RIC: Overeenkomst inzake het wederzijdse gebruik van personenrijtuigen en bagagewagens in het internationale verkeer;
d.
RIV: Overeenkomst inzake het wederzijdse gebruik van goederenwagons in het internationale verkeer.
Hoofdstuk
II
Keuring en certificering van spoorvoertuigen en onderdelen daarvan
§
1
Keuring
Artikel
2
1
De keuringsinstantie keurt op aanvraag een spoorvoertuig of een onderdeel daarvan. De keuring betreft het ontwerp, de beproeving en de productie van het voertuig of het onderdeel.
2
De keuring kan geschieden van een type voertuig of onderdeel of van een afzonderlijk voertuig of onderdeel.
Artikel
3
1
De aanvraag voor een keuring wordt ingediend door:
a.
de fabrikant van het spoorvoertuig of onderdeel indien het betreft een keuring van een type voertuig of onderdeel;
b.
de fabrikant, een spoorwegonderneming, de eigenaar of de houder van een spoorvoertuig of onderdeel indien het betreft een keuring van een afzonderlijk voertuig of onderdeel.
2
Bij de aanvraag wordt een informatiedossier overgelegd.
Artikel
4
1
Betreft de keuring een type voertuig of onderdeel dan geeft de keuringsinstantie daarvoor een certificaat van overeenstemming af indien het voertuig of het onderdeel in overeenstemming is met het informatiedossier en het voldoet aan de bij ministeriële regeling gestelde eisen.
2
Voor elk overeenkomstig dit type geconstrueerd voertuig of onderdeel dat vergezeld gaat van een verklaring van de fabrikant waarin deze overeenstemming wordt bevestigd, geeft de keuringsinstantie op aanvraag zonder nadere keuring een goedkeuringscertificaat af.
Artikel
5
De artikelen 2 tot en met 4 zijn van overeenkomstige toepassing op de keuring van gebruikte spoorvoertuigen die tot eenzelfde type behoren en waaraan identieke wijzigingen in de constructie, inrichting of uitrusting zijn aangebracht, met dien verstande:
a.
dat de aanvraag voor een zodanige keuring wordt ingediend door de eigenaar van die spoorvoertuigen, en
b.
dat een verklaring als bedoeld in artikel 4, tweede lid, wordt afgegeven door de eigenaar van die spoorvoertuigen.
Artikel
6
Betreft de keuring een afzonderlijk voertuig of onderdeel dan geeft de keuringsinstantie daarvoor een goedkeuringscertificaat af, indien het voertuig of het onderdeel in overeenstemming is met het informatiedossier en het voldoet aan de bij ministeriële regeling gestelde eisen.
Artikel
7
Voor een spoorvoertuig of onderdeel waarvoor een certificaat van overeenstemming als bedoeld in artikel 4, eerste lid, of een goedkeuringscertificaat als bedoeld in artikel 6 is afgegeven, kan de keuringsinstantie een merkteken verstrekken.
Artikel
8
Met een goedkeuringscertificaat als bedoeld in artikel 4, tweede lid, of artikel 6, dat geldig is voor het verkeer over hoofdspoorwegen binnen Nederland, wordt gelijkgesteld een vergelijkbaar document afgegeven met inachtneming van het RIC of het RIV door de bevoegde instantie in de zin van deze overeenkomsten.
Artikel
9
1
In afwijking van artikel 4, eerste lid, of artikel 6 mag de keuringsinstantie in geval van spoorvoertuigen of onderdelen waarin technologieën of concepten zijn verwerkt, die of wegens hun specifieke aard niet aan een of meer van de in die artikelen bedoelde eisen kunnen voldoen, of gelijkwaardig zijn aan bestaande eisen, van die eisen afwijken, indien deze technologieën of concepten tenminste dezelfde waarborgen bieden voor de veiligheid en de interoperabiliteit van het verkeer over de hoofdspoorwegen als die eisen.
2
De afwijking wordt afzonderlijk vermeld in het betrokken certificaat van overeenstemming of in het betrokken goedkeuringscertificaat.
3
Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld over het eerste lid.
4
Bij toepassing van het eerste lid voor zover het betreft andere eisen dan die gebaseerd op het Verdrag, hoort de keuringsinstantie Onze Minister en de beheerder.
§
2
Herkeuring in verband met wijziging goedkeuringscertificaat
Artikel
10
Een goedkeuringscertificaat behoeft wijziging indien ten aanzien van het betrokken spoorvoertuig of onderdeel wijziging heeft plaatsgevonden van:
technische aspecten waaromtrent bij de ministeriële regeling, bedoeld in artikel 4, eerste lid, respectievelijk artikel 6, eisen zijn gesteld.
Artikel
11
1
De aanvraag voor een wijziging van het goedkeuringcertificaat wordt door de eigenaar of de houder van het betrokken spoorvoertuig of onderdeel ingediend bij de keuringsinstantie die het goedkeuringscertificaat heeft afgegeven.
2
Bij de aanvraag wordt een informatiedossier overgelegd.
