Besluit van 12 oktober 2006, houdende regels met betrekking tot verscheidene bijzondere prudentiële maatregelen, het beleggerscompensatie- en het depositogarantiestelsel op grond van de Wet op het financieel toezicht (Besluit bijzondere prudentiële maatregelen, beleggerscompensatie en depositogarantie Wft)

Besluit bijzondere prudentiële maatregelen, beleggerscompensatie en depositogarantie Wft

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Financiën van 27 juni 2006, nr. FM 2006-01568;
Gelet op de richtlijn nr. 94/19/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 30 mei 1994 inzake de depositogarantiestelsels (PbEG L135), de richtlijn nr. 97/9/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 3 maart 1997 inzake de beleggerscompensatiestelsels (PbEG L84) en de artikelen 3:116, 3:132, tweede lid, 3:136, derde lid, 3:156, tiende lid, 3:259, derde en vierde lid, en 3:266, vijfde lid, van de Wet op het financieel toezicht;
De Raad van State gehoord, advies van 17 augustus 2006, nr. W06.06.0258/IV;
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Financiën van 9 oktober 2006 nr. FM 2006-01983;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk

1

Definities

Artikel

1

In dit besluit wordt verstaan onder:

  • a.

    gedelegeerde verordening bijdragen afwikkelingsfonds: gedelegeerde verordening (EU) 2015/63 van de Commissie van 21 oktober 2014 tot aanvulling van Richtlijn 2014/59/EU van het Europees Parlement en de Raad van wat de vooraf te betalen bijdragen aan afwikkelingsfinancieringsregelingen betreft (PbEU 2015, L 11);

  • b.

    groep banken of groep financiële ondernemingen: twee of meer banken onderscheidenlijk financiële ondernemingen die met elkaar zijn verbonden in een formele of feitelijke zeggenschapsstructuur;

  • c.

    wet: Wet op het financieel toezicht.

Hoofdstuk

2

Portefeuilleoverdracht, fusies en splitsingen

Bepaling ter uitvoering van artikel 3:116 van de wet

Artikel

2

Een aanvraag ter verkrijging van instemming met een overdracht als bedoeld in artikel 3:112, eerste lid, 3:113, eerste lid, 3:114, eerste lid, 3:114a, eerste lid, 3:115, eerste lid, 3:126, eerste lid, 3:127, eerste lid, 3:127a, eerste lid, 3:130, eerste lid, 3:131, eerste lid, 3:131a, eerste lid, of 3:131b, eerste lid, van de wet geschiedt, onverminderd artikel 4:2, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht, onder opgave van een ontwerpovereenkomst met de volgende ter toelichting dienende stukken:

  • a.

    een omschrijving van de rechten en verplichtingen, bedoeld in artikel 3:112, eerste lid 1, 3:113, eerste lid, 3:114, eerste lid, 3:114a, eerste lid of 3:115, eerste lid, van de wet, die door de verzekeraar worden overgedragen;

  • b.

    ontwerpteksten van de mededelingen die de overdragende verzekeraar zal doen op grond van artikel 3:119, eerste lid, van de wet;

  • c.

    een opgave van de verkrijgingsprijs van de rechten en verplichtingen, bedoeld in onderdeel a, door de verkrijgende verzekeraar;

  • d.

    een opgave van de veranderingen in het eigen vermogen als gevolg van de overdracht en, voor zover de overdracht van materiële betekenis is, van de verwachte ontwikkeling van dat eigen vermogen in de twaalf maanden volgend op die overdracht van betrokken verzekeraars met dien verstande dat indien sprake is van een gehele overdracht dit laatste alleen geldt voor de overnemende verzekeraar;

  • e.

    een opgave van de omvang van de aan te houden technische voorzieningen in verband met de rechten en verplichtingen, bedoeld in onderdeel a;

  • f.

    een opgave van de aard en omvang van de over te dragen beleggingen ter dekking van de technische voorzieningen; en

  • g.

    ingeval van winstdeling, een beschrijving van de winstdefinitie.

