Nadere regeling van de Autoriteit Financiële Markten van 15 november 2006, houdende regels voor het gedragstoezicht op financiële ondernemingen op grond van de Wet op het financieel toezicht (Nadere Regeling gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft)

Nadere regeling gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft

De Autoriteit Financiële Markten,

Besluit:

Hoofdstuk

1

Definities

Artikel

1:1

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    administratieve kosten: kosten die zijn gemaakt in het kader van het administreren van een beleggingsobject;

  • b.

    andere voordelen: andere posten dan opbrengsten die aan de definitie van baten voldoen;

  • c.

    baten: vermeerderingen van het economisch potentieel gedurende de verslagperiode in de vorm van instroom van nieuwe of verhoging van bestaande activa, dan wel vermindering van vreemd vermogen, een en ander uitmondend in een toename van het eigen vermogen;

  • d.

    beheerskosten: kosten die zijn gemaakt om een beleggingsobject in stand te houden of te onderhouden;

  • e.

    beleggingsobjectkosten: geprognosticeerde of eventuele reeds gemaakte administratieve kosten, beheers-, productie- en verkoopkosten, alsmede de geprognosticeerde of reeds voldane rentelasten;

  • f.

    het besluit: het Besluit gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft;

  • g.

    contractuele looptijd: duur van de overeenkomst inzake een complex product;

  • h.

    guise: gemiddelde uitkering in de slechtste 10 procent van de gevallen, berekend op de in bijlage 4 aangegeven wijze;

  • i.

    ingelegde gelden: totaal van gelden belegd door consumenten voor het verkrijgen van beleggingsobjecten;

  • j.

    kapitaaltoereikendheidstoezicht: wettelijk bedrijfseconomisch toezicht uit hoofde van:

  • k.

    kostenratio: weergave van het niveau van de kosten van een beleggingsinstelling gerelateerd aan haar gemiddelde intrinsieke waarde in enig boekjaar;

  • l.

    netto-rendementspercentage: percentage dat bij de bepaalde looptijd, gegeven de omvang en frequentie van de inleg leidt tot de uitkering van een complex product;

  • m.

    omloopfactor: indicator van de omloopsnelheid van de portefeuille van een beleggingsinstelling in enig boekjaar;

  • n.

    onderliggende waarden: financiële instrumenten waarin de consument direct of indirect met het complexe product belegt of doet beleggen;

  • o.

    opbouwproduct: complex product, dat wordt aangewend om kapitaal te doen groeien, niet zijnde een recht van deelneming in een beleggingsinstelling;

  • p.

    opbrengsten: baten die ontstaan bij uitvoering van de normale activiteiten van een onderneming;

  • q.

    opbrengstscenario: voorspelling van de uitkering aan de consument op basis van een bepaald rendement;

  • r.

    overwaardeconstructie: schuldproduct waarbij een deel van het krediet wordt aangewend ter belegging, niet zijnde aflossing van het krediet of een combinatie van een schuldproduct en een onttrekkingsdepot dat dient ter financiering van inkomensaanvulling;

  • s.

    productiekosten: kosten die zijn gemaakt in het kader van het verhogen van het economisch potentieel of de waarde van een beleggingsobject;

  • t.

    rentedervingskosten: dat deel van de kosten dat de aanbieder van het complexe product in rekening brengt bij of ten laste laat komen van de consument in geval van vervroegde beëindiging en dat verband houdt met gederfde rente-inkomsten;

  • u.

    restschuld: overblijvende financiële verplichting van de consument jegens de aanbieder van een complex product uit hoofde van een opbouwproduct;

  • v.

    schuldproduct: complex product, bestaande uit een combinatie van krediet, met uitzondering van krediet dat wordt aangewend voor het verschaffen van het genot van een complex product dat overwegend tot doel heeft kapitaal te doen groeien, en een bestanddeel, dat wordt aangewend om te voorzien in de gehele of gedeeltelijke aflossing van het krediet;

  • w.

    spaarbeleggingsproduct: opbouwproduct dat bestaat uit een combinatie van een spaar- en een beleggingsrekening;

  • x.

