Regeling van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 4 februari 2004, nr. DGM/KVI 2003131735, houdende regels met betrekking tot subsidies op het gebied van milieugerichte technologie (Subsidieregeling milieugerichte technologie)

Subsidieregeling milieugerichte technologie

De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

Besluit:

Hoofdstuk

1

Algemene bepalingen

Artikel

1.1

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    de minister: de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer;

  • b.

    groep: economische eenheid, waarin organisatorisch zijn verbonden:

    • 1°.

      een natuurlijke persoon of privaatrechtelijke rechtspersoon die direct of indirect:

      • meer dan de helft van het geplaatste kapitaal verschaft aan één of meer rechtspersonen of vennootschappen;

      • volledig aansprakelijk vennoot is van één of meer rechtspersonen of vennootschappen, of

      • overwegende zeggenschap heeft over één of meer rechtspersonen of vennootschappen, en

    • 2°.

      rechtspersonen of vennootschappen;

  • c.

    de milieuverdienste: het belang van een project voor de vermindering van de belasting van het milieu;

  • d.

    fundamenteel onderzoeksproject: samenhangend geheel van activiteiten, gericht op het vermeerderen van algemene wetenschappelijke of technische kennis ten aanzien van een product, apparaat, systeem of techniek zonder industriële of commerciële doelstellingen;

  • e.

    industrieel haalbaarheidsproject: samenhangend geheel van activiteiten, bestaande uit een analyse en beoordeling van de mogelijkheden om een product, apparaat, systeem of techniek te ontwikkelen;

  • f.

    industrieel onderzoeksproject: samenhangend geheel van activiteiten, gericht op het opdoen van nieuwe kennis met als doel die kennis te gebruiken bij:

    • 1°.

      het ontwikkelen van een nieuw product, apparaat, systeem of een nieuwe techniek, of

    • 2°.

      het aanmerkelijk verbeteren van een bestaand product, apparaat, systeem of een bestaande techniek;

  • g.

    preconcurrentieel haalbaarheidsproject: samenhangend geheel van activiteiten, gericht op een analyse en beoordeling van de mogelijkheden om een product, apparaat, systeem of techniek in de praktijk toe te passen;

  • h.

    preconcurrentieel ontwikkelingsproject: samenhangend geheel van activiteiten, gericht op de omzetting van de resultaten van industrieel onderzoek in plannen, schema’s of ontwerpen voor een nieuw, gewijzigd of verbeterd product, apparaat of systeem of een nieuwe, gewijzigde of verbeterde techniek;

  • i.

    demonstratieproject: samenhangend geheel van activiteiten die een technisch en economisch risico inhouden, gericht op het bij de subsidieaanvrager treffen van technische of beheersmatige voorzieningen met behulp van:

    • 1°.

      voor Nederland nieuwe producten, apparaten, systemen of technieken, of

    • 2°.

      een voor Nederland nieuwe toepassing van producten, apparaten, systemen of technieken, alsmede de daarmee samenhangende activiteiten, bestemd voor het demonstreren van voorzieningen en de daarmee behaalde resultaten met inbegrip van het verstrekken van gegevens aan de minister ten behoeve van de verspreiding van kennis omtrent aard en resultaten van de voorzieningen;

  • j.

    marktintroductieproject: samenhangend geheel van activiteiten, gericht op het in Nederland bij de subsidieaanvrager treffen van technische of beheersmatige voorzieningen met behulp van producten, apparaten, systemen of technieken, die:

    • 1°.

      reeds eerder zijn gedemonstreerd, maar waarvan de toepassing in Nederland nog niet gebruikelijk is, en

    • 2°.

      een verdergaande bescherming van het milieu bieden dan het beschermingsniveau dat wordt bereikt indien uitsluitend wordt voldaan aan de terzake geldende communautaire eisen;

  • k.

    toepassingsproject: samenhangend geheel van activiteiten, gericht op het investeren in het oepassen in de praktijk van een reeds ontwikkeld product, apparaat of systeem of een reeds ontwikkelde techniek, waarvan stimulering van de toepassing op grote schaal wegens de milieuverdienste gewenst is;

  • l.

    ondernemer: natuurlijke persoon of rechtspersoon, die een onderneming drijft;

  • m.

    communautaire eis: verplichte communautaire eis waarbij de op milieugebied te bereiken waarden zijn vastgesteld, alsmede de verplichting de best beschikbare technische middelen te gebruiken die geen excessieve kosten meebrengen;

  • n.