Hoofdstuk

2a

Kapitaalopslag

Bepalingen ter uitvoering van artikel 3:132, derde lid, van de wet

Artikel

2a

Hoofdstuk

3

Herstelplan

Bepalingen ter uitvoering van artikel 3:135, tweede lid, van de wet

Artikel

3

Het door een verzekeraar met zetel in Nederland bij de Nederlandsche Bank in te dienen herstelplan, bedoeld in artikel 3:135, eerste lid, van de wet, voldoet aan de eisen die ingevolge artikel 142, eerste lid, van de richtlijn solvabiliteit II worden gesteld aan het in artikel 138, tweede lid, van die richtlijn bedoelde saneringsplan, met inachtneming van de door de Europese Commissie op grond van artikel 143, tweede lid, tweede alinea, van de richtlijn solvabiliteit II vastgestelde uitvoeringsmaatregelen.

Artikel

3a

Artikel 142, eerste lid, van de richtlijn solvabiliteit II en de door de Europese Commissie op grond van artikel 143, tweede lid, tweede alinea, van de richtlijn solvabiliteit II vastgestelde uitvoeringsmaatregelen met betrekking tot het herstelplan zijn van overeenkomstige toepassing op de volgende verzekeraars, voor zover zij hun bedrijf uitoefenen vanuit een in Nederland gelegen bijkantoor:

  • a.

    levensverzekeraars en schadeverzekeraars met zetel in een staat die geen lidstaat is;

  • b.

    herverzekeraars en verzekeraars met beperkte risico-omvang met zetel in een niet-aangewezen staat.

Hoofdstuk

4

Financieel kortetermijnplan

Bepalingen ter uitvoering van artikel 3:136, tweede lid, van de wet

Artikel

4

Het door een verzekeraar met zetel in Nederland bij de Nederlandsche Bank in te dienen financieel kortetermijnplan, bedoeld in artikel 3:136, eerste lid, van de wet, voldoet aan de eisen die ingevolge artikel 142, eerste lid, van de richtlijn solvabiliteit II worden gesteld aan het in artikel 139, tweede lid, van die richtlijn bedoelde financieel kortetermijnplan, met inachtneming van de door de Europese Commissie op grond van artikel 143, tweede lid, tweede alinea, van de richtlijn solvabiliteit II vastgestelde uitvoeringsmaatregelen. Indien ingevolge artikel 3:135, eerste lid, van de wet een herstelplan is vastgesteld waaraan instemming is verleend, vermeldt het financieel kortetermijnplan tevens hoe het herstelplan daarin wordt verwerkt.

Artikel

4a

Artikel 142, eerste lid, van de richtlijn solvabiliteit II en de door de Europese Commissie op grond van artikel 143, tweede lid, tweede alinea, van die richtlijn vastgestelde uitvoeringsmaatregelen met betrekking tot het financieel kortetermijnplan zijn van overeenkomstige toepassing op de volgende verzekeraars, voor zover zij hun bedrijf uitoefenen vanuit een in Nederland gelegen bijkantoor:

  • a.

    levensverzekeraars en schadeverzekeraars met zetel in een staat die geen lidstaat is;

  • b.

    herverzekeraars en verzekeraars met beperkte risico-omvang met zetel in een niet-aangewezen staat.

Hoofdstuk

5

Afwikkelingsplannen voor verzekeraars

Bepalingen ter uitvoering van artikel 3A:81, zesde lid, van de wet

Artikel

5

Artikel

6

De Nederlandsche Bank beoordeelt de afwikkelbaarheid van een entiteit of groep ten minste op de volgende onderdelen:

  • a.

    de verhouding van de feitelijke bedrijfsuitoefening tot de juridische structuur;

  • b.

    de mate waarin de juridische structuur of de feitelijke bedrijfsuitoefening de toepassing van de afwikkelingsinstrumenten bemoeilijkt;

  • c.

    de mate waarin de continuïteit van door de entiteit of groep uitbestede werkzaamheden bij afwikkeling van de entiteit of groep in voldoende mate is gegarandeerd;

