Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 27 september 2004, nr. HDJZ/AWW/2004-2262, Hoofddirectie Juridische Zaken;
Gelet op
richtlijn nr. 2003/37/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 26 mei 2003 betreffende de typegoedkeuring van landbouw- of bosbouwtrekkers en aanhangwagens, verwisselbare getrokken machines, systemen, onderdelen en technische eenheden daarvan en tot intrekking van
Richtlijn 74/150/EEG van de Raad (PbEU L 171),
richtlijn nr. 2004/66/EG van de Raad van de Europese Unie van 26 april 2004 (PbEU L 168) tot aanpassing van de
Richtlijnen 1999/45/EG,
2002/83/EG,
2003/37/EG en
2003/59/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie en de Richtlijnen
77/388/EEG,
91/414/EEG,
96/26/EG,
2003/48/EG en
2003/49/EG, op het gebied van vrij verkeer van goederen, vrijheid van dienstverlening, landbouw, vervoer en belastingen, in verband met de toetreding van Tsjechië, Estland, Cyprus, Letland, Litouwen, Hongarije, Malta, Polen, Slovenië en Slowakije en de
artikelen 21, eerste lid,
22, eerste lid, en
26, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994;
De Raad van State gehoord (advies van 22 november 2004, nr. W09.04.0472/V);
Gezien het nader rapport van Onze voornoemde Minister van 25 januari 2005, nr. HDJZ/AWW/2005-117, Hoofddirectie Juridische Zaken;