    Novem: Nederlandse organisatie voor energie en milieu.

Artikel

1.2

Artikel

1.3

Artikel

1.4

Het maximumsubsidiepercentage van de subsidiabele kosten is voor:

  • a.

    een fundamenteel onderzoeksproject: 90% tot een maximumsubsidiebedrag van € 100.000,–;

  • b.

    een industrieel haalbaarheidsproject: 75% tot een maximumsubsidiebedrag van € 100.000,–;

  • c.

    een industrieel onderzoeksproject: 50% tot een maximumsubsidiebedrag van € 500.000,–, met dien verstande dat het maximumsubsidiepercentage 60% is en het maximumsubsidiebedrag € 500.000,– is, indien:

    • 1°.

      de subsidieaanvrager een kleine of middelgrote ondernemer is in de zin van de Communautaire kaderregeling inzake overheidssteun voor kleine of middelgrote ondernemingen (PbEG 1996, C213), of

    • 2°.

      de subsidieaanvrager geen ondernemer is;

  • d.

    een preconcurrentieel haalbaarheidsproject: 50% tot een maximumsubsidiebedrag van € 100.000,–;

  • e.

    een preconcurrentieel ontwikkelingsproject: 25% tot een maximumsubsidiebedrag van € 500.000,–, met dien verstande dat het maximumsubsidiepercentage 35% is, indien:

    • 1°.

      de subsidieaanvrager een kleine of middelgrote ondernemer is in de zin van de Communautaire kaderregeling inzake overheidssteun voor kleine of middelgrote ondernemingen (PbEG 1996, C 213), of

    • 2°.

      de subsidieaanvrager geen ondernemer is;

  • f.

    een demonstratieproject: 30% tot een maximumsubsidiebedrag van € 2.500.000,–;

  • g.

    een marktintroductieproject: 25% tot een maximumsubsidiebedrag van € 2.500.000,–;

  • h.

    een toepassingsproject: 15% tot een maximumsubsidiebedrag van € 250.000,–.

Artikel

1.5

Artikel

1.6

Artikel

1.7

Subsidie wordt niet verstrekt voor een demonstratieproject, marktintroductieproject of toepassingsproject indien het project activiteiten omvat die uitsluitend uitgaan van:

  • a.

    reeds vastgestelde communautaire eisen;

  • b.

    reeds vastgestelde nationale eisen die niet strenger zijn dan de ten aanzien daarvan vastgestelde communautaire eisen, of

  • c.

    reeds vastgestelde nationale eisen bij afwezigheid van communautaire eisen indien de activiteiten zullen plaatsvinden op een tijdstip waarop die nationale eisen in werking zijn getreden.

Hoofdstuk

2

Subsidieprogramma’s

Paragraaf

2.1

Subsidieprogramma reductie overige broeikasgassen

Artikel

2.1.1

Het Subsidieprogramma reductie overige broeikasgassen heeft tot doel het ondersteunen van het realiseren van de reductiedoelstelling, zoals beschreven in de Evaluatienota Klimaatbeleid (Kamerstukken II 2001/02, 28 240, nr. 2) op het terrein van de overige broeikasgassen, zijnde methaan (CH4), lachgas (N2O) en de gefluoreerde verbindingen HFK, PFK en SF6 door:

  • a.

    het bevorderen, ontwikkelen en toepassen van innovatieve technieken ter vermindering van de emissie van de overige broeikasgassen;

  • b.

    het opdoen van nieuwe kennis over of het invoeren van maatregelen voor een goede bedrijfsvoering die bijdragen aan een vermindering van de emissie van de overige broeikasgassen, en

  • c.

    het ontwikkelen en implementeren van innovatieve meet- en monitoringtechnieken voor het bepalen van de omvang van de emissies van de overige broeikasgassen.

Artikel

2.1.2

Een project komt voor subsidie in aanmerking indien:

  • a.

    het een fundamenteel onderzoeksproject, industrieel haalbaarheidsproject, industrieel onderzoeksproject, preconcurrentieel haalbaarheidsproject, preconcurrentieel ontwikkelingsproject, demonstratieproject, marktintroductieproject of toepassingsproject betreft dat gericht is op het realiseren van het bepaalde in artikel 2.1.1, aanhef en onder a of c, of

  • b.

    het een industrieel haalbaarheidsproject, industrieel onderzoeksproject of demonstratieproject betreft dat gericht is op het realiseren van het bepaalde in artikel 2.1.1, aanhef en onder b.