  • d.

    de mate waarin de continuïteit van door de entiteit of groep uitbestede werkzaamheden bij afsplitsing van bedrijfsonderdelen in voldoende mate is gegarandeerd;

  • e.

    de mate waarin de bestuurs- en bedrijfsvoeringsstructuur van de entiteit of groep de continuïteit van uitbestede werkzaamheden garandeert;

  • f.

    de mate waarin een adequaat beheer van de verzekeringsportefeuille in een situatie waarin geen verzekeringsovereenkomsten worden gesloten in voldoende mate is gegarandeerd;

  • g.

    de mate waarin de entiteit of groep in staat is ten behoeve van besluitvorming door de Nederlandsche Bank tijdig correcte en volledige informatie over te leggen; en

  • h.

    de mate waarin de in artikel 5, eerste lid, onderdeel a en derde lid, onderdeel a, voorgestelde toepassing van de afwikkelingsinstrumenten en artikel 5, eerste lid, onderdeel b, en derde lid, onderdeel a, voorgestelde behandeling van de verzekeringsportefeuilles kan worden gerealiseerd, gegeven de beoordeling van de in onderdelen a tot en met g genoemde punten.

Artikel

7

Vervallen

Hoofdstuk

5a

Afwikkeling

Bepalingen ter uitvoering van de artikelen 3A:38 en 3A:113 van de wet

§

5a.1

Overbruggingsinstellingen en entiteiten voor activa- en passivabeheer

Artikel

7b

Artikel

7c

Artikel

7d

Artikel

7e

Artikel

7f

§

5a.2

Het Afwikkelingsfonds

Artikel

7g

Artikel

7h

Artikel

7i

§

5a.3

Gebruik van persoonsgegevens

Artikel

7j

§

5.4

Waarderingsgrondslagen

Artikel

7jb

Artikel

7jc

§

5.5

Financiering van afwikkeling van een verzekeraar

Artikel

7jd

Hoofdstuk

6

Beleggerscompensatiestelsel en depositogarantiestelsel

Bepalingen ter uitvoering van artikel 3:259, derde en vierde lid, en 3:266, vijfde lid, van de wet

§

6.1

Algemeen

Artikel

7k

§

6.2

Beleggerscompensatiestelsel

Artikel

8

Artikel

9

Indien de Nederlandsche Bank op grond van artikel 3:260, eerste lid, van de wet heeft besloten tot het in werking stellen van het beleggerscompensatiestelsel, komen vorderingen van de hierna te noemen categorieën van personen voor zover deze personen niet behoren tot een van de in bijlage A bij dit besluit genoemde categorieën, voor voldoening overeenkomstig dit hoofdstuk in aanmerking:

  • a.

    personen die in verband met beleggingsdiensten op eigen naam en voor eigen rekening geld of financiële instrumenten aan de betalingsonmachtige financiële onderneming hebben toevertrouwd;

  • b.

    personen die tezamen met een persoon als bedoeld in onderdeel a op eigen naam al dan niet voor eigen rekening geld of financiële instrumenten in verband met beleggingsdiensten aan de betalingsonmachtige financiële onderneming hebben toevertrouwd; en

  • c.

    derden ten behoeve van wie een persoon als bedoeld in onderdeel a of b, niet zijnde een beleggingsinstelling of een icbe, krachtens overeenkomst of wet op eigen naam geld of financiële instrumenten in verband met beleggingsdiensten aan de betalingsonmachtige financiële onderneming heeft toevertrouwd.

Artikel

10

Artikel

11

Artikel

12

Artikel

13

Artikel

14

Artikel

15

Artikel

16

Artikel

17

§

6.3

Procedure uitkering beleggerscompensatiestelsel

Artikel

18

Vervallen

Artikel

19

Vervallen

Artikel

20

Vervallen

Artikel

21

Vervallen

Artikel

22

Vervallen

Artikel

23

Vervallen

Artikel

24

Artikel

25

Artikel

26

Artikel

27

Artikel

28

Indien een aanvrager strafrechtelijk wordt vervolgd ter zake van een misdrijf dat voortvloeit uit of verband houdt met het witwassen van geld kan de Nederlandsche Bank de termijnen, bedoeld in artikel 27, eerste lid, opschorten. Deze opschorting eindigt zodra de vervolging is beëindigd of de beslissing van de bevoegde rechterlijke instantie onherroepelijk is.

