Besluit van 21 december 2005, houdende regels ter uitvoering van artikel 226l van het Wetboek van Strafvordering (Besluit getuigenbescherming)

Besluit getuigenbescherming

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Justitie van 27 augustus 2001, nr. 5116667/01/6;
De Raad van State gehoord (advies van 29 oktober 2001, no. W03.01.0454/1);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Justitie van 14 december 2005, nr. 5390597/05/6;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel

1

In dit besluit wordt verstaan onder:

  • a.

    Onze Minister: de Minister van Justitie;

  • b.

    College: het College van procureurs-generaal;

  • c.

    hoofdofficier van justitie: de hoofdofficier van justitie die verantwoordelijk is voor het opsporingsonderzoek of de vervolging in het kader waarvan een verzoek tot het treffen van beschermingsmaatregelen is gedaan;

  • d.

    officier van justitie: de officier van justitie bij het landelijk parket, belast met getuigenbescherming;

  • e.

    onderdeel getuigenbescherming: het onderdeel bedoeld in artikel 2.

Artikel

2

  • a.

    het opstellen van dreigingsanalyses;

  • b.

    het adviseren van het bevoegde gezag omtrent de bescherming van personen als bedoeld in artikel 3;

  • c.

    de uitvoering van beschermingsmaatregelen.

Artikel

3

Beschermingsmaatregelen kunnen worden getroffen ten aanzien van een getuige als bedoeld in artikel 226a, 226g of 226k van het Wetboek van Strafvordering of van een andere persoon die medewerking heeft verleend aan de met de opsporing en vervolging van strafbare feiten belaste autoriteiten, voor zover daartoe een dringende noodzaak is ontstaan als gevolg van die medewerking en daarmee verband houdend overheidsoptreden.

Artikel

4

Artikel

5

Artikel

6

In afwijking van de artikelen 4 en 5, kan in spoedeisende gevallen Onze Minister, het College of een lid daarvan het onderdeel getuigenbescherming mondeling opdracht verstrekken tot het treffen van tijdelijke noodmaatregelen. Zo spoedig mogelijk na de mondelinge opdracht wordt deze op schrift gesteld en wordt een opdracht als bedoeld in artikel 4, eerste lid, verstrekt.

Artikel

7

Artikel

8

Artikel

9

Artikel

10

Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Artikel

11

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit getuigenbescherming.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage
Beatrix
De Minister van Justitie , J. P. H.Donner
De Minister van Justitie , J. P. H.Donner