Artikel

2.1.3

Een project komt niet voor subsidie in aanmerking indien:

  • a.

    het een toepassingsproject betreft dat gericht is op het realiseren van de reductie van de emissie van overige broeikasgassen bij de productie van aluminium en (H)CFK of het inzetten van NH3/CO2-koelinstallaties als alternatief voor HFK- en (H)CFK-koelinstallaties;

  • b.

    het een fundamenteel onderzoeksproject, industrieel haalbaarheidsproject of preconcurrentieel haalbaarheidsproject betreft waarvan de subsidiabele kosten lager zijn dan € 10.000,–, of

  • c.

    het een industrieel onderzoeksproject, preconcurrentieel ontwikkelingsproject of demonstratieproject betreft waarvan de subsidiabele kosten lager zijn dan € 25.000,–.

Artikel

2.1.4

In afwijking van artikel 1.2 kan een industrieel haalbaarheidsproject, industrieel onderzoeksproject, preconcurrentieel haalbaarheidsproject of preconcurrentieel ontwikkelingsproject in hoofdzaak buiten Nederland worden uitgevoerd, indien uit de aanvraag tot subsidieverlening blijkt dat de techniek waarop het project betrekking heeft, in Nederland zal worden toegepast.

Artikel

2.1.5

Bij de beoordeling van een demonstratieproject, marktintroductieproject of toepassingsproject worden naast de in artikel 1.2, tweede lid, genoemde aspecten, tevens betrokken de wijze van monitoring van de werking van de activiteit, waaronder begrepen het meten of berekenen en registreren van de daarbij optredende emissies en emissiereducties van de overige broeikasgassen.

Artikel

2.1.6

In afwijking van artikel 1.3, eerste lid, onderdelen a, onder 2°, en b, kunnen de berekening van het uurloon en de vaststelling van het opslagpercentage voor algemene kosten met inbegrip van indirecte loonkosten en kosten van toezichthoudend personeel geschieden overeenkomstig een voor de gehele organisatie van de subsidieaanvrager geldende en controleerbare methodiek.

Artikel

2.1.7

In afwijking van artikel 1.4 is het maximumsubsidiebedrag voor:

  • a.

    een demonstratieproject: € 500.000,–, en

  • b.

    een marktintroductieproject: € 375.000,–.

Artikel

2.1.8

Kosten die zijn gemaakt voorafgaand aan de indiening van de aanvraag tot subsidieverlening worden niet tot de subsidiabele kosten gerekend.

Artikel

2.1.9

Het subsidieplafond voor het kalenderjaar 2004 bedraagt € 1.500.000,–.

Artikel

2.1.10

Bij de subsidieverlening wordt beslist in de volgorde van ontvangst van de aanvragen, met dien verstande dat, wanneer de subsidieaanvrager krachtens artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht de gelegenheid heeft gehad de aanvraag aan te vullen, de dag waarop de aanvraag is aangevuld, als datum van ontvangst van de aanvraag geldt.

Artikel

2.1.11

Een aanvraag tot subsidieverlening kan worden ingediend door bedrijven, onderzoeksinstellingen, waaronder begrepen universiteiten, en andere instellingen, voorzover die niet tot de rijksoverheid behoren.

Artikel

2.1.12

Paragraaf

2.2

Subsidieprogramma milieu & technologie

Artikel

2.2.1

Het Subsidieprogramma milieu & technologie heeft tot doel het bevorderen van de ontwikkeling en toepassing van innovatieve milieugerichte processen en producten in Nederland door:

  • a.

    innovatieve technologische vernieuwing van productieprocessen, niet zijnde end-of-pipe technologie, die aanzienlijke verbeteringen in de milieuefficiëntie binnen de doelgroep Industrie tot stand brengen, zoals omschreven in het Nationaal Milieubeleidsplan 3 (Kamerstukken II 97/98, 25 887, nr. 2), waarbij het efficiënt gebruik van grondstoffen of water centraal staat;

  • b.

    innovatieve technologische oplossingen die bijdragen aan het realiseren van het doelgroepenbeleid Milieu en Industrie van de overheid, zoals omschreven in het Nationaal Milieubeleidsplan 2 (Kamerstukken II 1993/94, 23 560, nr. 2), en betrekking hebben op emissies naar lucht of water, grondstofgebruik of geluid, in:

    • 1°.

      de basismetaalindustrie;

    • 2°.

      de betonmortel- en betonproductenindustrie;

    • 3°.

      de chemische industrie;

    • 4°.

      de grafische industrie en verpakkingsdrukkerijen;

    • 5°.

      de metaal- en elektrotechnische industrie;

    • 6°.

      de papier- en kartonindustrie;

    • 7°.

      de textiel- en tapijtindustrie;

    • 8°.

      de voedings- en genotmiddelenindustrie, of

    • 9°.

      de rubber- en kunststofverwerkende industrie, en

  • c.

    het toepassen van een duurzaam proces of product, dat nieuw is voor Nederland en betrekking heeft op het analyseren en verkennen van marktkansen of marktbelemmeringen op niet-technisch terrein ten behoeve van een succesvolle marktintroductie van het beoogde duurzame proces of product.