Artikel

29

§

6.4

Depositogarantiestelsel

Artikel

29.01

Artikel

29.02

Artikel

29.03

Artikel

29.04

Artikel

29.05

Artikel

29.06

Artikel

29.07

Artikel

29.08

Vervallen

§

6.5

Het Depositogarantiefonds

Artikel

29.10

Artikel

29.11

Artikel

29.12

Artikel

29.13

Artikel

29.14

Artikel

29.14a

Artikel

29.15

Artikel

29.16

Artikel

29.17

Artikel

29.18

Artikel

29.19

Artikel

29.20

§

6.6

Deelname aan de Nederlandse vangnetregeling door een bank, beleggingsonderneming of financiële instelling met zetel in een andere lidstaat ter aanvulling van de dekking van de vangnetregeling in de andere lidstaat

Artikel

29a

Voor de toepassing van deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    het Nederlandse beleggerscompensatiesatiestelsel: het beleggerscompensatiestelsel, bedoeld in artikel 3:259, eerste lid, van de wet;

  • b.

    het Nederlandse depositogarantiestelsel: het depositogarantiestelsel, bedoeld in artikel 3:259, tweede lid, van de wet;

  • c.

    de Nederlandse vangnetregeling: het Nederlandse beleggerscompensatiesatiestelsel of het Nederlandse depositogarantiestelsel.

Artikel

29b

Artikel

29c

Artikel

29d

Artikel

29e

Artikel

29f

Artikel

29g

Op het bedrag van de vergoeding dat overeenkomstig artikel 26, vierde lid, is berekend, wordt in mindering gebracht het bedrag dat, ingevolge de vangnetregeling in de lidstaat waar de financiële onderneming haar zetel heeft, is vastgesteld voor de betreffende depositohouder of belegger door de uitvoerder van de vangnetregeling in de lidstaat waar de financiële onderneming haar zetel heeft.

Artikel

29h

Artikel

29i

De Nederlandsche Bank neemt een aanvraag voor vergoeding uit hoofde van een vangnetregeling waaraan een bank, beleggingsonderneming of financiële instelling met zetel in een andere lidstaat deelneemt in behandeling indien de uitvoerder van de vangnetregeling in de lidstaat waar de financiële onderneming haar zetel heeft, heeft vastgesteld wat de hoogte van de vergoeding voor de desbetreffende depositohouder of belegger is.

Artikel

29j

Hoofdstuk

7

Slotbepalingen

Artikel

30

Artikel

31

De Nederlandsche Bank stelt de toezichthoudende instanties die in andere lidstaten zijn belast met taken met betrekking tot een beleggerscompensatiestelsel in kennis van een wijziging in het beleggerscompensatiestelsel.

Artikel

33

De artikelen van dit besluit treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Artikel

34

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit bijzondere prudentiële maatregelen, beleggerscompensatie en depositogarantie Wft.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage
Beatrix
De Minister van Financiën, G. Zalm
De Minister van Justitie, E. M. H. Hirsch Ballin

Bijlage

A

behorende bij artikel 9

Categorieën van personen wier vorderingen niet onder de reikwijdte van dit besluit vallen

1. Personen wier vorderingen voortvloeien uit transacties in verband waarmee een strafrechtelijke veroordeling is uitgesproken wegens het witwassen van geld.

2. Professionele beleggers en professionele marktpartijen.

3. Personen die:

  • a.

    tevens bestuurder, beheerder, of hoofdelijk aansprakelijke vennoot van de betalingsonmachtige financiële onderneming zijn;

  • b.

    personen voor ten minste vijf procent in het kapitaal van de betalingsonmachtige financiële onderneming deelnemen; of

  • c.

    een met b. vergelijkbare zeggenschap hebben in andere ondernemingen in dezelfde groep als de betalingsonmachtige financiële onderneming.

