Regeling HAP

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Besluit:

Artikel

1

De afschrijvingstermijnen voor de materiële vaste activa luiden als volgt:

1. Grond

geen

2. Huisvesting

2.1 Standaard-gebouwen/ casco

35 jaar

2.2 Verbouwingen

a. met als oogmerk de levensduur te

verlengen

a. Op basis van de verlengde levensduur

b. zonder oogmerk de levensduur te

verlengen

b. Op basis van de resterende levensduur

2.3 Installaties

15 jaar

2.4 Inrichting gebouwen / inventaris

10 jaar

3. Vervoer

3.1 opvallende auto’s / motoren

3 jaar

3.2 onopvallende auto’s / motoren

5 jaar

3.3 ME-voertuigen

10 jaar

3.4 zeegaande vaartuigen

a. romp (staal)

20 jaar

b. romp (kunststof / aluminium)

10 jaar

c. inbouw

10 jaar

d. overige onderdelen

4 jaar

3.5 overige vaartuigen

10 jaar

4. Verbindingen en automatisering

4.1 Radiobediensystemen

(vaste apparatuur)

10 jaar

4.2 Mobiele apparatuur

a. mobilofoons

a. 7 jaar

b. portofoons

b. 5 jaar

4.3 pc’s en randapparatuur

3 jaar

4.4 Windows based terminals (WBT’s)

5 jaar

4.5 Servers

5 jaar

4.6 Software

3 jaar

4.7 Netwerken / bekabeling

a. inpandig

a. 5 jaar

b. uitpandig

b. 10 jaar

Artikel

2

Artikel

3

Artikel

4

Onder de financiële vaste activa wordt opgenomen de netto-vermogenswaarde (het saldo van bezittingen en schulden) van alle samenwerkingsverbanden waarin het regionaal politiekorps deelneemt, zowel van bovenregionale als van interregionale aard.

Artikel

5

Beleggingen van liquide middelen in welke vorm ook worden opgenomen onder de post liquide middelen.

Artikel

6

De balans bevat de volgende voorzieningen:

  • 1.

    een Voorziening Tijdelijke Ouderenregeling (TOR).

    De omvang van deze voorziening wordt per balansdatum als volgt berekend:

    A x B x C + D – E, waarin:

    A = het aantal personen dat in de jaren waarvoor de TOR van kracht is, naar verwachting van de TOR gebruik maakt;

    B = de periode gedurende welke de personen onder A gebruik maken van de TOR;

    C = het salarisniveau, inclusief sociale lasten, van de personen onder A volgens de begroting, respectievelijk, in voorkomend geval, de jaarrekening;

    D = de kosten van het verlof, inclusief sociale lasten, voorafgaand aan de postactieve periode;

    E = de bijdrage die voor de personen onder A van het Rijk als bijzondere bijdrage wordt ontvangen als tegemoetkoming in de kosten van de TOR;

  • 2.

    een Voorziening wachtgelden/WW.

    Deze voorziening wordt als volgt berekend:

    P x Q x R, waarin:

    P = het aantal personen per balansdatum dat recht heeft op een uitkering als vervat in een wachtgeldregeling/WW;

    Q = de periode gedurende welke de personen onder P gebruik maken van de wachtgeldregeling/WW;

    R = het salarisniveau van de personen onder P volgens de begroting, respectievelijk, in voorkomend geval, de jaarrekening;

  • 3.

    een Voorziening periodiek onderhoud huisvesting. Aan deze voorziening ligt een door het Regionaal College goedgekeurd meerjarig onderhoudsplan ten grondslag.

Artikel

7

Artikel

8

Artikel

9

Artikel

10

Een voordelig, respectievelijk nadelig effect als gevolg van de herziening van de afschrijvingstermijnen over het reeds verstreken deel van de afschrijvingsperiode, genoemd in artikel 1, wordt ten gunste, respectievelijk ten laste van de reserve waardeverschillen gebracht.

Artikel

11

Artikel

12

Artikel

13

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling HAP

Artikel

14

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2003.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Binnenlandse Zaken en KoninkrijksrelatiesJ.W.Remkes