Regeling van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 9 december 2005, nr. WJZ/2005/54943(8176), houdende regels voor het verstrekken van subsidie voor projecten ter verhoging van het opleidingsniveau van de beroepsbevolking (Tijdelijke stimuleringsregeling leren en werken)

Tijdelijke stimuleringsregeling leren en werken

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
Handelende in overeenstemming met de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

Besluit:

Hoofdstuk

1

Inleidende bepalingen

Artikel

1.1

Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    bedrijfsleven:

    • 1°.

      werkgeversorganisaties;

    • 2°.

      brancheorganisaties; of

    • 3°.

      vakorganisaties;

  • b.

    bewindspersoon:

    • 1°.

      Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;

    • 2°.

      Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid; of

    • 3°.

      Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

  • c.

    brancheorganisatie: rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid, niet zijnde een rechtspersoon die krachtens publiekrecht is ingesteld, die niet bedrijfsmatig werkzaam is en die blijkens zijn statuten als doel heeft de belangen te behartigen van ondernemers die behoren tot eenzelfde bedrijfstak of een samenhangend deel ervan;

  • d.

    certificaat:

    • 1°.

      certificaat of diploma behorende bij een beroepsopleiding, opgenomen in het Centraal Register Beroepsopleidingen, of een opleiding, opgenomen in het Centraal Register Opleidingen Hoger Onderwijs; of

    • 2°.

      certificaat of deelcertificaat dat door een brancheorganisatie of een Opleidings- en Ontwikkelingsfonds in een branche als extra kwalificatie voor de arbeidsmarkt wordt erkend;

  • e.

    duaal traject: traject van leren en werken dat strekt tot het behalen van een certificaat;

  • f.

    eerder verworven competenties: door werkervaring of op andere wijze verworven kennis, vaardigheden en competenties;

  • g.

    EVC-methodiek: methodiek door middel waarvan eerder verworven competenties van iemand in kaart kunnen worden gebracht;

  • h.

    EVC-traject: traject waarin een EVC-methodiek wordt gehanteerd;

  • i.

    gebruiker van een leerwerkloket: persoon die gebruik maakt van de diensten van een leerwerkloket met als doel het doorlopen van een EVC-traject;

  • j.

    gebruiker van een nieuwe EVC-methodiek: persoon die een EVC-traject doorloopt, waarin een nieuwe EVC-methodiek wordt gehanteerd;

  • k.

    intentieverklaring: op schrift gestelde, door partijen ondertekende en rechtens niet afdwingbare afspraak tussen partijen;

  • l.

    leerwerkloket: voorziening in een regio waar burgers, werkzoekenden, werknemers of werkgevers advies kunnen inwinnen over EVC-trajecten, en waar zij zo nodig begeleid kunnen worden om ontbrekende kwalificaties via opleiding, loopbaan of beroepskeuze aan te vullen tot een voor de arbeidsmarkt relevante beroepskwalificatie en het daarbij behorende certificaat;

  • m.

    minister: Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;

  • n.

    Opleidings- en Ontwikkelingsfonds: door werkgevers en werknemers in het leven geroepen, dan wel beheerde, samenwerkingsverband per bedrijfstak of onderneming;

  • o.

    werkgever: natuurlijke persoon of rechtspersoon in wiens dienst dan wel voor wie een werknemer arbeid verricht;

  • p.

    werkgeversorganisatie: organisatie die de individuele en gemeenschappelijke belangen behartigt van:

    • 1°.

      werkgevers; of

    • 2°.

      ondernemingen; en

  • q.

    vakorganisatie: organisatie die de individuele en gemeenschappelijke belangen behartigt van aangesloten werknemers en andere leden.

Artikel

1.2

Doelomschrijving

Artikel

1.3

Partijen bij een intentieverklaring

Artikel

1.4

Startsubsidie en vervolgsubsidie

Artikel

1.5

Subsidieaanvrager

Artikel

1.6

Vaststelling subsidieplafond

Artikel

1.7

Hoogte startsubsidie

De startsubsidie bedraagt € 25.000,–.

Artikel

1.8

Hoogte vervolgsubsidie

De hoogte van de vervolgsubsidie bedraagt ten hoogste 75% van de subsidiabele kosten, met dien verstande dat:

  • a.

    voor nieuwe duale trajecten niet meer wordt verleend dan:

    • 1°.

      € 100.000,– voor het minimumaantal van 200 tot stand te komen nieuwe duale trajecten; en

    • 2°.

      € 500,– per daarnaast tot stand te komen nieuwe duale trajecten, met een maximum van € 900.000,–;

  • b.

    voor leerwerkloketten niet meer wordt verleend dan:

    • 1°.

      € 150.000,– voor het minimumaantal van 500 te behalen gebruikers van een leerwerkloket; en

    • 2°.

      € 150,– per daarnaast te behalen gebruikers van leerwerkloketten, met een maximum van € 150.000,–; en

  • c.

    voor nieuwe EVC-methodieken niet meer wordt verleend dan:

    • 1°.

      € 40.000,– voor het minimumaantal van 150 te behalen gebruikers van nieuwe EVC-methodieken; en

    • 2°.

      € 250,– per daarnaast te behalen gebruikers van nieuwe EVC-methodieken, met een maximum van € 175.000,–.