4. Naaste verwanten van de onder 3 bedoelde personen en derden die voor rekening van deze personen optreden. Onder naaste verwanten worden in dit verband verstaan familieleden in de eerste graad, alsmede de eventuele echtgenoten en partners van deze personen. Met betrekking tot deze partners dient uit notariële stukken te blijken dat zij de partner zijn van de onder 4 bedoelde personen, tenzij zij geregistreerd partner zijn.

5. Rechtspersonen die deel uitmaken van dezelfde groep als bedoeld in artikel 24a van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek als de betalingsonmachtige financiële onderneming.

6. Personen die mede veroorzaker zijn van, dan wel voordeel hebben gehaald uit de betalingsonmacht van de financiële onderneming.

7. Rechtspersonen van zodanige omvang dat zij geen verkorte balans overeenkomstig artikel 11 van de Vierde richtlijn nr. 78/660/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 25 juli 1978, op de grondslag van artikel 54, derde lid, onder g, van het Verdrag betreffende de jaarrekening van bepaalde vennootschapsvormen (PbEG L 222) mogen opstellen.

8. Personen, wier vorderingen voortvloeien uit beleggingsverrichtingen bij een bijkantoor, gelegen in een staat die geen lidstaat is.

Bijlage

B

behorend bij de artikelen 29.12, derde en vierde lid

1

Vaststelling van de bijdrage, bedoeld in artikel 29.12, zolang geen uitkeringen of andere betalingen ten laste van het Depositogarantiefonds hebben plaatsgevonden

De basisbijdrage

De door een bank (i) verschuldigde basisbijdrage wordt berekend met behulp van de volgende formule, met dien verstande dat deze bijdrage niet groter is dan nodig is om de doelomvang van het individueel saldo van de bank te bereiken:

bb(i,t) = 1/T x 0,004 x db(i,t) x cfbb(t)

waarin:

bb(i,t) = de door bank i op basis van de gegevens per toetsmoment t verschuldigde basisbijdrage;

T = het aantal toetsmomenten tot de datum waarop ingevolge artikel 10, tweede lid, van de richtlijn depositogarantiestelsels de doelomvang moet zijn bereikt, gerekend vanaf het eerste toetsmoment;

t = het tussen 1 en T gelegen nummer van het toetsmoment;

db(i,t) = de gegarandeerde deposito’s van bank i op toetsmoment t;

cfbb(t) = een door de Nederlandsche Bank voor toetsmoment t vast te stellen correctiefactor in verband met de economische vooruitzichten en het verwachte macroprudentiële effect van de verschuldigde bijdragen. De correctiefactor wordt in beginsel vastgesteld op 1, maar kan door de Nederlandsche Bank naar boven of naar beneden worden vastgesteld, met dien verstande dat deze niet lager is dan 0,75 en niet hoger dan 1,25.

De suppletie

De door een bank verschuldigde suppletie wordt berekend met behulp van de volgende formule, met dien verstande dat de uitkomst niet lager is dan nul:

sb(i,t) = bb(i,t) x (t-1) – is(i,t)

waarin:

sb(i,t) = de door bank i op basis van de gegevens per toetsmoment t verschuldigde suppletie;

t = het tussen 1 en T gelegen nummer van het toetsmoment (waarbij T = het aantal toetsmomenten tot de datum waarop ingevolge artikel 10, tweede lid, van de richtlijn depositogarantiestelsels de doelomvang moet zijn bereikt, gerekend vanaf het eerste toetsmoment);

is(i,t) = het individueel saldo van bank i op toetsmoment t.