Artikel
12
1
De keuringsinstantie wijzigt het goedkeuringscertificaat indien het gewijzigde spoorvoertuig of onderdeel in overeenstemming is met het betrokken informatiedossier, bedoeld in artikel 11, tweede lid, en het voldoet aan de eisen gesteld bij de ministeriële regeling, bedoeld in artikel 4, eerste lid, respectievelijk artikel 6.
2
Bij de wijziging verstrekt de keuringsinstantie een gewijzigd goedkeuringscertificaat en kan de keuringsinstantie een merkteken verstrekken.
Artikel
13
Betreft de wijziging een goedkeuringscertificaat als bedoeld in artikel 4, tweede lid, dan stelt de keuringsinstantie ten aanzien van het betrokken spoorvoertuig of onderdeel een afzonderlijk informatiedossier samen bestaande uit de inhoud van het informatiedossier, bedoeld in artikel 3, tweede lid, met daarin aangebracht de wijzigingen vermeld in het betrokken informatiedossier, bedoeld in artikel 11, tweede lid.
§
3
Voorschriften en beperkingen aan certificaten
Artikel
14
1
Aan een certificaat van overeenstemming en aan een goedkeuringscertificaat kunnen voorschriften worden verbonden, en deze documenten kunnen onder beperkingen worden afgegeven.
2
Het is verboden in strijd met deze voorschriften of beperkingen met het betrokken spoorvoertuig over een hoofdspoorweg te rijden of de betrokken onderdelen in de handel te brengen of te gebruiken.
§
4
Keuring na herstel
Artikel
15
Indien een krachtens de wet voor het rijden over de hoofdspoorwegen goedgekeurd spoorvoertuig na een ernstige beschadiging als bedoeld in artikel 45, onderdeel a, van de wet, is hersteld, kan Onze Minister bepalen dat het door de keuringsinstantie gekeurd wordt voordat het opnieuw in gebruik wordt gesteld.
Artikel
16
1
De aanvraag voor een keuring als bedoeld in artikel 15 wordt door de spoorwegonderneming die het herstelde spoorvoertuig gebruikt of door de eigenaar of de houder daarvan ingediend.
2
Bij de aanvraag wordt een informatiedossier overgelegd.
Artikel
17
1
De keuringsinstantie keurt het herstelde spoorvoertuig goed indien het voldoet aan de eisen gesteld bij de ministeriële regeling, bedoeld in artikel 4, eerste lid, of artikel 6.
2
Na goedkeuring verstrekt de keuringsinstantie voor het herstelde spoorvoertuig:
a.
een keuringscertificaat dat in de plaats treedt van de goedkeuring, bedoeld in artikel 15, tweede lid;
b.
een merkteken.
Artikel
18
Indien de keuringsinstantie het herstelde spoorvoertuig afkeurt, vervalt de geldigheid van de met betrekking tot dat voertuig verleende goedkeuring als bedoeld in artikel 15 op het tijdstip waarop het besluit van de keuringsinstantie onherroepelijk wordt.
Artikel
19
1
De keuringsinstantie stelt van keuringen als bedoeld in hoofdstuk II, paragrafen 1, 2 en 4, telkens een technisch dossier samen.
2
Nadat het besluit van de keuringsinstantie met betrekking tot deze keuring onherroepelijk is geworden, stelt de keuringsinstantie het betrokken technische dossier aan de aanvrager van de keuring ter beschikking.
Artikel
20
Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld over
a.
de vorm en inhoud van:
1°.
de informatiedossiers;
2°.
het certificaat van overeenstemming;
3°.
de goedkeuringscertificaten en de gewijzigde goedkeuringscertificaten;
4°.
het technisch dossier;
b.
de merktekens en het aanbrengen of verwijderen daarvan.
§
5
Controle op overeenstemming van de productie
Artikel
21
1
De keuringsinstantie stelt in opdracht van Onze Minister bij de fabrikant aan wie deze instantie voor een type spoorvoertuig of onderdeel een certificaat van overeenstemming als bedoeld in artikel 4, eerste lid, heeft afgegeven, onderzoek in of de productie van de spoorvoertuigen of onderdelen waarop dat certificaat betrekking heeft overeenstemt met de gegevens in het betrokken certificaat en met de gegevens in het betrokken informatiedossier.
De keuringsinstantie stelt een rapport op van de resultaten van het onderzoek, bedoeld in het eerste lid, en zendt een afschrift daarvan aan Onze Minister.
Artikel
22
De fabrikant, bedoeld in artikel 21, eerste lid, is verplicht om in geval van gebrek aan overeenstemming als bedoeld in dat lid, dit gebrek op eerste vordering van de keuringsinstantie en binnen een door deze instantie te bepalen termijn te herstellen.
