Besluit van 12 oktober 2006, houdende regels met betrekking tot aanvullend prudentieel toezicht op kredietinstellingen, levensverzekeraars, schadeverzekeraars en beleggingsondernemingen die tot een financiële groep behoren (Besluit prudentieel toezicht financiële groepen Wft)

Besluit prudentieel toezicht financiële groepen Wft

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Financiën van 27 juni 2006, nr. FM 2006-01503 M;
Gelet op richtlijn nr. 2002/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 16 december 2002 betreffende het aanvullende toezicht op kredietinstellingen, verzekeringsondernemingen en beleggingsondernemingen in een financieel conglomeraat en tot wijziging van de Richtlijnen 73/239/EEG, 79/267/EEG, 92/49/EEG, 92/96/EEG, 93/6/EEG en 93/22/EEG van de Raad en van de Richtlijnen 98/78/EG en 2000/12/EG van het Europees Parlement en de Raad (PbEU 2003 L 35), richtlijn nr. 2000/12/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 20 maart 2000 betreffende de toegang tot en de uitoefening van de werkzaamheden van kredietinstellingen (PbEG L 126) en Richtlijn nr. 98/78/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 27 oktober 1998 betreffende het aanvullende toezicht op verzekeringsondernemingen in een verzekeringsgroep (PbEG L 330) en de artikelen 3:270, tweede lid, 3:280, vierde lid, 3:284, derde lid, 3:285, 3:286 en 3:296 tot en met 3:299 van de Wet op het financieel toezicht;
De Raad van State gehoord (advies van 26 juli 2006, nr. W06.06.0260/IV);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Financiën van 9 oktober 2006, nr. FM 2006-01859U;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk

1

Inleidende bepalingen

Artikel

2

De in dit besluit bedoelde financiële ondernemingen passen de in dit besluit beschreven methoden consistent toe.

Hoofdstuk

2

Geconsolideerd toezicht op beleggingsondernemingen en kredietinstellingen

Bepalingen ter uitvoering van de artikelen 3:270, tweede lid, 3:280, vierde lid, en 3:280b van de wet

Artikel

3

Artikel

4

Artikel

4a

Artikel

4b

Artikel

4c

Hoofdstuk

3

Aanvullend toezicht op Nederlandse levensverzekeraars en schadeverzekeraars in een verzekeringsgroep

Bepalingen ter uitvoering van de artikelen 3:284, derde lid, 3:285, en 3:286, van de wet

Afdeling

3.1

Berekening van de aangepaste solvabiliteit van Nederlandse levensverzekeraars en schadeverzekeraars

§

1

Rapportage van intragroepsovereenkomsten en -posities, keuze van de berekeningsmethode en algemene beginselen

Artikel

5

Artikel

6

Artikel

7

Artikel

8

Artikel

9

Artikel

10

Een verzekeraar als bedoeld in artikel 6 betrekt andere dan de in artikel 9 bedoelde, voor de berekening van de solvabiliteitsmarge van in dat artikel bedoelde verbonden Nederlandse en Europese levensverzekeraars en schadeverzekeraars in aanmerking komende vermogensbestanddelen die naar het oordeel van de Nederlandsche Bank niet beschikbaar zijn ter dekking van het minimumbedrag aan solvabiliteitsmarge van de verzekeraar, slechts in de berekening voorzover zij in aanmerking zijn genomen voor de dekking van het minimumbedrag aan solvabiliteitsmarge van die verbonden levensverzekeraars of schadeverzekeraars.

Artikel

11

De totale waarde van de in de artikelen 9 en 10 bedoelde vermogensbestanddelen overschrijdt het minimumbedrag aan solvabiliteitsmarge van de verbonden Nederlandse en Europese levensverzekeraars en schadeverzekeraars niet.

Artikel

12

§

2

Toepassing van de berekeningsmethoden

Artikel

13

Artikel

14

Artikel

15

Een verzekeraar als bedoeld in artikel 6 die door middel van een tussenliggende verzekeringsholding deelneemt in een levensverzekeraar of schadeverzekeraar als bedoeld in artikel 3:281 van de wet of een herverzekeraar als bedoeld in artikel 1:1 van de wet betrekt bij de berekening van de aangepaste solvabiliteit deze tussenliggende verzekeringsholding en stelt daarbij het minimumbedrag aan solvabiliteitsmarge van de tussenliggende verzekeringsholding gelijk aan nul. Daarbij is van overeenkomstige toepassing hetgeen ingevolge de artikelen 3:53, derde lid, en 3:57, tweede lid, van de wet is bepaald met betrekking tot de toegestane vermogensbestanddelen voor het minimumbedrag aan solvabiliteitsmarge van een Nederlandse levensverzekeraar of schadeverzekeraar.