De risicobijdrage

De door een bank verschuldigde risicobijdrage wordt berekend met behulp van de volgende formule, met dien verstande dat deze bijdrage niet groter is dan nodig is om de doelomvang van het algemeen gedeelte van het Depositogarantiefonds te bereiken:

rb(i,t) = a(i,t) x 1/T x 0,004 x Σi db(i,t) x cfrb(t)

waarin:

rb(i,t) = de door bank i op basis van de gegevens per toetsmoment t verschuldigde risicobijdrage;

a(i,t) = {rw(i,t) x db(i,t)} / Σi{rw(i,t) x db(i,t)} = het aandeel van bank i in het totaal van de gewogen gegarandeerde deposito’s op toetsmoment t;

rw(i,t) = het voor bank i op toetsmoment t geldende risicowegingspercentage, dat volgt uit de risicocategorie waarin de bank ingevolge Bijlage C is ingedeeld;

cfrb(t) = een door de Nederlandsche Bank voor toetsmoment t vast te stellen correctiefactor in verband met de conjunctuurcyclus en het mogelijke effect van procyclische bijdragen.

De risicosuppletie

De door een bank verschuldigde risicosuppletie wordt berekend met behulp van de volgende formule, met dien verstande dat de uitkomst niet lager is dan nul:

rs(i,t) = b(i,t) x {Σi rb(i,t) x (t-1) – sr(t)}

waarin:

rs(i,t) = de door bank i op basis van de gegevens per toetsmoment t verschuldigde risicosuppletie;

b(i,t) = {rw(i,t) x (db(i,t) – db(i,t-1))} / Σi {rw(i,t) x (db(i,t) – db(i,t-1))} = het aandeel van bank i in de gewogen toeneming van het totaal van de gegarandeerde deposito’s, zoals vastgesteld op toetsmoment t, waarbij (db(i,t) – db (i,t-1)) op nul wordt gesteld voor alle banken waarvoor dit verschil kleiner is dan nul;

sr(t) = het saldo van het algemeen gedeelte van het Depositogarantiefonds op toetsmoment t, met inbegrip van het door het fonds behaalde rendement dat zal worden toegerekend aan het algemene gedeelte van het fonds.

2

Vaststelling van de bijdrage, bedoeld in artikel 29.12, eerste lid, wanneer een uitkering of andere betaling ten laste van het Depositogarantiefonds heeft plaatsgevonden, of bij groei van de depositobasis na het bereiken van de doelomvang

Wanneer een betaling ten laste van het Depositogarantiefonds heeft plaatsgevonden worden de onderdelen van de door een bank verschuldigde bijdrage berekend met behulp van de in paragraaf 1 opgenomen formules, met dien verstande dat de bijdrage niet groter is dan nodig is om de doelomvang van het individueel saldo van de bank te bereiken en dat:

  • a.

    voor T wordt gelezen: het aantal door de Nederlandsche Bank vastgestelde toetsmomenten;

  • b.

    voor t wordt gelezen: het nummer van het toetsmoment, waarbij het eerste toetsmoment nadat de betaling heeft plaatsgevonden gelijk is aan t = 1.

Indien, nadat de betaling heeft plaatsgevonden, het individuele saldo van een bank nog een positief tegoed laat zien, wordt ten behoeve van de bedoelde berekening zowel de doelomvang van het individuele saldo (0,004 x db(i,t)) als de feitelijke omvang ervan (is(i,t)) verlaagd met dat positieve tegoed.

bb(i,t) = 1/T x (0,004 x db(i,t) – is(i,t=1))

sb(i,t) = bb(i,t) x (t-1) – (is(i,t) – is(i,t=1))

Indien, nadat de betaling heeft plaatsgevonden, het algemeen gedeelte van het Depositogarantiefonds nog een positief tegoed laat zien, wordt ten behoeve van de bedoelde berekening zowel de doelomvang van het algemeen gedeelte (0,004 x Σi db(i,t)) als de feitelijke omvang ervan (sr(t)) verlaagd met dat positieve tegoed.

Bij het vaststellen van het aantal toetsmomenten (T) dient de Nederlandsche Bank er rekening mee te houden dat het Depositogarantiefonds tijdig de doelomvang bereikt zoals bepaald in artikel 29.11, tweede lid. Daarnaast betrekt de Nederlandsche Bank in de vaststelling van het aantal toetsmomenten de termijn waarbinnen een eventueel aangewende externe financiering moet worden afgelost.

