Artikel
I
Wijzigt de Natuurbeschermingswet 1998.
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
Wijzigt de Natuurbeschermingswet 1998.
Wijzigt de Algemene wet bestuursrecht.
Wijzigt de Wet op de economische delicten.
Wijzigt de Flora- en faunawet.
De besluiten van Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit houdende de aanwijzing van gebieden ter uitvoering van ingevolge richtlijn (EEG) nr. 79/409 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand (pbEG L 103) gelden als besluiten als bedoeld in artikel 10a van de Natuurbeschermingswet 1998.
In gevallen waarin een beschermd natuurmonument als bedoeld in artikel 10 van de Natuurbeschermingswet 1998 geheel of gedeeltelijk deel uitmaakt van een gebied als bedoeld in het eerste lid, vervalt in afwijking van artikel 15a, tweede lid, van de Natuurbeschermingswet 1998 een besluit houdende de aanwijzing van dat beschermde natuurmonument met ingang van het in artikel VIII bedoelde tijdstip. Artikel 15a, derde lid, van de Natuurbeschermingswet 1998 is van overeenkomstige toepassing.
Een beheersplan als bedoeld in artikel 19a van de Natuurbeschermingswet 1998 voor een gebied, dat ter uitvoering van richtlijn (EEG) nr. 79/409 en richtlijn (EEG) nr. 92/43 voor de inwerkingtreding van deze wet is aangewezen, wordt uiterlijk drie jaar na het in artikel VIII bedoelde tijdstip voor het eerst vastgesteld.
Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit zendt binnen drie jaar na de inwerkingtreding van deze wet aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk.
De evaluatie als bedoeld in artikel VI vindt in elk geval plaats op basis van de volgende drie punten:
in hoeverre zijn de beheersplannen volgens de eisen van de wet opgesteld en vastgesteld en zijn deze plannen voldoende kaderstellend voor het verlenen van ingevolge de Natuurbeschermingswet 1998 vereiste vergunningen;
in welke mate zijn de randvoorwaarden voor het adequaat uitvoeren van de ingevolge de artikelen 19e, 19f en 19g van de Natuurbeschermingswet 1998 bedoelde toets bij gemeenten aanwezig en
zijn alle activiteiten waarvoor ingevolge de Natuurbeschermingswet 1998 een vergunning vereist is volgens de eisen van de wet getoetst en afgehandeld.
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.
Lasten bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.