Regeling van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 2 juni 2005, nr. DGM/EV2005054032, houdende regels met betrekking tot verstrekking van subsidie aan provincies ten behoeve van het externe veiligheidsbeleid voor het tijdvak 2006 tot en met 2010 (Subsidieregeling programmafinanciering EV-beleid voor andere overheden 2006–2010)

Subsidieregeling programmafinanciering EV-beleid voor andere overheden 2006–2010

De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

Besluit:

§

1

Begripsbepalingen

Artikel

1

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    provinciaal programma: een programma als bedoeld in artikel 3 van een provincie, dat wordt uitgevoerd door een provincie en de betrokken gemeenten;

  • b.

    externe veiligheidsbeleid: het beleid gericht op de verbetering van de veiligheid buiten inrichtingen waar gevaarlijke stoffen aanwezig zijn en buiten transportroutes en buisleidingen waarover of waardoor gevaarlijke stoffen worden vervoerd, voorzover die veiligheid kan worden beïnvloed door een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken, alsmede verbetering van de veiligheid buiten luchthaventerreinen;

  • c.

    de minister: de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, en

  • d.

    uitvoeringskosten: kosten voor personeel, onderzoek en communicatie.

§

2

Doel

Artikel

2

§

3

Provinciaal programma

Artikel

3

§

4

Voorwaarden voor subsidie

Artikel

4

Een provincie komt in aanmerking voor subsidie voor de uitvoeringskosten van projecten en activiteiten gericht op de versterking van de uitvoering van het externe veiligheidsbeleid, onder de volgende voorwaarden:

  • a.

    de aanvraag tot subsidieverlening gaat vergezeld van een door gedeputeerde staten vastgesteld provinciaal programma ter bereiking van het doel, bedoeld in artikel 2, eerste lid, waarin in elk geval de volgende onderdelen zijn uitgewerkt:

    • 1°.

      de verplichtingen waartoe de gemeenten en de provincie zich verbinden overeenkomstig artikel 3, eerste lid, onderdelen a tot en met i;

    • 2°.

      de duur van uitvoering van het provinciaal programma, en

    • 3°.

      per onderdeel de kosten waarvoor subsidie wordt gevraagd;

  • b.

    de gelden worden uitsluitend besteed aan de versterking van de capaciteit of kennis voor de uitvoering van het externe veiligheidsbeleid;

  • c.

    uit het provinciaal programma is aantoonbaar een ontwikkeling af te leiden, waarin toegewerkt wordt naar:

    • 1°.

      het structureel voorzien in de personeelsformatie ten behoeve van een structurele uitvoering van de EV-taken, en

    • 2°.

      structurele samenwerking tussen enerzijds provincie en gemeenten en anderzijds gemeenten onderling, op een effectief en efficiënt schaalniveau;

  • d.

    de te leveren prestaties voorzover die betrekking hebben op het eerste jaar van het provinciaal programma, zijn zodanig geformuleerd dat de kwaliteitsimpuls voor externe veiligheid zoveel mogelijk specifiek, meetbaar, acceptabel, realistisch en tijdsgerelateerd is;

  • e.

    in het provinciaal programma wordt indien dat nodig is voor de realisatie van de projecten en activiteiten, aangegeven op welke wijze interdisciplinaire samenwerking wordt vormgegeven;

  • f.

    in het provinciaal programma wordt de stand van zaken met betrekking tot de uitvoering van het externe veiligheidsbeleid weergegeven en wat na afloop van dat programma per gekozen project of activiteit wordt beoogd, en

  • g.

    het ingediende provinciaal programma en de jaarlijkse actualisatie daarvan zijn in afstemming met de gemeenten opgesteld.

§

5

Beoordelingscriteria

Artikel

5

Een provinciaal programma wordt beoordeeld op de volgende criteria:

  • a.

    de invulling van het provinciaal programma draagt aantoonbaar bij aan het structureel voorzien in de personeelsformatie ten behoeve van de structurele uitvoering van de EV-taken;

  • b.

    de invulling van het provinciaal programma draagt aantoonbaar bij aan structurele samenwerking tussen enerzijds provincie en gemeenten en anderzijds gemeenten onderling op een effectief en efficiënt schaalniveau;

  • c.

    de uitvoering van het provinciaal programma levert een aantoonbare en blijvende kwaliteitsimpuls aan externe veiligheid;

  • d.

    taakuitvoering die wettelijk verplicht is of wordt, wordt door middel van het provinciaal programma versterkt, en

  • e.

    het provinciaal programma streeft een evenwichtige keuze van projecten en activiteiten na, alsmede een gemotiveerde verdeling over de betrokken organisaties.

§

6

Subsidiabele kosten

Artikel

6

§

7

Niet-subsidiabele kosten

Artikel

7

De volgende kosten komen niet in aanmerking voor subsidie:

  • a.

    de kosten gemaakt voor 1 januari 2006 en voor het indienen van de aanvraag tot subsidieverlening, met uitzondering van de kosten verbonden aan het opstellen van het provinciaal programma, en

  • b.

    de kosten gemaakt na 31 december 2010, met uitzondering van de kosten gemaakt na 31 december 2010 voorzover die kosten betrekking hebben op het opstellen van het eindverslag, alsmede de daartoe noodzakelijke accountantsverklaring.

§

8

Hoogte van de subsidie

Artikel

8

Het subsidieplafond bedraagt voor subsidies als bedoeld in artikel 6 voor de jaren 2006 tot en met 2010 per provincie per jaar, afgerond naar duizenden euro’s:

Drenthe

313.000

Flevoland

241.000

Friesland

667.000

Gelderland

2.172.000

Groningen

999.000

Limburg

1.473.000

Noord-Brabant

3.476.000

Noord-Holland

1.592.000

Overijssel

1.048.000

Utrecht

782.000

Zeeland

1.091.000

Zuid-Holland

6.145.000

§

9

Bevoorschotting

Artikel

9

§

10

Verplichtingen van de subsidie-ontvanger

Artikel

10

De subsidie-ontvanger is verplicht:

  • a.

    het provinciaal programma waarvoor subsidie is verleend, uit te voeren voor 31 december 2010;

  • b.

    het geactualiseerde overzicht van projecten en activiteiten in te dienen, waarvoor subsidie is verleend als bedoeld in artikel 13, eerste lid, van het Besluit milieusubsidies.

  • c.

    over de jaren 2006 en 2007 tweemaal per jaar een voortgangsverslag in te dienen, uiterlijk 1 september van het desbetreffende programmajaar het halfjaarverslag en uiterlijk 1 maart van het daaropvolgende jaar het jaarverslag;

  • d.

    in de jaren 2008, 2009 en 2010 eenmaal per jaar een jaarverslag in te dienen, uiterlijk 1 maart van het daaropvolgende jaar.

  • e.

    het jaarverslag uiterlijk 1 juni van het daaropvolgende jaar te voorzien van een accountantsverklaring, en

  • f.

    het eindverslag in te dienen omtrent het verloop, de uitvoering en de resultaten van het provinciaal programma, bedoeld in artikel 14, tweede lid, onderdeel a, van het Besluit milieusubsidies, en

  • g.

    het eindverslag, bedoeld in onderdeel f, in afwijking van artikel 14, eerste lid, onderdeel a, van het Besluit milieusubsidies binnen zes maanden na uitvoering van het provinciaal programma aan de minister te verstrekken.

§

11

Aanvraag tot subsidieverlening en subsidievaststelling

Artikel

11

§

12

Slotbepalingen

Artikel

12

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel

13

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling programmafinanciering EV-beleid voor andere overheden 2006–2010.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag
De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, P.L.B.A. van Geel