Besluit van 15 maart 2004, houdende de instelling van een productschap voor ondernemingen op het gebied van de pluimveehouderij, konijnenhouderij en edelpelsdierenhouderij, de be- en verwerking van en de handel in pluimvee, pluimveevlees, pluimveevleesproducten, eieren, eiproducten, wild en tamme konijnen, alsmede bont (Instellingsbesluit Productschap Pluimvee en Eieren)

Instellingsbesluit Productschap Pluimvee en Eieren

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 20 november 2003, Directie Arbeidsverhoudingen, nr. AV/CAM/2003/88540, gedaan mede namens Onze Minister van Economische Zaken en Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;
De Raad van State gehoord (advies van 11 december 2003, nr. W12.03.0489/I/IV);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 9 maart 2004, Directie Arbeidsverhoudingen, nr. AV/CAM/2003/95708, gedaan mede namens Onze Minister van Economische Zaken en Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

Hebben goedgevonden en verstaan:

§

1

Begripsbepalingen

Artikel

1

In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

Artikel

2

In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    pluimvee: kippen, kalkoenen, parelhoenders, eenden, ganzen, kwartels, duiven, fazanten, patrijzen en loopvogels (ratites);

  • b.

    edelpelsdieren: nertsen, vossen en overige voor de bontproductie gehouden pelsdieren;

  • c.

    tamme konijnen: konijnen, zijnde landbouwhuisdieren;

  • d.

    pluimveevlees: vlees afkomstig van pluimvee;

  • e.

    eieren: vogeleieren welke al dan niet bestemd zijn voor menselijke consumptie;

  • f.

    technische eiproducten: eiproducten welke ongeschikt zijn voor menselijke consumptie;

  • g.

    wild: alle gedode, voor menselijke consumptie geschikte dieren die in het vrije veld plegen te leven.

Artikel

3

§

2

Het productschap

Artikel

4

Artikel

5

Het bestuur van het productschap bestaat uit 21 leden. Hiervan worden benoemd:

  • a.

    voor ondernemingen op het gebied van de pluimveehouderij: vijf leden door organisaties van ondernemers en vier leden door organisaties van werknemers;

  • b.

    voor ondernemingen op het gebied van de verwerkende industrie en de groothandel in eieren: twee leden door organisaties van ondernemers en twee leden door organisaties van werknemers;

  • c.

    voor ondernemingen op het gebied van de verwerkende industrie en de groothandel in pluimvee, wild en tamme konijnen: twee leden door organisaties van ondernemers en drie leden door organisaties van werknemers; en

  • d.

    voor ondernemingen op het gebied van de detailhandel in eieren en pluimvee: twee leden door organisaties van ondernemers en een lid door organisaties van werknemers.

§

3

Bevoegdheden

Artikel

6

Het productschap is bevoegd tot de regeling of nadere regeling van de in artikel 93, tweede lid, van de wet vermelde onderwerpen of onderdelen daarvan, met uitzondering van onderdeel d: de lonen en andere arbeidsvoorwaarden.

Artikel

7

Bij een op grond van artikel 93, tweede lid, van de wet vastgestelde verordening kan worden bepaald dat deze mede andere dan de in artikel 102, eerste lid, van de wet bedoelde natuurlijke en rechtspersonen bindt, voorzover deze handelingen verrichten die bedrijfsmatig in de ondernemingen waarvoor het productschap is ingesteld, plegen te worden verricht.

Artikel

8

§

4

Overgangs- en slotbepalingen

Artikel

9

Artikel

10

De bestuursleden en hun plaatsvervangers van wie de zittingsperiode ingaat op de datum van inwerkingtreding van dit besluit, treden af op 1 januari 2006.

Artikel

11

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Artikel

12

Dit besluit wordt aangehaald als: Instellingsbesluit Productschap Pluimvee en Eieren.

Lasten en bevelen dat dit besluit in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

's-Gravenhage
Beatrix
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid , A. J. de Geus
De Minister van Economische Zaken , L. J. Brinkhorst
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit , C. P. Veerman
De Minister van Justitie , J. P. H. Donner