Regeling van de Minister van Justitie d.d. 16 december 2004, nr. 5325373/504/CBK, houdende vaststelling van bepalingen inzake toetsing van buitengewoon opsporingsambtenaren ter zake van geweldsbeheersing, aanhoudings- en zelfverdedigingsvaardigheden en schietvaardigheid

Regeling toetsing geweldsbeheersing buitengewoon opsporingsambtenaar 2005

De Minister van Justitie,

Besluit:

Artikel

1

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    buitengewoon opsporingsambtenaar: de buitengewoon opsporingsambtenaar, bedoeld in artikel 142, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering, niet zijnde de buitengewoon opsporingsambtenaar voor wie de commandant van de Koninklijke marechaussee als direct toezichthouder is aangewezen, indien hij optreedt in de uitoefening van de bevoegdheden, bedoeld in artikel 8, eerste en derde lid, van de Politiewet 1993, dan wel indien die rechtens is uitgerust met een of meer geweldsmiddelen;

  • b.

    politiebevoegdheden: de bevoegdheden als bedoeld in artikel 8, eerste en derde lid, van de Politiewet 1993;

  • c.

    geweldsmiddel: geweldsmiddel als bedoeld in artikel 37, derde lid, onderdeel c, van de Ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke marechaussee en de buitengewoon opsporingsambtenaar;

  • d.

    LSOP: zelfstandig bestuursorgaan als bedoeld in artikel 1a van de Wet op het LSOP en het politieonderwijs;

  • e.

    de toets geweldsbeheersing boa I en II: de door het LSOP samengestelde toets ter beoordeling van de kennis op het gebied van geweldsbeheersing volgens de competentiegerichte eindtermen van de postinitiële opleiding buitengewoon opsporingsambtenaar;

  • f.

    de toets aanhoudings- en zelfverdedigingsvaardigheden boa I tot en met V: de door het LSOP samengestelde toets ter beoordeling van aanhoudings- en zelfverdedigingsvaardigheden volgens de competentiegerichte eindtermen van de postinitiële opleiding buitengewoon opsporingsambtenaar;

  • g.

    de toets schietvaardigheid boa: de door het LSOP samengestelde toets ter beoordeling van de schietvaardigheid volgens de competentiegerichte eindtermen van de postinitiële opleiding buitengewoon opsporingsambtenaar;

  • h.

    toetser: de ambtenaar van politie dan wel de ambtenaar in vaste dienst bij een overheidsinstantie die buitengewoon opsporingsambtenaren in dienst heeft dan wel de werknemer in vaste dienst bij een particuliere werkgever van buitengewoon opsporingsambtenaren, die heeft voldaan aan de competentiegerichte eindtermen van de daartoe strekkende opleiding en is gecertificeerd door het LSOP om de toetsen geweldsbeheersing boa, aanhouding- en zelfverdedigingsvaardigheden boa en schietvaardigheid boa af te nemen.

  • i.

    de werkgever: de werkgever van de buitengewoon opsporingsambtenaar;

  • j.

    de toezichthouder: degene die op grond van de artikelen 36 en 37 van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar als toezichthouder van de buitengewoon opsporingsambtenaar is aangewezen;

  • k.

    de direct toezichthouder: degene die op grond van de artikelen 36 en 37 van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar als direct toezichthouder van de buitengewoon opsporingsambtenaar is aangewezen.

Artikel

2

Artikel

3

Artikel

4

Indien een buitengewoon opsporingsambtenaar, op de laatste dag van de in artikel 2 bedoelde perioden, een van de in dat artikel bedoelde toetsen niet of niet met voldoende resultaat heeft afgelegd, doet de toetser hiervan onverwijld mededeling aan de werkgever en de direct toezichthouder.

Artikel

5

Artikel

6

De Regeling toetsing geweldbeheersing buitengewoon opsporingsambtenaar wordt ingetrokken.

Artikel

7

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2005.

Artikel

8

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling toetsing geweldsbeheersing buitengewoon opsporingsambtenaar 2005.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag
De Minister van Justitie, J.P.H.Donner