Regeling van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, van 9 maart 2006, nr. DCE/06/9313, houdende subsidieregels in het kader van digitalisering van erfgoedcollecties (Subsidieregeling ‘Digitaliseren met beleid’)

Subsidieregeling ‘Digitaliseren met beleid’

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Besluit:

§

1

Algemene bepalingen

Artikel

1

Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    minister: de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;

  • b.

    instelling: een privaatrechtelijke rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid, dan wel een publiekrechtelijke rechtspersoon die tot taak heeft het beheren en toegankelijk maken van de eigen erfgoedcollectie, zoals musea, (audiovisuele-)archieven of instellingen op het gebied van monumenten en archeologie en universitaire bibliotheken;

  • c.

    projecten: het opstellen van een informatieplan of het uitvoeren van een ontwikkelingsproject;

  • d.

    informatieplan: een plan dat voldoet aan de criteria in het ICT-register van DEN A.01 Informatieplan en B.01. digitaliseringsplan;

  • e.

    ontwikkelingsproject: een samenhangende geheel van activiteiten gericht op de ontwikkeling van een product of dienst voor het duurzaam of veilig beheer, het presenteren of beschikbaar stellen van de gedigitaliseerde objecten via communicatienetwerken die voldoen aan de criteria zoals vermeld in het ICT-register van DEN onder C.02.02, C02.04., C.02.05 en C02.08 gestandaardiseerde toegankelijkheid en duurzaamheid en waarvan basisdigitalisering onderdeel kan uitmaken;

  • f.

    basisdigitalisering: alle inspanningen die gericht zijn op de transformatie van analoge naar digitale objecten of tekstbestanden conform de criteria in het ICT-register van DEN C.01 materiaalanalyse en selectie en C.02.01 Digitaliseringsprocessen.

  • g.

    het Besluit: Het Bekostigingsbesluit cultuuruitingen;

  • h.

    samenwerkingsverband: een verband van instellingen die voor gemeenschappelijke rekening en risico een informatieplan opstellen, of een ontwikkelingsproject uitvoeren.

  • i.

    DEN: Stichting Digitaal Erfgoed Nederland

Artikel

2

Instellingen die in aanmerking komen voor subsidie

Artikel

3

Hoogte subsidiebedrag

Artikel

4

Subsidiabele kosten

Artikel

5

Adviescommissie

Artikel

6

Subsidieplafond

§

2

Aanvraag en beslissing op de aanvraag

Artikel

7

Subsidieaanvraag Informatieplan

Artikel

8

Subsidieaanvraag ontwikkelingsproject

Artikel

9

Beslistermijn

Artikel

10

Afwijzingsgronden

Artikel

11

De minister beslist, onverminderd artikel 4, derde lid van het Besluit, in ieder geval afwijzend op een aanvraag om subsidie voor een ontwikkelingsproject indien:

  • a.

    de aanvraag niet voldoet aan de regeling;

  • b.

    hij de projectkosten raamt op minder dan € 25.000;

  • c.

    hij het onaannemelijk acht dat het project binnen twee jaar kan worden voltooid.

Artikel

12

Artikel

13

De minister verdeelt het beschikbare bedrag in de volgorde van rangschikking van de aanvragen door de commissie.

Artikel

14

§

3

Verplichtingen van de subsidieontvanger

Algemeen

Artikel

16

Artikel

17

Verplichtingen subsidieontvanger voor ontwikkelingsprojecten

Artikel

18

Artikel

19

De subsidieontvanger stelt de digitale collectie als onderdeel van het ontwikkelingsproject ter beschikking aan het Geheugen van Nederland en verleent medewerking voor opname hiervan in het Geheugen van Nederland.

§

4

Voorschotten

Artikel

20

Voorschotten

De subsidieontvanger ontvangt eenmalig een voorschot bij de subsidieverlening. Dit voorschot bedraagt 80% van het bij de subsidieverlening maximale subsidiebedrag.

§

5

Subsidievaststelling

Artikel

21

Aanvraag subsidievaststelling

Artikel

22

Beslissing subsidievaststelling

Na ontvangst van de gegevens geeft de minister de beschikking tot subsidievaststelling binnen dertien weken na ontvangst van de aanvraag daartoe dan wel nadat de voor het indienen ervan geldende termijn is verstreken.

Artikel

23

Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel

24

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling ‘Digitaliseren met beleid’.

