Wet van 5 februari 2004, houdende regels met betrekking tot de productie, de keuring en de exploitatie van kabelbaaninstallaties voor personenvervoer (Wet kabelbaaninstallaties)

Wet kabelbaaninstallaties

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het, gelet op richtlijn nr. 2000/9/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 20 maart 2000 betreffende kabelbaaninstallaties voor personenvervoer (PbEG L 106), noodzakelijk is regels te stellen met betrekking tot de productie, de keuring en de exploitatie van kabelbaaninstallaties voor personenvervoer;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk

1

Inleidende bepalingen

Artikel

1

Artikel

2

Deze wet is niet van toepassing op:

  • a.

    liften;

  • b.

    traditioneel gebouwde kabeltrams;

  • c.

    installaties die worden gebruikt voor landbouwdoeleinden;

  • d.

    attractie- en speeltoestellen;

  • e.

    mijnbouwinstallaties en installaties die worden aangelegd of gebruikt voor industriële doeleinden;

  • f.

    kabelponten;

  • g.

    tandradbanen;

  • h.

    met kettingen voortbewogen installaties.

Hoofdstuk

2

Algemene verplichtingen

Artikel

3

Artikel

4

Hoofdstuk

3

Aanwijzing van keuringsinstanties

Artikel

5

Onze Minister kan, met inachtneming van bijlage VIII van de richtlijn, keuringsinstanties aanwijzen die belast zijn met:

  • a.

    door hem aan te geven taken in het kader van de procedures van overeenstemmingsbeoordeling, zoals opgenomen in de bijlagen V en VII van de richtlijn;

  • b.

    het uitvoeren van veiligheidsanalyses als omschreven in bijlage III van de richtlijn.

Artikel

6

Artikel

7

Onze Minister stelt onverwijld de Commissie van de Europese Gemeenschappen en de andere lidstaten van de Europese Unie in kennis van een aanwijzing of een intrekking daarvan ingevolge artikel 5 onderscheidenlijk artikel 6, derde lid, en vermeldt in geval van een aanwijzing de aan de aangewezen instantie toegekende taken.

Hoofdstuk

4

De procedure van overeenstemmingsbeoordeling

§

1

Voorschriften voor de constructeur

Artikel

8

Artikel

9

Artikel

10

Artikel

11

Artikel

12

De constructeur verleent de keuringsinstantie en de door deze ingevolge artikel 15, tweede lid, aangewezen natuurlijke personen of rechtspersonen, alle medewerking voorzover dat noodzakelijk is ten behoeve van de procedure van overeenstemmingsbeoordeling en de uitoefening van andere in deze wet bedoelde taken.

Artikel

13

Artikel

14

§

2

Voorschriftenvoor de keuringsinstantie

Artikel

15

Artikel

16

Artikel

17

Artikel

18

Artikel

19

Hoofdstuk

5

Bouw en exploitatie van kabelbaaninstallaties

Artikel

20

Artikel

21

Artikel

22

Artikel

23

Artikel

24

Artikel

25

De vergunninghouder bewaart de volgende documenten en bewaart kopieën van deze documenten bij de kabelbaaninstallatie:

  • a.

    de kabelbaanvergunning;

  • b.

    het veiligheidsrapport bedoeld in artikel 21;

  • c.

    de veiligheidsanalyse bedoeld in artikel 21;

  • d.

    de EG-keuringscertificaten van de toegepaste subsystemen en technische documentatie inclusief alle documenten met betrekking tot de kenmerken van de kabelbaaninstallatie;

  • e.

    de EG-verklaringen van overeenstemming van de toegepaste veiligheidscomponenten;

  • f.

    de documenten met betrekking tot onderhoud, toezicht, afstelling en instandhouding van de kabelbaaninstallatie.

Artikel

26

Hoofdstuk

6

Bijzondere bepalingen

Artikel

27

Artikel

28

Artikel

29

De constructeur of degene die verantwoordelijk is voor het in de handel brengen, verleent alle medewerking die noodzakelijk is voor de uitvoering van maatregelen als bedoeld in de artikelen 27 en 28.

Hoofdstuk

7

Verbodsbepalingen

Artikel

31

Artikel

32

Het is verboden op veiligheidscomponenten merktekens of opschriften aan te brengen die misleidend kunnen zijn ten aanzien van de betekenis of vorm van de CE-markering, of die de zichtbaarheid of de leesbaarheid van een CE-markering verminderen.

Artikel

33

Hoofdstuk

8

Toezicht

Artikel

34

Hoofdstuk

9

Overgangsbepalingen

Artikel

35

Artikel

36

Hoofdstuk

10

Slotbepalingen

Artikel

37

Een wijziging van de richtlijn gaat voor de toepassing van deze wet gelden met ingang van de dag waarop aan de betrokken wijzigingsrichtlijn uitvoering moet zijn gegeven.

Artikel

38

Voorzover op grond van de Overeenkomst inzake de Europese Economische Ruimte de richtlijn ook verbindend is voor een staat, niet zijnde een lidstaat van de Europese Unie, wordt deze staat voor de toepassing van deze wet gelijkgesteld met een lidstaat van de Europese Unie.

Artikel

39

Wijzigt de Wet op de economische delicten.

Artikel

40

Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden

Artikel

41

Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden

Artikel

42

Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden

Artikel

43

Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst, met uitzondering van de artikelen 40 tot en met 42, die in werking treden op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Artikel

44

Deze wet wordt aangehaald als: Wet kabelbaaninstallaties.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage
Beatrix
De Minister van Verkeer en Waterstaat , K. M. H. Peijs
De Minister van Justitie , J. P. H. Donner