Artikel

16

Artikel

17

Onverminderd de artikelen 14 en 16, tweede lid, kan de Nederlandsche Bank besluiten dat een verzekeraar als bedoeld in artikel 6 bij de berekening van de aangepaste solvabiliteit met betrekking tot een verbonden herverzekeraar met zetel in een staat die geen lidstaat is, rekening houdt met het minimumbedrag aan eigen vermogen en met de voor het nakomen van dat minimumbedrag in aanmerking komende vermogensbestanddelen, zoals die zijn voorgeschreven door de staat waar die herverzekeraar zijn zetel heeft. Indien in die staat zodanige voorschriften alleen zijn gesteld voor levensverzekeraars of schadeverzekeraars, kan de verzekeraar het theoretisch minimumbedrag aan eigen vermogen van de verbonden herverzekeraar berekenen alsof het gaat om een verbonden levensverzekeraar of schadeverzekeraar met zetel in die staat. Bij deze berekening houdt de verzekeraar rekening met de voor het nakomen van dat theoretisch minimumbedrag ingevolge de artikelen 3:53, derde lid, en 3:57, tweede lid, van de wet aangewezen in aanmerking komende vermogensbestanddelen.

Artikel

18

Bij de berekening van de aangepaste solvabiliteit van een Nederlandse levensverzekeraar of schadeverzekeraar die een deelnemende onderneming is in een beleggingsonderneming, financiële instelling of kredietinstelling, is hetgeen is bepaald ingevolge artikel 3:57, tweede lid, van de wet met betrekking tot de mogelijke aftrek van een dergelijke deelneming en de mogelijkheid om alternatieve methoden toe te staan van overeenkomstige toepassing.

Artikel

19

Indien de Nederlandsche Bank niet beschikt over de voor het toezicht op de berekening overeenkomstig deze afdeling noodzakelijke informatie betreffende een verbonden onderneming, brengt de verzekeraar, bedoeld in artikel 6, de boekwaarde van deze onderneming in mindering op de vermogensbestanddelen die in aanmerking komen voor de berekening van de aangepaste solvabiliteit. In dat geval worden aan deze deelneming verbonden meerwaarden niet als vermogensbestanddeel in deze berekening betrokken.

§

3

Berekeningsmethoden

Artikel

20

Een verzekeraar als bedoeld in artikel 6 past voor de berekening van de aangepaste solvabiliteit een van de in bijlage A bij dit besluit opgenomen berekeningsmethoden toe.

Afdeling

3.2

Aanvullend toezicht op levensverzekeraars en schadeverzekeraars die dochteronderneming zijn van een verzekeringsholding, een herverzekeraar of een levensverzekeraar of schadeverzekeraar met zetel in een staat die geen lidstaat is

Artikel

21

Artikel

22

Hoofdstuk

4

Financiële conglomeraten

Bepalingen ter uitvoering van de artikelen 3:296 tot en met 3:299 van de wet

Afdeling

4.1

Aanvullende kapitaaltoereikendheid

Artikel

23

Artikel

24

Artikel

25

Afdeling

4.2

Risicoconcentratie, intragroepsovereenkomsten en -posities en risicobeheer- en internecontroleprocedures

Artikel

26

Artikel

27

Artikel

28

Hoofdstuk

5

Slotbepalingen

Artikel

29

De artikelen van dit besluit treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Artikel

30

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit prudentieel toezicht financiële groepen Wft.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage
Beatrix
De Minister van Financiën, G. Zalm
De Minister van Justitie, E. M. H. Hirsch Ballin

Bijlage

A

bij artikel 20

Methode 1. Aftrek en aggregatie

Methode waarbij de aangepaste solvabiliteit van de deelnemende levensverzekeraar of herverzekeraar wordt berekend als het verschil tussen:

  • i.

    de som van:

    • de vermogensbestanddelen die in aanmerking komen voor de solvabiliteitsmarge van de deelnemende levensverzekeraar of schadeverzekeraar;

      en

    • het proportionele deel van de deelnemende levensverzekeraar of schadeverzekeraar in de vermogensbestanddelen die in aanmerking komen voor de solvabiliteitsmarge van de verbonden levensverzekeraar of schadeverzekeraar;

      en

  • ii.

    de som van:

    • de boekwaarde van de verbonden levensverzekeraar of schadeverzekeraar bij de deelnemende levensverzekeraar of schadeverzekeraar;

      en

    • het minimumbedrag aan solvabiliteitsmarge van de deelnemende levensverzekeraar of schadeverzekeraar;

      en

    • het proportionele deel van het minimumbedrag aan solvabiliteitsmarge van de verbonden levensverzekeraar of schadeverzekeraar.