Hoofdstuk

2

Subsidieaanvraag

Artikel

2.1

Aanvraag

Artikel

2.2

Vereisten subsidieaanvraag

Artikel

2.3

Activiteitenplan

Het activiteitenplan voor de vervolgsubsidie omvat een overzicht van de aard en omvang van de voorgenomen activiteiten en voorziet, voor zover deze onderwerpen op de aanvraag voor de vervolgsubsidie van toepassing zijn, ten minste in:

  • a.

    een kwantitatieve en kwalitatieve beschrijving van de bestaande dienstverlening op het terrein van:

    • 1°.

      duale trajecten;

    • 2°.

      leerwerkloketten; of

    • 3°.

      EVC-methodieken;

  • b.

    het per 1 oktober 2007 beoogde aantal

    • 1°.

      nieuwe duale trajecten;

    • 2°.

      gebruikers van de leerwerkloketten; of

    • 3°.

      gebruikers van de nieuwe EVC-methodieken;

  • c.

    een kwalitatieve beschrijving van de tot stand te komen dienstverlening op het terrein van:

    • 1°.

      duale trajecten;

    • 2°.

      leerwerkloketten; of

    • 3°.

      EVC-methodieken; en

  • d.

    een omschrijving van de doelgroepen van, voor zover van toepassing, de:

    • 1°.

      deelnemers aan de trajecten, bedoeld in onderdeel b; of

    • 2°.

      gebruikers, bedoeld in onderdeel b.

Artikel

2.4

Begroting

Artikel

2.5

Termijn indiening

Hoofdstuk

3

Subsidieverlening

Artikel

3.1

Criteria subsidieverlening

De minister verdeelt het beschikbare bedrag in de volgorde van ontvangst van de aanvragen, met dien verstande dat wanneer de aanvrager krachtens artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht de gelegenheid heeft gehad de subsidieaanvraag aan te vullen, de dag waarop de aanvullende informatie is ontvangen, met betrekking tot de verdeling, als datum van ontvangst geldt.

Artikel

3.2

Beslistermijnen

Artikel

3.3

Advies voorafgaand aan subsidieverlening

Artikel

3.4

Beoordelingscommissie Duale Trajecten

Artikel

3.5

Niet vervullen begrotingsvoorwaarde

Artikel

3.6

Andere subsidieregelingen

Onverminderd artikel 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht wordt er geen subsidie verstrekt voor zover subsidie is verstrekt op grond van een andere rijkssubsidieregeling met een doelstelling die overeenkomt met de doelstelling bedoeld in deze regeling, met uitzondering van de Subsidieregeling ESF-3.

Artikel

3.7

Algemene weigeringsgronden

Onverminderd artikel 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht kan de subsidieverlening worden geweigerd indien:

  • a.

    de aanvraag niet voldoet aan de bij deze regeling gestelde eisen;

  • b.

    de aanvraag ziet op duale trajecten die al voor de indiening van de aanvraag tot stand zijn gekomen; of

  • c.

    de kosten van het project niet in redelijke verhouding staan tot de daarvan te verwachten resultaten.

Hoofdstuk

4

Verplichtingen subsidieontvanger

Artikel

4.1

Algemene verplichtingen

Ingeval artikel 2.1, tweede lid, niet van toepassing is, stelt de ontvanger van startsubsidie binnen 90 dagen na de aanvraag voor startsubsidie een activiteitenplan voor vervolgsubsidie op en een begroting voor vervolgsubsidie.

Artikel

4.2

Informatieplicht

De subsidieontvanger verstrekt alle door of namens de minister gevraagde informatie ten behoeve van beleidsonderzoek en controledoeleinden en bevordert, indien de minister dat verzoekt, voor 1 oktober 2007 een overleg tussen alle partijen bij intentieverklaring als bedoeld in artikel 1.2, eerste lid.

Artikel

4.3

Administratievoorschriften

Artikel

4.4

Openbare aanbesteding

Indien ter uitvoering van het project in opdracht diensten of werkzaamheden door derden worden verricht, worden partijen bij intentieverklaring als bedoeld in artikel 1.2, eerste lid, geacht de regels voor aanbesteding in acht te nemen.

Hoofdstuk

5

Subsidievaststelling

Artikel

5.1

Subsidievaststelling

Artikel

5.2

Verslaglegging

Artikel

5.4

Accountantsverklaring

Artikel

5.5

Verslag van activiteiten

Hoofdstuk

6

Betaling

Artikel

6.1

Voorschotten

Nadat subsidie is verleend, kan de minister voorschotten verstrekken tot ten hoogste 80% van het verleende subsidiebedrag.

Hoofdstuk

7

Slotbepalingen

Artikel

7.1

Inwerkingtreding en vervaldatum

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en vervalt met ingang van 1 december 2008.

Artikel

7.2

Overgangsbepaling

Voor zover er vanaf de vervaldatum van deze regeling ter zake nog sprake is van enige bestuursrechtelijke afdoening, met inbegrip van bezwaar- en beroepsprocedures, vindt deze overeenkomstig deze regeling, plaats.

Artikel

7.3

Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Tijdelijke stimuleringsregeling leren en werken.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst (met uitzondering van de bijlagen I en II, die met ingang van de datum van inwerkingtreding van deze regeling ter inzage worden gelegd in de bibliotheek van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap te Den Haag, en met uitzondering van bijlage III, die met ingang van 1 januari 2006 ter inzage worden gelegd in de bibliotheek van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap te Den Haag).

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M.Rutte

Bijlage

I

Ligt ter inzage bij Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap te Den Haag.

Bijlage

II

Ligt ter inzage bij Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap te Den Haag.

Bijlage

III

Ligt ter inzage bij Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap te Den Haag.