBm/MHz e.i.r.p.3De piekvermogensdichtheid is maximaal 0 dBm/50 MHz e.i.r.p.4In de band 23,6–24 GHz moet het signaalniveau 30 graden boven horizontale vlak minimaal 25 dB onderdrukt zijn voor apparatuur die voor 2010 op de markt is gebracht. Voor apparatuur die later op de markt is gebracht geldt een onderdrukking van 30 dB.

C

21,65–22 GHz

– 61,3 dBm/MHz e.i.r.p.3De piekvermogensdichtheid is maximaal 0 dBm/50 MHz e.i.r.p.

D

24,05–24,25 GHz

20 dBm e.i.r.p. piekvermogen5Voor piekvermogens groter dan – 10dBm e.i.r.p. is de duty-cycle beperkt tot maximaal 10%.

Categorie 18

Radiozendapparaten bestemd voor toezicht, meting en besturing van nutssystemen

A

169,4000–169,4750 MHz

500 mW e.r.p.

12,5 kHz

< 10%

Categorie 19

Radiozendapparaten bestemd voor opsporing- en goederenvolgsystemen

A

169,4000–169,4750 MHz

500 mW e.r.p.

12,5 kHz

< 1%

Bijlage

9

behorend bij artikel 2, eerste lid, onder m

Radiozendapparaten die gebruikmaken van ultrabreedbandtechnologie (UWB)

De apparatuur voldoet aan de in de tabel vermelde voorwaarden en wordt binnenshuis gebruikt. De apparatuur mag tevens buitenshuis worden gebruikt zolang zij niet is bevestigd aan een vaste installatie, een vaste infrastructuur, een vaste buitenantenne, een voertuig of een spoorwegvoertuig. Voor de definities van de begrippen ‘binnenshuis’, ‘voertuig’ en ‘spoorwegvoertuig’ zij verwezen naar artikel 2 van de beschikking van de Commissie van 21 februari 2007 inzake ultrabreedbandtechnologie (2007/131/EG).

A

Lager dan 1,6

–90,0

–50,0

B

1,6 tot 3,4

–85,0

-45,0

C

3,4 tot 3,8

–85,0

–45,0

D

3,8 tot 4,2

–70,0

–30,0

E

4,2 tot 4,8

–41,3 (tot 31 december 2010)

0,0 (tot 31 december 2010)

–70,0 (na 31 december 2010)

–30,0 (na 31 december 2010)

F

4,8 tot 6,0

–70,0

–30,0

G

6,0 tot 8,5

–41,3

0,0

H

8,5 tot 10,6

–65,0

–25,0

I

Hoger dan 10,6

–85,0

–45,0

Passende mitigatietechnieken

Een maximale gemiddelde e.i.r.p.-dichtheid van –41,3 dBm/MHz is toegestaan in de banden 3,4–4,8 GHz voor zover een ‘low duty cycle’-beperking wordt toegepast waarin de som van alle verzonden signalen elke seconde minder dan 5% en elk uur minder dan 0,5% van de tijd in beslag neemt, en voor zower elk verzonden signaal niet meer dan 5 ms in beslag neemt.

Apparatuur die gebruikmaakt van de ultrabreedbandtechnologie mag het radiospectrum ook gebruiken, voor zover andere dan de in de eerste alinea vermelde passende mitigatietechnieken, die tot gevolg hebben dat de apparatuur een beschermingsniveau bereikt dat minstens gelijkwaardig is aan het niveau dat door de beperkingen in de tabel wordt bereikt, worden toegepast.

Aanhangsel bij de bijlagen 1 tot en met 9

Opmerkingen bij de tabellen

Vermogen

• e.r.p. (Effective Radiated Power) is het effectief uitgestraald vermogen van de zendinrichting ten op zichte van een halve golf dipool.

• e.i.r.p. (Equivalent Isotropically Radiated Power) is het effectief uitgestraald vermogen van de zendinrichting ten opzichte van een isotrope straler.

Kanaalraster

• Indien er een kanaalraster binnen een frequentieband van toepassing is, grenst het eerste kanaal aan de laagst genoemde frequentie. De centrale frequentie van het eerste radiokanaal bevindt zich een half raster-kanaal hoger in frequentie.

• De breedte van het kanaal is gelijk aan de gestelde waarde voor het kanaalraster.

Kanaalbreedte

• De maximale kanaalbreedte wordt gespecificeerd, kleinere kanaalbreedten zijn dus toegestaan

• Binnen de gestelde frequentieband mag de gebruiker zelf de werkfrequenties bepalen, daarbij rekening houdend met de gekozen kanaalbreedte.

Duty-cycle

De duty-cycle is gedefinieerd als de verhouding, uitgedrukt in een percentage, tussen de maximale uitzendtijd op 1 of meer frequenties relatief ten opzichte van een periode van 1 uur.

Indien erg geen duty-cycle is genoemd dan is iedere duty-cycle mogelijk.

< 0,1 %

0,72

0,72

Bijvoorbeeld: 5 uitzendingen van 0,72 seconden binnen het uur

< 1,0 %

3,6

1,8

Bijvoorbeeld: 10 uitzendingen van 3,6 seconden binnen het uur

< 10 %

36

3,6

Bijvoorbeeld: 10 uitzendingen van 36 seconden binnen het uur