Besluit van 16 december 2004, houdende regeling van uitkeringen aan de provincies op grond van de Wet op de jeugdzorg (Tijdelijk besluit uitkeringen jeugdzorg)

Tijdelijk besluit uitkeringen jeugdzorg

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 13 mei 2004, nr. DJB/JZ-2481047, gedaan mede namens Onze Minister van Justitie;
De Raad van State gehoord (advies van 10 september 2004, nr. W13.04.0211/III);
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 14 december 2004, nr. DJB/JZ-2527955, uitgebracht mede namens Onze Minister van Justitie;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk

1

Algemene bepaling

Hoofdstuk

2

De wijze waarop het bedrag van de uitkeringen wordt berekend

Artikel

2

Artikel

3

Artikel

4

Artikel

5

Hoofdstuk

3

De aanvraag van de uitkering

Artikel

6

Artikel

7

Hoofdstuk

4

De vaststelling en de betaling van de uitkering

Artikel

8

Hoofdstuk

5

Aan de uitkering verbonden verplichtingen

Artikel

10

Artikel

11

De provincie draagt er zorg voor dat de accountant, bedoeld in artikel 7, meewerkt aan door of namens Onze Ministers in te stellen onderzoeken naar de door de accountant verrichte controlewerkzaamheden.

Artikel

12

Onze Ministers kunnen voorschotten verlenen volgens een door hen vastgesteld schema.

Hoofdstuk

6

Overgangs- en slotbepalingen

Artikel

13

Artikel

14

Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip en vervalt met ingang van 1 januari 2007.

Artikel

15

Dit besluit wordt aangehaald als: Tijdelijk besluit uitkeringen jeugdzorg.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage
Beatrix
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport , C. I. J. M. Ross-van Dorp
De Minister van Justitie , J. P. H. Donner
De Minister van Justitie , J. P. H. Donner