Wet van 17 juni 2004, houdende regels ter vergroting van de kenbaarheid van publiekrechtelijke beperkingen ten aanzien van onroerende zaken (Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken)

Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is ter bevordering van de rechtszekerheid ten aanzien van onroerende zaken, de toegankelijkheid van overheidsinformatie en een goede vervulling van publiekrechtelijke taken, de kenbaarheid van publiekrechtelijke beperkingen ten aanzien van onroerende zaken te vergroten;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

§

1

Algemene bepalingen

Artikel

1

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    publiekrechtelijke beperking:

    • 1º.

      beperking van de bevoegdheid tot gebruik van of beschikking over een onroerende zaak of een recht waaraan die zaak is onderworpen, niet zijnde een privaatrechtelijke beperking,

    • 2º.

      schuldplichtigheid die rust op een onroerende zaak of een recht waaraan die zaak is onderworpen;

  • b.

    beperkingenbesluit:

    • 1°.

      op grond van artikel 2 aangewezen schriftelijke publiekrechtelijke rechtshandeling waaruit een publiekrechtelijke beperking voortvloeit dan wel waarbij deze wordt gewijzigd of komt te vervallen;

    • 2°.

      een melding aan het bevoegd gezag van een voornemen tot sanering als bedoeld in artikel 28 juncto artikel 39b van de Wet bodembescherming, tenzij de melding betrekking heeft op bodem onder oppervlaktewater die eigendom is van een publiekrechtelijke rechtspersoon;

    • 3°.

      een mededeling van een adviesaanvraag door Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap als bedoeld in artikel 3, derde lid, van de Monumentenwet 1988 betreffende de aanwijzing van een binnen het grondgebied van een gemeente gelegen onroerend monument als beschermd monument;

    • 4°.

      een afschrift van een inschrijving door Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van een als beschermd monument aangewezen onroerend monument in het register, bedoeld in artikel 6, eerste lid, of artikel 7, vierde lid, van de Monumentenwet 1988;

    • 5°.

      een schriftelijke handeling, niet zijnde een besluit, van een bestuursorgaan van een provincie of gemeente op grond van een provinciale respectievelijk gemeentelijke verordening, waardoor, voordat op grond van die verordening een besluit tot aanwijzing van een onroerende zaak als beschermd monument is genomen, op die onroerende zaak de in de betreffende verordening opgenomen bepalingen ten aanzien van krachtens die verordening aangewezen beschermde monumenten van overeenkomstige toepassing worden;

    • 6°.

      een afschrift van een inschrijving op dan wel in een provinciale of gemeentelijke monumentenlijst respectievelijk een provinciaal of gemeentelijk monumentenregister door een bestuursorgaan van een provincie of gemeente van een besluit tot aanwijzing van een onroerende zaak als beschermd monument, indien door die inschrijving de in de betreffende provinciale of gemeentelijke verordening opgenomen bepalingen ten aanzien van krachtens die verordening aangewezen beschermde monumenten rechtstreeks van toepassing worden;

  • c.

    gemeentelijk beperkingenregister: openbaar gemeentelijk register waarin een beperkingenbesluit van een bestuursorgaan als bedoeld in artikel 3, eerste lid, wordt ingeschreven;

  • d.

    gemeentelijke beperkingenregistratie: openbare gemeentelijke registratie die gegevens omtrent in het gemeentelijke beperkingenregister ingeschreven beperkingenbesluiten bevat;

  • e.

    openbare registers: openbare registers als bedoeld in artikel 16 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek;

  • f.

    kadastrale registratie: kadastrale registratie als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder b, van de Kadasterwet;

  • g.

    Dienst: Dienst voor het kadaster en de openbare registers als bedoeld in artikel 2 van de Organisatiewet Kadaster;

  • h.

    persoonsgegeven: persoonsgegeven als bedoeld in artikel 1, onder a, van de Wet bescherming persoonsgegevens.

Artikel

2

Artikel

3

§

2

Gemeentelijke publiekrechtelijke beperkingen

Artikel

4

Artikel

5

Artikel

6

Artikel

7

Artikel

8

Artikel

9

Artikel

10

Artikel

10a

Artikel

11

Artikel

12

Artikel

13

§

3

Andere dan gemeentelijke publiekrechtelijke beperkingen

Artikel

15

Artikel

15a

Met het oog op de kenbaarheid van de in de kadastrale registratie opgenomen gegevens van beperkingenbesluiten als bedoeld in artikel 3, tweede lid, en daarop betrekking hebbende beslissingen in administratief beroep en rechterlijke uitspraken, alsmede van vervallenverklaringen als bedoeld in artikel 15, derde lid, verlenen burgemeester en wethouders op verzoek ten kantore van de gemeente aan eenieder inzage in de kadastrale registratie door middel van een aansluiting op die registratie.

Artikel

16

Artikel

17

De rechtspersoon waartoe het bestuursorgaan, bedoeld in artikel 15, eerste lid, behoort, is aansprakelijk voor schade die is veroorzaakt door vergissingen, verzuimen, vertragingen of andere onregelmatigheden, door hem of door personen voor wier gedragingen hij aansprakelijk is begaan bij de nakoming van de bij of krachtens artikel 15, eerste tot en met derde lid, en artikel 16, tweede en derde lid, aan dat bestuursorgaan opgedragen verplichtingen.

§

4

Overgangsrecht en slotbepalingen

Artikel

17a

Artikel

17b

Artikel

17c

De inschrijving van een beperkingenbesluit als bedoeld in artikel 3, eerste of tweede lid, dat dateert van voor het tijdstip van de inwerkingtreding van deze wet en de grondslag vormt voor een op dat tijdstip niet meer van kracht zijnde publiekrechtelijke beperking, alsmede een op dat beperkingenbesluit betrekking hebbende beslissing in administratief beroep of rechterlijke uitspraak, blijft achterwege.

Artikel

18

Deze wet treedt in werking op een bij wet te bepalen tijdstip.

Artikel

19

Deze wet wordt aangehaald als: Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage
Beatrix
De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer , P. L. B. A. van Geel
De Minister van Justitie , J. P. H. Donner
De Minister van Justitie , J. P. H. Donner