Indien de deelneming in de verbonden levensverzekeraar of schadeverzekeraar geheel of ten dele bestaat uit een middellijk belang wordt in punt ii), eerste streepje, de waarde daarvan in de berekening betrokken met inachtneming van de desbetreffende opeenvolgende deelnemingen. Ook worden in de punten i), tweede streepje, en ii), derde streepje, de proportionele delen van, onderscheidenlijk, de vermogensbestanddelen die in aanmerking komen voor de solvabiliteitsmarge van de verbonden levensverzekeraar of schadeverzekeraar en het minimumbedrag aan solvabiliteitsmarge van die levensverzekeraar of schadeverzekeraar in de berekening begrepen.

Methode 2. Aftrek van een vereiste

Methode waarbij de aangepaste solvabiliteit van de deelnemende levensverzekeraar of schadeverzekeraar wordt berekend als het verschil tussen:

  • i.

    de som van de vermogensbestanddelen die in aanmerking komen voor de solvabiliteitsmarge van de deelnemende levensverzekeraar of schadeverzekeraar;

    en

  • ii.

    de som van:

    • het minimumbedrag aan solvabiliteitsmarge van de deelnemende levensverzekeraar of schadeverzekeraar;

      en

    • het proportionele deel van het minimumbedrag aan solvabiliteitsmarge van de verbonden levensverzekeraar of schadeverzekeraar.

Voor de waardering van de vermogensbestanddelen die in aanmerking komen voor de solvabiliteitsmarge worden deelnemingen vastgesteld op basis van de nettovermogenswaarde, overeenkomstig artikel 389, tweede lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.

Methode 3. Methode op basis van consolidatie van jaarrekeningen

Methode waarbij de aangepaste solvabiliteit van de deelnemende levensverzekeraar of schadeverzekeraar wordt berekend aan de hand van de geconsolideerde jaarrekeningen en is het verschil tussen:

  • i.

    de vermogensbestanddelen die in aanmerking komen voor de solvabiliteitsmarge berekend op basis van de geconsolideerde gegevens;

    en

  • ii.
    •  –

      hetzij de som van het minimumbedrag aan solvabiliteitsmarge van de deelnemende levensverzekeraar of schadeverzekeraar en het proportionele deel van het minimumbedrag aan solvabiliteitsmarge van de verbonden levensverzekeraars of schadeverzekeraars zoals dat voor de opstelling van de geconsolideerde jaarrekeningen in aanmerking genomen is;

    • hetzij het minimumbedrag aan solvabiliteitsmarge die op basis van de geconsolideerde gegevens berekend is.

Het bepaalde ingevolge de artikelen 3:53, derde lid, en 3:57, tweede lid, van de wet is van overeenkomstige toepassing op de bepaling van de vermogensbestanddelen die in aanmerking komen voor de solvabiliteitsmarge en de berekening van het minimumbedrag aan solvabiliteitsmarge op basis van de geconsolideerde gegevens.

Bijlage

B

bij artikel 23, tweede lid

Methode 1. Methode op basis van consolidatie van jaarrekeningen

Methode waarbij de kapitaaltoereikendheid van de gereglementeerde entiteiten in een financieel conglomeraat wordt berekend aan de hand van de geconsolideerde jaarrekening.

De kapitaaltoereikendheid wordt berekend als het verschil tussen:

  • i.

    het eigen vermogen van het financiële conglomeraat, berekend op basis van de geconsolideerde positie van de groep; de in aanmerking komende vermogensbestanddelen zijn die welke in de desbetreffende sectorale voorschriften als zodanig worden aangemerkt;

    en

  • ii.

    de som van de solvabiliteitsvereisten voor elke deelsector van de groep, in voorkomend geval met inbegrip van de solvabiliteitsvereisten voor de gemengde financiële holding; de solvabiliteitsvereisten voor elke deelsector worden berekend volgens de desbetreffende sectorale voorschriften.

Voor niet-gereglementeerde entiteiten uit de financiële marktsector die niet bij de bovenbedoelde berekeningen van de sectorale solvabiliteitsvereisten zijn meegeteld, en in voorkomend geval voor de gemengde financiële holding van het financieel conglomeraat, wordt een theoretisch solvabiliteitsvereiste berekend.