Wanneer sprake is van groei van de depositobasis na het bereiken van de doelomvang, maar geen uitkering of andere betaling ten laste van het Depositogarantiefonds heeft plaatsgevonden, worden onderdelen van de door een bank verschuldigde bijdrage, bestaande uit een basisbijdrage en risicobijdrage, berekend met behulp van de in paragraaf 1 opgenomen formules, waarbij DNB het aantal toetsmomenten vaststelt op 1 en met dien verstande dat de bijdrage niet groter is dan nodig is om de doelomvang van het fonds te bereiken. Daarnaast wordt de risicobijdrage in dit geval berekend aan de hand van de volgende formule:

rb(i,t) = b(i,t) x 1/T x 0,004 x Σi db(i,t) x cfrb(t)

waarin:

rb(i,t) = de door bank i op basis van de gegevens per toetsmoment t verschuldigde risicobijdrage;

b(i,t) = {rw(i,t) x (db(i,t) – db(i,t-1))} / Σi {rw(i,t) x (db(i,t) – db(i,t-1))} = het aandeel van bank i in de gewogen toeneming van het totaal van de gegarandeerde deposito’s, zoals vastgesteld op toetsmoment t, waarbij (db(i,t) – db (i,t-1)) op nul wordt gesteld voor alle banken waarvoor dit verschil kleiner is dan nul;

rw(i,t) = het voor bank i op toetsmoment t geldende risicowegingspercentage, dat volgt uit de risicocategorie waarin de bank ingevolge Bijlage C is ingedeeld;

cfrb(t) = een door de Nederlandsche Bank voor toetsmoment t vast te stellen correctiefactor in verband met de conjunctuurcyclus en het mogelijke effect van procyclische bijdragen.

Bijlage

C

behorend bij artikel 29.12, vierde lid

Risicoweging

De voor een bank geldende risicoweging is afhankelijk van de risicocategorie waarin een bank wordt ingedeeld. De met de risicocategorie corresponderende risicoweging wordt bepaald met behulp van de volgende tabel:

I

50%

II

100%

III

150%

IV

200%

De Nederlandsche Bank bepaalt in welke risicocategorie een bank valt op basis van het gemiddelde van de risicoscore voor het huidige toetsmoment en de risicoscores van de drie voorafgaande toetsmomenten overeenkomstig het in het navolgende bepaalde, met uitzondering van banken als bedoeld in artikel 29.01, eerste lid, onderdelen b en c, die worden ingedeeld in risicocategorie II.

Risicoscore

De Nederlandsche Bank stelt voor elk toetsmoment (t) voor een bank (i) de risicoscore vast. De risicoscore wordt berekend aan de hand van de vijf onderstaande dimensies.

Per dimensie wordt ten minste een risicoindicator gebruikt.

In de ministeriële regeling, bedoeld in artikel 29.12, vierde lid, kunnen aanvullende risicoindicatoren worden vastgesteld, met dien verstande dat ten minste vier van de onderstaande indicatoren worden gebruikt.

A. Kapitalisatie

1. Hefboomratio

2. Tier 1-kernkapitaalratio

3. Aanwezig kernkapitaal / vereist kernkapitaal

1. Als bedoeld in artikel 429 van de verordening kapitaalvereisten

2. Als bedoeld in artikel 92, tweede lid, sub a, van de verordening kapitaalvereisten

3. Indicator wordt berekend door het kernkapitaal te delen door het vereiste kernkapitaal (inclusief de aanvullende pilaar 2-eis) op grond van artikel 104 van de richtlijn kapitaalvereisten

B. Liquiditeits- en financieringsprofiel

1. Liquiditeitsdekkings-graad (Liquidity Coverage Ratio)

2. Netto stabiele financieringsverhouding (Net Stable Funding Requirement)

1. Als bedoeld in artikel 412, eerste lid, van de verordening kapitaalvereisten, zoals nader uitgewerkt bij gedelegeerde verordening (EU) 2015/61 van de Commissie van 10 oktober 2014 ter aanvulling van de verordening kapitaalvereisten van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot het liquiditeitsvereiste voor kredietinstellingen (PbEU 2015, L 11) en op het niveau van 100%

