Regeling van de Minister van Economische Zaken van 1 februari 2006, nr. WJZ 6008406, houdende regels ter zake vrijstelling van het toestemmingsvereiste ex artikel 3.10, eerste lid, van de Telecommunicatiewet (Vrijstellingsregeling afwijkend gebruik frequentieruimte Justitie)

Vrijstellingsregeling afwijkend gebruik frequentieruimte Justitie

De Minister van Economische zaken, in overeenstemming met de Minister van Justitie,
Gelet op artikel 3.10, derde lid, 3.10, eerste lid, van de Telecommunicatiewet;

Besluit:

Artikel

1

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • c.

    een afwijkend gebruik van de frequentieruimte: een afwijkend gebruik van de frequentieruimte dat bestaat uit scannen of jammen, ter uitvoering van de taken als bedoeld in artikel 3.22, derde lid, onderdeel a, b, d of e van de wet;

  • d.

    scannen: het met daartoe geschikte apparatuur automatisch en herhaald systematisch aftasten van een bepaalde frequentieband teneinde informatie te vergaren met betrekking tot een bepaald nummer of bepaalde nummers in een bepaald gebied;

  • e.

    jammen: het met daartoe geschikte apparatuur tijdelijk verstoren of onmogelijk maken van een normaal gebruik van een geselecteerd nummer of alle nummers over een bepaalde frequentieband in een bepaald gebied.

Artikel

3

Artikel

4

Artikel

5

Artikel

6

Artikel

7

Met de in artikel 6 bedoelde apparatuur wordt gelijkgesteld apparatuur die rechtmatig is vervaardigd of in de handel is gebracht in een andere lidstaat van de Europese Unie dan wel rechtmatig is vervaardigd in een staat, niet zijnde een lidstaat van de Europese Unie, die partij is bij een daartoe strekkend of mede daartoe strekkend Verdrag dat Nederland bindt, en die voldoet aan eisen die een beschermingsniveau bieden dat ten minste gelijkwaardig is aan het niveau dat met de nationale eisen wordt nagestreefd.

Artikel

8

Bevoegd tot het bedienen van de apparatuur waarmee een afwijkend gebruik van de frequentieruimte kan plaatsvinden zijn de in artikel 141, aanhef, onderdelen b en d, bedoelde opsporingsambtenaren die in het bezit zijn van een door de Minister van Veiligheid en Justitie aangewezen verklaring waaruit blijkt dat de desbetreffende opsporingsambtenaar voldoende kennis heeft van de juridische, technische en operationele aspecten van het gebruik van de apparatuur.

Artikel

9

Artikel

10

Dit besluit wordt aangehaald als: Vrijstellingsregeling afwijkend gebruik frequentieruimte Justitie

Artikel

11

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag
De Minister van Economische Zaken, L.J.Brinkhorst