    spaarhypotheek: complex product dat bestaat uit een combinatie van een hypothecair krediet en een levensverzekering met een garantiekapitaal dat in hoogte overeenkomt met de omvang van het krediet;

  • y.

    uitkering: uitbetaling door de aanbieder van een complex product aan de consument van de waarde van het complexe product onder aftrek van kosten bij beëindiging door de consument aangevuld met voor zover van toepassing de onttrekkingen gedaan door de consument vóór beëindiging;

  • z.

    verkoopkosten: kosten die direct kunnen worden gerelateerd aan de verkoop van het beleggingsobject aan de consument;

  • aa.

    voorbeeldwaarde: waarde van de opbrengst bij verkoop van een recht van deelneming in de beleggingsinstelling, waarbij verkoopkosten al zijn afgetrokken;

  • ab.

    waarde: som van alle door de consument onderscheidenlijk deelnemer verrichte betalingen voor een complex product aan de aanbieder plus een bepaald jaarlijks rendement over het deel van die betalingen dat wordt aangewend ten einde rendement te genereren ten behoeve van de consument onderscheidenlijk deelnemer.

Hoofdstuk

2

Precontractuele Informatie

§

2.1

Regels met betrekking tot de presentatie en formulering van reclame-uitingen met betrekking tot complexe producten

Artikel

2:1

§

2.2

Regels met betrekking tot de berekening van historische en toekomstige rendementen, kosten en risico’s

Artikel

2:2

Artikel

2:3

Indien in een reclame-uiting van een beheerder of beleggingsinstelling werkelijke rendementscijfers worden gepresenteerd:

  • a.

    wordt de referentieperiode vermeld;

  • b.

    worden rendementscijfers die betrekking hebben op meerdere jaren teruggebracht tot een gemiddeld jaarrendement of als afzonderlijke jaarrendementen vermeld. Indien een gemiddeld jaarrendement over meer dan één jaar wordt gepresenteerd, wordt een meetperiode van minimaal drie jaar gehanteerd. Indien de beleggingsinstelling nog niet zo lang actief is, kan gerekend worden vanaf het moment van initiële uitgifte van deelnemingsrechten;

  • c.

    kunnen resultaten over kortere perioden dan 12 maanden worden gepresenteerd, mits de presentatie geschiedt op consistente wijze en de resultaten niet worden geëxtrapoleerd naar rendementen op jaarbasis;

  • d.

    wordt bij vergelijking van de resultaten met een vergelijkingsmaatstaf (benchmark) deze benchmark genoemd en is de referentieperiode van de benchmark gelijk aan de genoemde referentieperiode van de beleggingsinstelling;

  • e.

    worden de rendementscijfers gepresenteerd in procenten waardeverandering van ofwel consequent de intrinsieke waarde dan wel consequent de beurswaarde per aandeel of recht van deelnemingsrecht aan het begin van het boekjaar/de periode, rekening houdend met de distributies aan aandeelhouders of deelnemers in de betreffende periode(s) waarbij die distributies mogen worden opgerent naar het einde van het boekjaar of de periode. Als rendementscijfers worden gepresenteerd aan de hand van veranderingen van de intrinsieke waarde en deze intrinsieke waarde per deelnemingsrecht afwijkt van de verkoopwaarde van dat deelnemingsrecht, dan dient dit laatste expliciet te worden vermeld;

  • f.

    indien wordt uitgegaan van de waardeverandering van de intrinsieke waarde: wordt gerefereerd aan het totale rendement van de beleggingsinstelling. Een en ander is consistent met de betreffende jaarrekeningen. Indien de instelling belastingplichtig is, wordt het rendement na belastingen genoemd;

  • g.

    indien gebruik wordt gemaakt van gesimuleerde rendementscijfers: certificeert een deskundige, als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, dat de simulatie rekenkundig juist, objectief meetbaar en representatief is. In de reclame-uiting wordt melding gemaakt van het feit dat gebruik is gemaakt van een simulatie. De certificering van de deskundige behoeft niet in de reclame-uiting te worden opgenomen; en

  • h.

    indien de rendementscijfers niet in euro’s luiden wordt de gebruikte valuta vermeld.