Methode 2. Aftrek en aggregatie

Methode waarbij de kapitaaltoereikendheid van de gereglementeerde entiteiten in een financieel conglomeraat wordt berekend aan de hand van de jaarrekeningen van elk van de entiteiten in de groep.

De kapitaaltoereikendheid wordt berekend als het verschil tussen:

  • i.

    de som van het eigen vermogen van elke tot het financiële conglomeraat behorende gereglementeerde en niet-gereglementeerde entiteit uit de financiële marktsector, in voorkomend geval met inbegrip van de gemengde financiële holding; de in aanmerking komende vermogensbestanddelen zijn die welke in de desbetreffende sectorale voorschriften als zodanig worden aangemerkt;

    en

  • ii.

    de som van:

    • de solvabiliteitsvereisten voor elke tot de groep behorende gereglementeerde en niet-gereglementeerde entiteit uit de financiële marktsector, in voorkomend geval met inbegrip van de solvabiliteitsvereisten voor de gemengde financiële holding; deze solvabiliteitsvereisten worden berekend volgens de relevante sectorale voorschriften;

      en

    • de boekwaarde van de deelnemingen in andere entiteiten van de groep.

Voor niet-gereglementeerde entiteiten uit de financiële marktsector, en in voorkomend geval voor de gemengde financiële holding van het financieel conglomeraat, wordt een theoretisch solvabiliteitsvereiste berekend.

Het eigen vermogen en de solvabiliteitsvereisten worden voor hun proportionele deel in aanmerking genomen krachtens het derde lid.

Methode 3. Aftrek van een vereiste

Methode waarbij de kapitaaltoereikendheid van de gereglementeerde entiteiten in een financieel conglomeraat wordt berekend aan de hand van de jaarrekeningen van elk van de entiteiten in de groep.

De kapitaaltoereikendheid wordt berekend als het verschil tussen:

  • i.

    het eigen vermogen van de moederonderneming of de entiteit die aan het hoofd van het financiële conglomeraat staat; de in aanmerking komende vermogensbestanddelen zijn die welke in de desbetreffende sectorale voorschriften als zodanig worden aangemerkt;

    en

  • ii.

    de som van:

    • het solvabiliteitsvereiste van de moederonderneming of de entiteit, bedoeld onder i);

      en

    • de boekwaarde van de deelnemingen van eerstgenoemden in andere entiteiten van de groep of de solvabiliteitsvereisten van deze entiteiten als dat bedrag hoger uitvalt;

    deze solvabiliteitsvereisten worden voor hun proportionele deel in aanmerking genomen uit hoofde van het derde lid.

Voor niet-gereglementeerde entiteiten wordt een theoretisch solvabiliteitsvereiste berekend.

Bij de waardering van de vermogensbestanddelen die voor de berekening van de kapitaaltoereikendheid in aanmerking komen, kunnen deelnemingen worden gewaardeerd volgens de vermogensmutatiemethode overeenkomstig de optie bedoeld in artikel 59, tweede lid, onderdeel b), van de vierde richtlijn nr. 78/660/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 25 juli 1978 op de grondslag van artikel 54, lid 3, sub g), van het Verdrag betreffende de jaarrekening van bepaalde vennootschapsvormen (PbEG L 222).

Methode 4. Combinatie van de methoden 1, 2 en 3

Methode waarbij de kapitaaltoereikendheid van de gereglementeerde entiteiten in een financieel conglomeraat wordt berekend aan de hand van een combinatie van de methoden 1, 2 of 3 of een combinatie van twee van deze methoden.

Bij de berekening van de kapitaaltoereikendheidsvereisten voor een financieel conglomeraat door middel van methode 1 worden het eigen vermogen en de solvabiliteitsvereisten van de groepsleden berekend door toepassing van de sectorale voorschriften met betrekking tot de vorm en de mate van de consolidatie die zijn neergelegd in met name de artikelen 133 en 134 van de herziene richtlijn banken en bijlage I, punt 1, onder B, van richtlijn nr. 98/78/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 27 oktober 1998 betreffende het aanvullend toezicht op verzekeringsondernemingen in een verzekeringsgroep (PbEG L 330).

Bij de berekening van de kapitaaltoereikendheidsvereisten voor een financieel conglomeraat door middel van methode 2 of 3 wordt rekening gehouden met het proportionele deel van de moederonderneming of onderneming die een deelneming in een ander groepslid bezit. Onder «proportioneel deel» wordt verstaan het gedeelte van het geplaatste kapitaal dat rechtstreeks of middellijk door deze onderneming wordt gehouden.