2. Als bedoeld in artikel 413, eerste lid, van de verordening kapitaalvereisten

C. Kwaliteit van de activa

1. Niet-presterende leningen

2. Risicogewogen activa / totale activa

1. Niet-presterende leningen gedeeld door totale leningen, te ontlenen aan de uitvoeringsverordening rapportage kapitaalvereisten

2. Risicogewogen activa als bedoeld in artikel 92, derde lid, van de verordening kapitaalvereisten, gedeeld door totale activa, te ontlenen aan de uitvoeringsverordening rapportage kapitaalvereisten

D. Bedrijfsmodel en management

1. Rendement op activa

2. SREP-score

1. Netto-inkomsten gedeeld door totale activa, beide te ontlenen aan de uitvoeringsverordening rapportage kapitaalvereisten

2. Score op basis van het periodieke evaluatieproces als bedoeld in artikel 3:18a van de wet

E. Potentiële verliezen voor het depositogarantiestelsel

1. Mate van activabeklemming

2. Gegarandeerde deposito’s / totale activa

1. Beklemde activa gedeeld door passiva, beide te ontlenen aan de uitvoeringsverordening rapportage kapitaalvereisten

2. Gegarandeerde deposito’s gedeeld door totale activa, te ontlenen aan de uitvoeringsverordening rapportage kapitaalvereisten

Een risicoscore wordt berekend aan de hand van de volgende formule:

rs(i,t) = Σm ri(m) x w(m)

waarin:

rs(i,t) = risicoscore voor bank i in kwartaal t;

ri(m) = de genormaliseerde score op risicoindicator m, waarbij m = 1,2,3,4...M. M is het totaal aantal risicoindicatoren;

w(m) = wegingsfactor van indicator m, vast te stellen in de ministeriële regeling, bedoeld in artikel 29.12, vierde lid. De wegingsfactor per indicator bedraagt ten minste 0 en ten hoogste 1, met dien verstande dat de som van de wegingsfactoren 1 is.

De risicoindicatoren worden genormaliseerd overeenkomstig punt 17 van Annex 1 van de Guidelines on methods for calculating contributions to deposit guarantee schemes van 28 mei 2015 van de Europese Bankenautoriteit, beschikbaar via http://www.eba.europa.eu.

Bijlage

D

behorend bij artikel 29.14, derde lid

De door een bank (i) verschuldigde buitengewone bijdrage, bedoeld in artikel 29.14, eerste lid, wordt berekend met behulp van de volgende formule:

epb(i) = db(i,t=1)/Σi db(i,t=1) x 0,5 x tek + a(i,t=1) x 0,5 x tek

waarin:

epb(i) = de door bank i verschuldigde buitengewone bijdrage;

db(i,t) = de gegarandeerde deposito’s van bank i op toetsmoment t;

t=1 op het laatste toetsmoment voordat het tekort in het Depositogarantiefonds is ontstaan;

tek = het tekort in het Depositogarantiefonds dat met behulp van de buitengewone bijdragen moet worden gefinancierd;

a(i,t=1) = {rw(i,t=1) x db(i,t=1)} / Σi{rw(i,t=1) x db(i,t=1)} = het aandeel van bank i in het totaal van de gewogen gegarandeerde deposito’s op toetsmoment t=1;

rw(i,t=1) = het voor bank i op toetsmoment t=1 geldende risicowegingspercentage dat volgt uit de risicocategorie waarin de bank ingevolge bijlage C is ingedeeld.

Per jaar wordt per bank geen grotere buitengewone bijdrage in rekening gebracht dan 0,5% van de bij de desbetreffende bank aangehouden gegarandeerde deposito’s. Als de totaal verschuldigde buitengewone bijdrage groter is wordt het meerdere in het daarop volgende jaar in rekening gebracht.