Artikel

2:4

Wanneer in een reclame-uiting van een beheerder of beleggingsinstelling rendementsprognoses worden gepresenteerd:

Hoofdstuk

3

Financiële Bijsluiter

§

3.1

Financiële bijsluiter met betrekking tot complexe producten, met uitzondering van rechten van deelneming in een beleggingsinstelling

Artikel

3:1

De financiële bijsluiter voor een complex product, niet zijnde een recht van deelneming in een beleggingsinstelling, wordt opgesteld overeenkomstig de artikelen 3:2 tot en met 3:10.

Artikel

3:2

Artikel

3:3

Artikel

3:4

Artikel

3:5

Artikel

3:6

Artikel

3:7

Artikel

3:8

Artikel

3:9

Artikel

3:10

§

3.2

Financiële bijsluiter met betrekking tot rechten van deelneming in een beleggingsinstelling

Artikel

3:12

Een financiële bijsluiter:

  • a.

    is beknopt;

  • b.

    is actueel;

  • c.

    wordt helder aangeduid en is herkenbaar als financiële bijsluiter, alsmede visueel afgescheiden van eventueel aanwezige overige informatiedragers;

  • d.

    sluit in opzet en presentatie aan bij de gemiddelde kwaliteit van overige door een financiële onderneming verschafte informatie met betrekking tot het complexe product; en

  • e.

    bevat de datum tot waarop de financiële bijsluiter is bijgewerkt.

Artikel

3:14

De financiële bijsluiter verschaft een korte weergave van de beleggingsinstelling met betrekking tot:

  • a.

    de beheerder en de financiële groep waartoe de beheerder behoort;

  • b.

    de oprichtingsdatum van de beleggingsinstelling en de vermelding in welke lidstaat de beheerder zijn statutaire zetel heeft;

  • c.

    de bewaarder aan wie de activa van een beleggingsinstelling worden toevertrouwd en welke verantwoordelijkheden hem zijn toegekend;

  • d.

    de externe accountant van de beleggingsinstelling;

    en voor zover van toepassing:

  • e.

    vermelding van het hoofdfonds waar het subfonds onder valt; en

  • f.

    de verwachte bestaansduur van de beleggingsinstelling.

Artikel

3:15

De financiële bijsluiter verschaft informatie over het doel van de beleggingsinstelling.

Artikel

3:16

Indien een index als vergelijkingsmaatstaf wordt gehanteerd, vermeldt de financiële bijsluiter welke index als maatstaf voor de behaalde resultaten van de beleggingsinstelling wordt gebruikt.

Artikel

3:17

Het door de beleggingsinstelling gevoerde beleggingsbeleid wordt op een duidelijke wijze in de financiële bijsluiter omschreven waarbij voor zover van toepassing ten minste aandacht wordt besteed aan de volgende kenmerken:

  • a.

    de door de beleggingsinstelling gebruikte beleggingsinstrumenten waarmee het beleggingsdoel moet worden bereikt;

  • b.

    indien een index wordt gevolgd, op welke wijze het beleggingsbeleid op deze index wordt afgestemd;

  • c.

    de landen en sectoren waarin wordt belegd;

  • d.

    het soort obligatie (bedrijfs- of overheidsobligaties), alsmede de looptijd en ratingvereisten van de obligaties waarin wordt belegd;

  • e.

    de gehanteerde beleggingstrategie die tot gevolg kan hebben dat er zich een situatie voordoet van een zekere concentratie van beleggingen in een bepaald land of een bepaalde sector;

  • f.

    indien in derivaten wordt belegd, wordt aangegeven of deze worden gebruikt ter verhoging van het rendement, ter afdekking van risico’s of een combinatie van beiden; en

  • g.

    de garanties die verbonden zijn aan de beleggingsinstelling, alsmede eventuele beperkingen op deze garanties.

Artikel

3:18

De financiële bijsluiter bevat met betrekking tot de risico’s de volgende tekst: ‘De waardeontwikkeling van de rechten van deelneming in de beleggingsinstelling is afhankelijk van ontwikkelingen op de kapitaal-, effecten-, valuta- en goederenmarkten’ en ‘De mogelijkheid bestaat dat uw belegging in waarde stijgt; het is echter ook mogelijk dat uw belegging weinig tot geen inkomsten zal genereren en dat uw inleg bij een ongunstig koersverloop geheel of ten dele verloren gaat’.