Deze regeling zal met de toelichting en bijlagen in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M.C. van derLaan

Bijlage

1

Begrotingsformulier

Toelichting kostenposten

De begroting van uw project dient te worden opgesteld conform bijlage 1.

Projectkosten

Als projectkosten worden uitsluitend die kostenposten in aanmerking genomen die in deze modelbegroting zijn opgenomen. Belangrijk is dat de voorziene kosten worden toegerekend aan de uit te voeren werkzaamheden. Geef hierbij aan om welk soort werkzaamheden het gaat.

Voer alleen kosten op die:

  • rechtstreeks zijn toe te rekenen aan het project;

  • voor eigen rekening komen van de deelnemers in het samenwerkingsverband;

  • worden gemaakt en betaald ná indiening van de aanvraag en vóór het einde van het project/programma.

De kosten worden in aanmerking genomen met inbegrip van omzetbelasting, indien u de omzetbelasting niet in aftrek kunt brengen. Winstopslagen bij een transactie binnen een groep mogen niet worden meegenomen.

Toelichting kostenposten begrotingsformulier

1. Loonkosten

Dit zijn de loonkosten inclusief sociale lasten, voor direct bij het project betrokken personeel voor zover deze rechtstreeks voor de uitvoering van het project noodzakelijk zijn. Het uurloon wordt op basis van 1600 productieve uren per jaar berekend.

Voor algemene kosten mag een opslag van 25 procent van de totale loonkosten worden opgevoerd (bij de electronische aanvraag wordt dit automatisch berekend).

2. Kosten van machines en apparatuur

Dit betreft de afschrijvingskosten van aangeschafte machines en apparatuur en het gebruik van bestaande machines en apparatuur op basis van de historische aanschafwaarde. Daarbij moet u uitgaan van de door de Belastingdienst geaccepteerde afschrijvingstermijnen, uitgezonderd de mogelijkheid tot vervroegd afschrijven. Als u de machines en apparatuur least, mag u de leasetermijnen (met uitzondering van de financieringskosten) opvoeren.

3. Kosten van materialen en hulpmiddelen

Dit zijn de kosten van te verbruiken materialen en hulpmiddelen, gebaseerd op historische aanschafprijzen.

Indien u van bestaande machines en apparatuur gebruik maakt, rekent u toe naar evenredigheid van de tijd welke deze worden gebruikt voor het project.

4. Aan derden verschuldigde kosten

Dit zijn kosten van de activiteiten die u uitbesteedt, zoals kosten voor studie- en ontwikkelingsactiviteiten en de kosten van het gebruik van machines en apparatuur bij niet-deelnemende, publiek-gefinancierde instellingen en ondernemers.

5. Kosten basisdigitalisering

Dit zijn (conversie)kosten die moeten worden gemaakt om de in het verleden uitgevoerde digitalisering te laten aansluiten op de thans vereiste DEN-normen.

6. Kosten ten behoeve van opname in ‘Het Geheugen van Nederland’

Hieronder vallen de kosten die een instelling moet maken voordat de collectie in het Geheugen van Nederland opgenomen kan worden. Bijvoorbeeld de kosten voor het laden van een TIFF-archief.

Bijlage

2

Vaststellingsformulier Subsidieregeling ‘Digitaliseren met Beleid’

Bijlage

2a

Model specificatie projectkosten m.b.t. het maken van een informatieplan

Toelichting kostenposten

Projectkosten

Als projectkosten worden uitsluitend die kostenposten in aanmerking genomen die in de committering zijn opgenomen. Belangrijk is dat de kosten zijn toegerekend aan de uit te voeren werkzaamheden. Geef hierbij aan om welk soort werkzaamheden het gaat.

Voer alleen kosten op die:

  • rechtstreeks zijn toe te rekenen aan het project;

  • voor eigen rekening zijn van de deelnemers in het samenwerkingsverband;

  • zijn gemaakt en betaald ná indiening van de aanvraag en vóór het einde van het project/programma.

De kosten worden in aanmerking genomen met inbegrip van omzetbelasting, indien u de omzetbelasting niet in aftrek kunt brengen. Winstopslagen bij een transactie binnen een groep mogen niet worden meegenomen.

Toelichting kostenposten begrotingsformulier

1. Loonkosten

Dit zijn de loonkosten inclusief sociale lasten, voor direct bij het project betrokken personeel voor zover deze rechtstreeks voor de uitvoering van het project noodzakelijk zijn. Het uurloon wordt op basis van 1600 productieve uren per jaar berekend. Voor algemene kosten mag een opslag van 25 procent van de totale loonkosten worden opgevoerd.

