Regeling van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 16 december 2005, nr. LMV 2005.191530, Directie Lokale Milieukwaliteit en Verkeer, Afdeling Sturing Bodemsaneringsoperatie, houdende financiële bepalingen met betrekking tot bodemsanering (Regeling financiële bepalingen bodemsanering 2005)
Regeling financiële bepalingen bodemsanering 2005
De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
bijdrage voor budgetperiode t = € 0,04537802 miljoen + Y (X – 12 x € 0,04537802 miljoen) afgerond in duizendtal waarin voorstelt:
t : de periode waarop de bijdrage betrekking heeft;
X: een gedeelte van het op de rijksbegroting van het Ministerie van VROM beschikbare bedrag in de budgetperiode ter tegemoetkoming in de kosten voor regionale waterbodems;
Y: de voor de budgethouder geldende vermenigvuldigingsfactoren zoals aangegeven in onderstaande tabel:
G: de werkvoorraad landbodems landelijk gebied per budgethouder;
Het budget landbodems landelijk gebied omvat het door de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer gereserveerde (deel)budget voor onderzoek en sanering van landbodems in landelijk gebied dat verdeeld kan worden op basis van het relatieve aandeel van iedere budgethouder in de werkvoorraad landbodems in landelijk gebied.
Artikel
3
Voor de verlening van budget als bedoeld in artikel 2, tweede lid, van het besluit kunnen, voor zover het budget toereikend is, de volgende bijzondere gevallen van ernstige verontreiniging waarbij financiering niet of niet geheel uit het indicatieve budget zal plaatsvinden in volgorde van voorkeur in aanmerking komen:
a.
een geval waarvoor op 1 januari 2005 een garantie bestond van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer aan de budgethouder en het kosten betreft die niet zijn meegenomen bij de bekendmaking van het indicatieve budget;
b.
een in uitvoering zijnd geval waarbij sprake is van doorloop vanuit de voorafgaande budgetperiode en dat is overgedragen aan een nieuwe budgethouder;
c.
een geval waarbij sprake is van zodanige risico’s dat een spoedige sanering noodzakelijk is;
d.
een geval dat voortvloeit uit maatschappelijk gewenste ontwikkelingen;
e.
een geval waarvoor een hoog rendement wordt bereikt voor wat betreft de verhouding inzet overheidsmiddelen versus bodemprestatie-eenheid;
f.
een geval dat uitgevoerd wordt in het kader van gebiedsgerichte aanpak;
g.
een nieuw geval dat niet of nauwelijks kan worden uitgevoerd als gevolg van een te klein indicatief budget;
h.
een geval waarbij sprake is van de sanering van een regionale waterbodem die niet of nauwelijks kan worden uitgevoerd als gevolg van een te klein indicatief budget.
Artikel
4
De berekening van de vergoeding voor apparaatskosten als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van het besluit, wordt bepaald aan de hand van de volgende formule:
€ 77.000 x (X1 + (X2 x 137,89))
waarbij de uitkomst van (X1 + (X2 x 137,89)) wordt afgerond op twee cijfers achter de komma;
waarin voorstelt:
X1: vast aantal formatieplaatsen van 2,44 fte
X2: de voor de gemeente geldende vermenigvuldigingsfactoren, zoals aangegeven in de onderstaande tabel:
Alkmaar
0,00646
Almelo
0,00916
Amersfoort
0,00531
Arnhem
0,00624
Breda
0,01437
Den Bosch
0,00326
Deventer
0,00981
Dordrecht
0,00666
Eindhoven
0,00791
Emmen
0,02021
Enschede
0,01417
Groningen
0,01480
Haarlem
0,00441
Heerlen
0,00689
Helmond
0,00655
Hengelo
0,01061
Leeuwarden
0,00885
Leiden
0,00748
Maastricht
0,01033
Nijmegen
0,00668
Schiedam
0,00530
Tilburg
0,02192
Venlo
0,01060
Zaanstad
0,01105
Zwolle
0,00510
Artikel
5
De niet-projectgebonden kosten, bedoeld in artikel 3, tweede lid, van het besluit waarvoor, voor zover het budget toereikend is, een bijdrage kan worden verstrekt hebben betrekking op het stimuleren en ondersteunen van de uitvoering van bodemsaneringen.
locaties binnen projectgemeenten met zodanige risico’s dat een spoedige sanering noodzakelijk is;
d.
kosten die voortvloeien uit beheersmaatregelen en nazorg, waaronder nazorg van oude stortplaatsen;
e.
de aanpak van asbestverontreinigingen;
f.
andere relevante aspecten van verontreiniging van het betreffende gebied.
