Artikel
1
Begripsbepalingen
In deze regeling wordt verstaan onder de Minister: de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
Besluit:
In deze regeling wordt verstaan onder de Minister: de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
Doel van de regeling is om te bevorderen dat colleges van burgemeester en wethouders voor de inwoners van hun gemeenten komen tot het invoeren dan wel verder toepassen van schuldhulpverlening.
De Minister verleent op aanvraag subsidie aan colleges van burgemeester en wethouders ter bevordering van schuldhulpverlening, waarbij toepassing wordt gegeven aan een of meer van de navolgende diensten:
preventie;
budgetbegeleiding;
budgetbeheer;
schuldregeling;
nazorg.
De maximale subsidie per subsidieaanvrager wordt berekend aan de hand van de volgende formule:
A = (B/C) * € 21.500.000
waarbij
A staat voor de maximale subsidie per subsidieaanvrager;
B staat voor het aantal huishoudens in de gemeente van de subsidieaanvrager met een besteedbaar inkomen dat onder de 40% laagste besteedbare inkomens in Nederland valt;
C staat voor het totale aantal huishoudens in Nederland dat onder de laagste 40% besteedbare inkomens in Nederland valt.
Indien het beschikbare budget, bedoeld in het eerste lid, niet volledig is aangevraagd, wordt het aanvullende subsidie verleend aan de colleges van burgemeester en wethouders, die een volledige aanvraag als bedoeld in artikel 6 hebben ingediend. Daarbij wordt de volgende formule gehanteerd:
D = (E/F) * (€ 21.500.000 – F)
waarbij
D staat voor de aanvullende subsidie per subsidieaanvrager;
E staat voor de op grond van het tweede lid beschikbare maximale subsidie per subsidieaanvrager;
F staat voor het totale subsidiebedrag dat is aangevraagd met een volledige aanvraag als bedoeld in artikel 6.
De subsidieaanvrager maakt bij de indiening van de aanvraag gebruik van het daarvoor door de Minister verstrekte formulier, dat is ingericht overeenkomstig het model van bijlage 1 van deze regeling en is voorzien van een voor iedere gemeente uniek kenmerk.
Voor subsidie kunnen slechts in aanmerking worden gebracht de volgende noodzakelijke, rechtstreeks aan de voorbereiding, de invoering en het beheer van de diensten, bedoeld in artikel 3, toe te rekenen, werkelijk gemaakte en ten laste van de subsidieaanvrager gebleven kosten.
De Minister beslist uiterlijk 1 december 2006 op de aanvraag.
Op de subsidieaanvraag wordt in ieder geval afwijzend beslist, indien niet wordt voldaan aan de artikelen 3, of 4, eerste lid.
Indien de gevraagde subsidie wordt verleend, zendt de Minister aan de subsidieaanvrager een beschikking tot subsidieverlening met een voorschotverlening van 100% van de verleende subsidie. In de beschikking wordt tevens de aanvullende subsidie, bedoeld in artikel 5, derde lid, vermeld.
In afwijking van de artikelen 14, 15 en 16 van de Algemene Regeling SZW-subsidies ontvangt de Minister via de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van de subsidieontvanger, als bijlage bij de gemeentelijke jaarrekening 2007, een verantwoording met betrekking tot de voor subsidie in aanmerking gebrachte kosten.
De Minister stelt de subsidie vast uiterlijk 20 weken na ontvangst door hem van de verantwoording, bedoeld in artikel 11, eerste lid.
De subsidieontvanger verleent op verzoek van de Minister medewerking aan een door de Minister ingesteld evaluatieonderzoek, bedoeld om te beoordelen in welke mate de subsidieontvanger bij het uitoefenen van de subsidiabele activiteiten een bijdrage heeft geleverd aan de aanpak van de schuldenproblematiek.
Deze regeling wordt aangehaald als: Tijdelijke subsidieregeling schuldhulpverlening 2006.
Deze regeling zal met de toelichting en de bijlage in de Staatscourant worden geplaatst.