Artikel

2.2.2

Een project komt voor subsidie in aanmerking indien:

  • a.

    het een industrieel haalbaarheidsproject, industrieel onderzoeksproject, preconcurrentieel haalbaarheidsproject of een preconcurrentieel ontwikkelingsproject betreft dat gericht is op het realiseren van het bepaalde in artikel 2.2.1, aanhef en onder a of b, of

  • b.

    het een preconcurrentieel haalbaarheidsproject betreft, dat gericht is op het realiseren van het bepaalde in artikel 2.2.1, aanhef en onder c.

Artikel

2.2.3

Een project komt niet voor subsidie in aanmerking indien:

  • a.

    het project gericht is op de logistiek, milieuzorg, bodembescherming, bodemsanering, nulmeting, technologiescan, kwaliteitszorg of in hoofdzaak gericht is op energiebesparing of de ontwikkeling van besturingssoftware, of

  • b.

    het een industrieel haalbaarheidsproject, industrieel onderzoeksproject, preconcurrentieel haalbaarheidsproject of preconcurrentieel ontwikkelingsproject betreft waarvan de subsidiabele kosten lager zijn dan € 15.000,–.

Artikel

2.2.4

Bij de beoordeling van aanvragen tot subsidieverlening worden, naast de in artikel 1.2, tweede lid, genoemde aspecten, tevens betrokken:

  • a.

    de mate waarin de verschillende onderdelen van de bedrijfskolom bij het project betrokken zijn, en

  • b.

    de slaagkans van de technologie.

Artikel

2.2.5

In afwijking van artikel 1.3:

  • a.

    kunnen de berekening van het uurloon en de vaststelling van het opslagpercentage voor algemene kosten met inbegrip van indirecte loonkosten en kosten van toezichthoudend personeel geschieden overeenkomstig een voor de gehele organisatie van de subsidieaanvrager geldende en controleerbare methodiek;

  • b.

    worden, indien het een preconcurrentieel haalbaarheidsproject als bedoeld in artikel 2.2.2, onderdeel b, betreft, de kosten, bedoeld in artikel 1.3, eerste lid, onderdeel a, onder 1° en 4°, niet tot de subsidiabele kosten gerekend.

Artikel

2.2.6

In afwijking van artikel 1.4 is het maximumsubsidiebedrag voor:

  • a.

    een industrieel haalbaarheidsproject: € 35.000,–;

  • b.

    een industrieel onderzoeksproject: € 350.000,–;

  • c.

    een preconcurrentieel haalbaarheidsproject als bedoeld in artikel 2.2.2, onderdeel a: € 35.000,–, en

  • d.

    een preconcurrentieel ontwikkelingsproject: € 350.000,–.

Artikel

2.2.7

Kosten die zijn gemaakt voorafgaand aan de indiening van de aanvraag tot subsidieverlening worden niet tot de subsidiabele kosten gerekend.

Artikel

2.2.8

Het subsidieplafond voor het kalenderjaar 2004 bedraagt € 3.500.000,–.

Artikel

2.2.9

Bij de subsidieverlening wordt beslist in de volgorde van ontvangst van de aanvragen, met dien verstande dat, wanneer de subsidieaanvrager krachtens artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht de gelegenheid heeft gehad de aanvraag aan te vullen, de dag waarop de aanvraag is aangevuld, als datum van ontvangst van de aanvraag tot subsidieverlening geldt.

Artikel

2.2.10

Een aanvraag tot subsidieverlening kan worden ingediend door bedrijven, onderzoeksinstellingen, waaronder begrepen universiteiten, en andere instellingen, voorzover die niet tot de rijksoverheid behoren.

Artikel

2.2.11

Hoofdstuk

3

Slotbepalingen

Artikel

3.1

Artikel

3.2

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel

3.3

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling milieugerichte technologie.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag
De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en MilieubeheerP.L.B.A. van Geel