2
In het programma wordt het aantal bpe’s opgenomen die met het te verlenen budget zullen worden gerealiseerd in de budgetperiode, alsmede de werkzaamheden met betrekking tot regionale waterbodems.
3
De financiële paragraaf, bedoeld in artikel 4, vierde lid, van het besluit en het overzicht met betrekking tot de inhoud van het programma worden ingericht overeenkomstig het model dat is opgenomen in bijlage 1.
Bij de aanvraag tot subsidieverlening wordt naast de in artikel 13, eerste lid, van het besluit genoemde gegevens tevens een begroting van de saneringskosten verstrekt, die is opgebouwd uit kostenposten zoals genoemd in bijlage 7.
2
Deze begroting dient te worden opgemaakt volgens een goede werkomschrijving, waarin een duidelijk inzicht wordt geboden in de omvang en de eenheidsprijzen van werkzaamheden, en waarbij voorts geldt dat de kosten voor de aanvrager van de subsidie die betrekking hebben op de directievoering en milieukundige begeleiding van de sanering in het geval de netto-saneringskosten meer dan € 50.000 bedragen maximaal 10% van deze netto-saneringskosten mogen zijn, of in het geval deze kosten gelijk zijn aan of minder dan € 50.000 bedragen maximaal 20% van de netto-saneringskosten mogen zijn.
3
Deze begroting vermeldt tevens het aantal te realiseren bpe’s.
Artikel
10
1
Het financieel verslag, bedoeld in artikel 21, tweede lid van het besluit, gaat vergezeld van een specificatie van de werkelijke saneringskosten, opgebouwd uit kostenposten zoals genoemd in bijlage 7.
2
Deze specificatie vermeldt tevens het aantal gerealiseerde bpe’s.
ten minste twee concurrerende offertes van aannemers, in het geval de netto-saneringskosten op een tijdstip gelegen direct vóór de aanvang van de uitvoering van de sanering of van een fase van de sanering in totaal worden geraamd op een bedrag van ten hoogste € 50.000, of
b.
ten minste drie concurrerende offertes van aannemers, in het geval de netto saneringskosten op een tijdstip gelegen direct vóór de aanvang van de uitvoering van de sanering of van een fase van de sanering in totaal worden geraamd op een bedrag hoger dan € 50.000.
Indien niet wordt gekozen voor de goedkoopste offerte, wordt een schriftelijke motivering daarvoor bij de aanvraag gevoegd.
2
De aanvraag bevat tevens een verklaring van de aanvrager van de subsidie inhoudende dat slechts de saneringskosten als bedoeld in artikel 10, eerste lid, zijn betrokken bij de aanvraag tot subsidievaststelling.
De verklaring van getrouwheid van een accountant behorend bij de bestedingsverantwoording wordt opgesteld met inachtneming van de voorschriften opgenomen in bijlage 5 bij deze regeling.
Hoofdstuk
5
Overige bepalingen
Artikel
14
De activiteiten op het gebied van onderzoek en sanering, bedoeld in artikel 41, eerste lid van het besluit op grond waarvan subsidie kan worden verstrekt, zijn:
Deze regeling treedt in werking op het tijdstip waarop het Besluit financiële bepalingen bodemsanering in werking treedt. Indien de dagtekening van de Staatscourant waarin deze regeling wordt geplaatst later is gelegen dan de tweede dag vóór genoemd tijdstip, treedt deze regeling in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst. De artikelen 2 tot en met 7, 14 en 15 werken terug tot en met 1 januari 2005.
Artikel
18
Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling financiële bepalingen bodemsanering 2005.
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst met uitzondering van de bijlagen met toelichting; een volledig exemplaar van de regeling, inclusief de bijlagen zal aan alle budgethouders en bevoegde overheden worden gezonden. Daarnaast zal de volledige regeling inclusief de bijlagen ter inzage worden gelegd bij het Ministerie van VROM en zal worden geplaatst op www.vrom.nl
Den Haag
De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, P.L.B.A. vanGeel