Besluit van 3 december 2004, houdende regels met betrekking tot het veilig en ongestoord gebruik van hoofdspoorwegen (Besluit spoorverkeer)

Besluit spoorverkeer

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat van 16 september 2003, Hoofddirectie Juridische Zaken, nr. HDJZ/S&W/2003-1877;
De Raad van State gehoord (advies van 19 december 2003, nr. W09.03.0393/V);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 29 november 2004, nr. HDJZ/S&W/2004-2899, Hoofddirectie Juridische Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

§

1

Algemene bepalingen

Artikel

1

In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    wet: de Spoorwegwet;

  • b.

    bestuurder: bestuurder van een trein;

  • c.

    trein: spoorvoertuig of samenstel van spoorvoertuigen;

  • d.

    rangeerder: persoon die een trein begeleidt;

  • e.

    spoorwegemplacement: als zodanig bij ministeriële regeling aangewezen deel van de hoofdspoorweg;

  • f.

    gevaarlijke stoffen: gevaarlijke stoffen als bedoeld in de Wet vervoer gevaarlijke stoffen;

  • g.

    hoofdspoorweg: hoofdspoorweg als bedoeld in artikel 2, tweede lid, van de wet;

  • h.

    gebruik van een hoofdspoorweg: met een spoorvoertuig rijden over of stilstaan op een hoofdspoorweg;

  • i.

    hoge-snelheidsspoorwegsysteem: hoge-snelheidsspoorwegsysteem als bedoeld in richtlijn 96/48/EG;

  • j.

    locomotief: spoorvoertuig met eigen voortbewegingsinrichting, hoofdzakelijk bestemd en ingericht om andere spoorvoertuigen voort te bewegen.

  • k.

    treinstel: spoorvoertuig met eigen voortbewegingsinrichting, bestemd voor het vervoer van personen en goederen, niet zijnde een locomotief;

  • l.

    sein: verkeersteken inhoudende een ge- of verbod, een waarschuwing of een aanduiding.

§

2

Gebruik van hoofdspoorwegen

Artikel

2

Artikel

3

Artikel

4

Artikel

5

De spoorwegonderneming draagt er zorg voor dat tijdens het gebruik in haar opdracht van een trein van het hoge-snelheidsspoorwegsysteem bij voortduring een deskundige ter beschikking staat, tot wie de bestuurder zich kan wenden ingeval van een incident of van een ernstig defect aan die trein.

Artikel

6

Artikel

7

Tijdens het gebruik van een trein van het hoge-snelheidsspoorwegsysteem doet de beheerder de bestuurder onverwijld mededeling omtrent wijzigingen in de veiligheidsmaatregelen op de door deze te berijden hoofdspoorweginfrastructuur.

Artikel

8

De beheerder verstrekt aan de spoorwegondernemingen informatie omtrent de hoofdspoorweginfrastructuur.

Artikel

9

Artikel

10

Artikel

11

Het is verboden met een spoorvoertuig over een hoofdspoorweg te rijden of te doen of laten rijden indien het gewicht van de lading daarvan het voor dat voertuig vastgestelde maximum laadvermogen overschrijdt.

Artikel

12

Artikel

13

Artikel

14

Artikel

15

Artikel

16

Artikel

17

Artikel

18

Artikel

19

De bestuurder die een trein onbeheerd op een hoofdspoorweg achterlaat, draagt er zorg voor dat die trein niet uit zichzelf in beweging kan komen.

§

3

Seinen

Artikel

20

Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld over de aard, uitvoering, plaatsing, bediening en betekenis van seinen.

§

4

Werkzaamheden aan of nabij de hoofdspoorweg

Artikel

21

De beheerder draagt er zorg voor:

  • a.

    dat gedeelten van de hoofdspoorweg, die buiten dienst zijn gesteld als bedoeld in artikel 64 van de wet, worden aangeduid met seinen overeenkomstig nummer 301b van de Seinregeling hoofdspoorwegen;

  • b.

    dat de hoofdspoorweg ter plaatse waar werkzaamheden aan of nabij die hoofdspoorweg worden uitgevoerd, in de bij ministeriële regeling bepaalde gevallen buiten dienst wordt gesteld of doelmatig wordt afgeschermd;

  • c.

    dat tijdens de uitvoering van werkzaamheden aan of nabij de hoofdspoorweg gebruik wordt gemaakt van goed functionerende automatische waarschuwingsapparatuur als bedoeld in normblad nummer 730-3 van de Internationale Spoorweg Unie op de wijze als in dat normblad bepaald, of van goed functionerende andere bij ministeriële regeling voorgeschreven apparatuur.

§

5

Verplichtingen bij onregelmatigheden

Artikel

22

Artikel

23

§

6

Samenstelling treinen

Artikel

24

Artikel

25

§

7

Verlichting en signalering

Artikel

26

Artikel

27

§

8

Gebruik van hoofdspoorwegen uitsluitend binnen spoorwegemplacementen

Artikel

28

Voor de toepassing van deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    rangeren: op een spoorwegemplacement splitsen of opnieuw samenvoegen van treinen, dan wel in een bepaalde volgorde op een spoor of naar andere sporen manoeuvreren;

  • b.

    parkeren: op een spoorwegemplacement laten stilstaan van een trein anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van reizigers of voor het onmiddellijk laden of lossen van goederen.

Artikel

30

Het is de bestuurder verboden om bij het gebruik van een hoofdspoorweg uitsluitend binnen een spoorwegemplacement bij het rangeren te rijden met een hogere snelheid dan 40 km/h.

Artikel

31

De spoorwegonderneming verstrekt voordat in haar opdracht wordt gerangeerd, aan de bestuurder en de rangeerder een rangeeropdracht en aan de beheerder een rangeerplan.

Artikel

32

§

9

Noodremming

Artikel

33

Het is verboden zonder noodzaak de noodreminrichting van een trein in werking te stellen.

Artikel

34

Het is verboden met een trein over een hoofdspoorweg te rijden of te doen of te laten rijden indien de noodreminrichting buiten werking is.

Artikel

35

Het is de bestuurder verboden tijdens het vertrek van de trein een remming als gevolg van het gebruik van de noodreminrichting te onderbreken.

§

10

Diverse bepalingen

Artikel

36

Artikel

37

Artikel

39

Het is verboden om tijdens de reis met een trein van het hoge-snelheidsspoorwegsysteem bagage in de gangpaden of in de deuropeningen te plaatsen.

§

11

Ontheffing en vrijstelling

Artikel

40

§

13

Slotbepalingen

Artikel

42

De artikelen van dit besluit treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Artikel

43

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit spoorverkeer.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage
Beatrix
De Minister van Verkeer en Waterstaat , K. M. H. Peijs
De Minister van Justitie , J. P. H. Donner