§
6
Intrekking en verval geldigheid goedkeuringscertificaat
Artikel
23
1
Indien de keuringsinstantie vaststelt, dat een spoorvoertuig of onderdeel waarvoor deze instantie een goedkeuringscertificaat als bedoeld in de artikelen 4, tweede lid, 6 of 12, tweede lid, heeft afgegeven, niet langer voldoet aan de bij ministeriële regeling als bedoeld in artikel 4, eerste lid, of artikel 6 gestelde eisen, stelt deze instantie de spoorwegonderneming, die het spoorvoertuig of onderdeel gebruikt, of de eigenaar of houder daarvan in de gelegenheid het gebrek te herstellen binnen een door deze instantie te stellen termijn.
2
Indien de spoorwegonderneming, eigenaar of houder niet voldoet aan het eerste lid, doet de keuringsinstantie daarvan melding aan Onze Minister, die het betrokken goedkeuringscertificaat kan intrekken.
De geldigheid van een goedkeuringscertificaat vervalt van rechtswege bij de definitieve buitengebruikstelling van het betrokken spoorvoertuig.
§
7
EG-verklaringen
Artikel
26
1
Een EG-keuringsverklaring als bedoeld in artikel 36, eerste lid, van de wet wordt afgegeven door degene, die de fabricage van het spoorvoertuig of de uitrusting daarvan aanbesteedt of door diens in Nederland gevestigde gemachtigde.
de fabrikant van de betrokken onderdelen of diens in Nederland gevestigde gemachtigde;
b.
degene die deze onderdelen van diverse herkomst of delen daarvan assembleert dan wel voor eigen gebruik vervaardigt.
2
Een EG-verklaring van conformiteit of geschiktheid voor gebruik voldoet aan bijlage IV van richtlijn 2001/16/EG respectievelijk bijlage IV van richtlijn 96/48/EG.
§
8
Inzetcertificaat
Artikel
28
1
De aanvraag voor afgifte of wijziging van een inzetcertificaat voor een spoorvoertuig of typen spoorvoertuigen als bedoeld in artikel 36, vierde lid, van de wet, voor gebruik op de hoofdspoorweginfrastructuur, wordt ingediend door de spoorwegonderneming die het voertuig gebruikt of door de eigenaar of houder van het spoorvoertuig.
2
Voor het verkrijgen van een inzetcertificaat voldoen spoorvoertuigen aan door Onze Minister gestelde eisen inzake compatibiliteit als bedoeld in artikel 38, eerste lid, onderdeel a, van de wet.
3
De aanvraag, die vergezeld gaat van een door de keuringsinstantie afgegeven compatibiliteitsverklaring, wordt ingediend bij Onze Minister.
4
Voor de aanvraag wordt gebruik gemaakt van een door Onze Minister vastgesteld formulier.
De fabrikant, de spoorwegonderneming, de eigenaar of de houder van een spoorvoertuig leggen bij een aanvraag voor een ontheffing de bescheiden over en verstrekken de inlichtingen die Onze Minister nodig acht.
3
Onze Minister vermeldt in de beschikking tot ontheffingverlening in ieder geval:
a.
de eisen waarvan ontheffing is verleend;
b.
de beperkingen waaronder de ontheffing is verleend en de voorschriften die aan de ontheffing zijn verbonden;
c.
de datum van afgifte;
d.
de geldigheidsduur.
Hoofdstuk
III
Melding, registratie en bewaring van gegevens of documenten
Artikel
30
De spoorwegonderneming doet de in artikel 45 van de wet bedoelde mededeling schriftelijk aan Onze Minister, met opgave van de gegevens die van belang zijn voor de identificatie van het betrokken spoorvoertuig en van de eigenaar of houder daarvan.
Artikel
31
1
De keuringsinstantie voert een deugdelijke registratie terzake van:
a.
de krachtens de wet verrichte keuringen en afgegeven, gewijzigde, ingetrokken of geweigerde certificaten;
Bij ministeriële regeling kunnen over het eerste en over het tweede lid nadere regels worden gesteld.
4
De gegevens, bedoeld in het eerste lid, en de bescheiden, bedoeld in het tweede lid, worden gedurende de gehele levensduur van het betrokken spoorvoertuig bewaard.
het hoofd van het bedrijf of indien het bedrijf een meerhoofdige leiding heeft, betreffende ieder hoofd;
b.
iedere bestuurder in geval van een rechtspersoon.
2
Bij ministeriële regeling kunnen vorm en inhoud van de erkenning worden vastgesteld.
3
Met een verklaring als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, wordt gelijkgesteld een zodanig document afgegeven door de bevoegde instantie van een andere lidstaat of van een andere staat die partij is bij het Verdrag.
Artikel
33
Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld over het onderhoud, bedoeld in artikel 48 van de wet. Deze regels kunnen onder meer betrekking hebben op de periodiciteit van de onderhoudscontroles, de te controleren onderdelen, de periodieke vervanging van onderdelen en de bij de controle toe te passen meetmethoden.
Onze Minister legt het RIC en het RIV ter inzage. Van de terinzagelegging wordt mededeling gedaan in de Staatscourant.
Artikel
36
De artikelen van dit besluit treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.
Artikel
37
Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit keuring spoorvoertuigen.
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
's-Gravenhage
Beatrix
De Minister van Verkeer en Waterstaat ,K. M. H.Peijs