Wet van 27 april 2006 tot wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs ter aanpassing van de profielen in de tweede fase van het vwo en het havo (aanpassing profielen tweede fase vwo en havo)

Wijzigingswet Wet op het voortgezet onderwijs (aanpassing profielen tweede fase vwo en havo)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is, de profielen in het voorbereidend wetenschappelijk onderwijs en het hoger algemeen voortgezet onderwijs aan te passen opdat zij beter organiseerbaar, werkbaar en studeerbaar zijn, en aan leerlingen, leraren en scholen meer ruimte geven voor eigen keuzen en voor de ontwikkeling en vernieuwing van het onderwijs;
dat het in verband daarmee noodzakelijk is, wijzigingen aan te brengen in de Wet op het voortgezet onderwijs;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel

II

Evaluatie lichamelijke opvoeding

Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zendt binnen drie jaar na de inwerkingtreding van deze wet aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten in de praktijk van deze wet, voor zover het betreft lichamelijke opvoeding. In het evaluatierapport wordt in ieder geval aandacht besteed aan de omvang en schooltijd en aan de verdeling daarvan over de leerjaren voor verschillende groepen leerlingen en wordt de vraag beantwoord of lichamelijke opvoeding zowel in kwalitatieve als in kwantitatieve zin voldoende is gewaarborgd.

Artikel

IV

Geleidelijke invoering gewijzigde profielen

Artikel

V

Geleidelijke afbouw examens volgens oude profielvoorschriften

Artikel

VI

Evaluatie

Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zendt binnen vijf jaar na de inwerkingtreding van deze wet aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk.

Artikel

VII

Inwerkingtreding

Deze wet treedt in werking met ingang van een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te ’s-Gravenhage
Beatrix
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap , M. J. A. van der Hoeven
De Minister van Justitie , J. P. H. Donner