2. Kosten van machines en apparatuur

Dit betreft de afschrijvingskosten van aangeschafte machines en apparatuur en het gebruik van bestaande machines en apparatuur op basis van de historische aanschafwaarde. Daarbij moet u uitgaan van de door de Belastingdienst geaccepteerde afschrijvingstermijnen, uitgezonderd de mogelijkheid tot vervroegd afschrijven. Als u de machines en apparatuur least, mag u de leasetermijnen (met uitzondering van de financieringskosten) opvoeren.

Indien u van bestaande machines en apparatuur gebruik maakt, rekent u toe naar evenredigheid van de tijd dat deze worden gebruikt voor het onderzoek.

3. Kosten van materialen en hulpmiddelen

Dit zijn de kosten van verbruikte materialen en hulpmiddelen, gebaseerd op historische aanschafprijzen.

4. Aan derden verschuldigde kosten

Dit zijn kosten van de activiteiten die u heeft uitbesteed, zoals kosten voor ontwikkelingsactiviteiten en de kosten van het gebruik van machines en apparatuur bij niet-deelnemende, publiek-gefinancierde instellingen en ondernemers.

Bijlage

2b

Model specificatie projectkosten m.b.t. het maken van een ontwikkelingsproject

Toelichting kostenposten

Projectkosten

Als projectkosten worden uitsluitend die kostenposten in aanmerking genomen die in de committering zijn opgenomen. Belangrijk is dat de kosten zijn toegerekend aan de uit te voeren werkzaamheden. Geef hierbij aan om welk soort werkzaamheden het gaat.

Voer alleen kosten op die:

  • rechtstreeks zijn toe te rekenen aan het project;

  • voor eigen rekening zijn van de deelnemers in het samenwerkingsverband;

  • zijn gemaakt en betaald ná indiening van de aanvraag en vóór het einde van het project/programma.

De kosten worden in aanmerking genomen met inbegrip van omzetbelasting, indien u de omzetbelasting niet in aftrek kunt brengen. Winstopslagen bij een transactie binnen een groep mogen niet worden meegenomen.

Toelichting kostenposten begrotingsformulier

1. Loonkosten

Dit zijn de loonkosten inclusief sociale lasten, voor direct bij het project betrokken personeel voor zover deze rechtstreeks voor de uitvoering van het project noodzakelijk zijn. Het uurloon wordt op basis van 1600 productieve uren per jaar berekend. Voor algemene kosten mag een opslag van 25 procent van de totale loonkosten worden opgevoerd.

2. Kosten van machines en apparatuur

Dit betreft de afschrijvingskosten van aangeschafte machines en apparatuur en het gebruik van bestaande machines en apparatuur op basis van de historische aanschafwaarde. Daarbij moet u uitgaan van de door de Belastingdienst geaccepteerde afschrijvingstermijnen, uitgezonderd de mogelijkheid tot vervroegd afschrijven. Als u de machines en apparatuur least, mag u de leasetermijnen (met uitzondering van de financieringskosten) opvoeren.

Indien u van bestaande machines en apparatuur gebruik maakt, rekent u toe naar evenredigheid van de tijd dat deze worden gebruikt voor het onderzoek.

3. Kosten van materialen en hulpmiddelen

Dit zijn de kosten van verbruikte materialen en hulpmiddelen, gebaseerd op historische aanschafprijzen.

4. Aan derden verschuldigde kosten

Dit zijn kosten van de activiteiten die u heeft uitbesteed, zoals kosten voor ontwikkelingsactiviteiten en de kosten van het gebruik van machines en apparatuur bij niet-deelnemende, publiek-gefinancierde instellingen en ondernemers.

5. Kosten basisdigitalisering

Dit zijn kosten die moeten worden gemaakt voor de transformatie van analoge naar digitale objecten of tekstbestanden conform de vereiste DEN-normen.

6. Kosten ten behoeve van opname in ‘Het Geheugen van Nederland’

Hieronder vallen de kosten die een instelling extra moet maken opdat de collectie in het Geheugen van Nederland opgenomen kan worden. Bijvoorbeeld de kosten voor het laden van een TIFF-archief.

Bijlage

3

Aanvraagformulier Subsidieregeling ‘Digitaliseren met Beleid’