Artikel

3:19

Artikel

3:20

Een financiële bijsluiter bevat in de directe nabijheid van de informatie over financiële risico’s de risico-indicator voor het opbouwproduct als bedoeld in artikel 3:6, derde lid, en informatie over overige financiële risico’s als bedoeld in artikel 3:7, derde lid.

Artikel

3:21

Artikel

3:22

Artikel

3:23

Artikel

3:24

De financiële bijsluiter bevat informatie over:

  • a.

    de in- en uitstapkosten die door deelnemers moeten worden betaald bij het verwerven of verkopen van rechten van deelneming in de beleggingsinstelling en

  • b.

    alle overige kosten die niet in de kostenratio zijn verdisconteerd,

aangevuld met een toelichting.

Artikel

3:25

Artikel

3:26

Artikel

3:27

De financiële bijsluiter bevat informatie, voor zover van toepassing, over de volgende kenmerken:

  • a.

    de frequentie van prijsstellingen en waar deze prijsstellingen worden gepubliceerd;

  • b.

    de mogelijkheden en, voor zover van toepassing, de kosten om binnen een beleggingsinstelling te veranderen van sub-fonds;

  • c.

    het dividendbeleid van de beleggingsinstelling; en

  • d.

    de mogelijkheid om uit de beleggingsinstelling te stappen.

Artikel

3:28

De financiële bijsluiter bevat de volgende tekst: ‘Voor vragen kunt u de Toezichtslijn van de Autoriteit Financiële Markten bellen: 0900-5400 540 of kijken op de website www.afm.nl’.

Hoofdstuk

4

Aanvullende regels betreffende het aanbieden van beleggingsobjecten

§

4.1

Regels met betrekking tot het beleggingsobjectprospectus

Artikel

4:1

Artikel

4:2

Artikel

4:3

Bij berekening van de beleggingsobjectkosten, bedoeld in artikel 4:2, worden opbrengsten en andere voordelen op deze kosten niet in mindering gebracht.

§

4.2

Regels met betrekking tot de jaarrekening

Artikel

4:4

Hoofdstuk

5

Aanvullende regels betreffende het aanbieden van rechten van deelneming in een beleggingsinstelling

§

5.1

Regels met betrekking tot het prospectus

Artikel

5:1

Indien de bestaansduur van de beleggingsinstelling dat mogelijk maakt wordt in de kostenparagraaf van het prospectus inzicht verschaft in het niveau van de kosten van de beleggingsinstelling gerelateerd aan haar gemiddelde intrinsieke waarde van het voorgaande boekjaar door middel van de kostenratio berekend conform artikel 3:23 tweede tot en met zesde lid.

§

5.2

Regels met betrekking tot de toelichting op de balans en de winst- en verliesrekening van een beleggingsinstelling

Artikel

5:2

§

5.3

Regels met betrekking tot risicobeheersing door instellingen voor collectieve belegging in effecten

Artikel

5:3

Bij de berekening van het marktrisico bij het gebruik van financiële derivaten worden de derivatenposities van de beleggingsinstelling omgezet in de gelijkwaardige positie in de onderliggende activa waarbij onder meer met de volgende aspecten rekening wordt gehouden:

  • a.

    actuele marktwaarde van het derivatencontract;

  • b.

    het totale derivatenrisico van de beleggingsinstelling;

  • c.

    het doel, aantal en frequentie van transacties in financiële derivaten;

  • d.

    de gehanteerde beheertechnieken;

  • e.

    in het geval van opties, de gevoeligheid van de optieprijs voor marginale veranderingen in de koers van de onderliggende activa; en

  • f.

    in het geval forwards, futures en swaps, de precieze aard van de onderliggende transacties.

Artikel

5:4

Artikel

5:5

Het tegenpartijrisico, bedoeld in artikel 134, tweede lid van het besluit, bij transacties in financiële derivaten wordt berekend op grond van het maximale potentiële verlies voor de beleggingsinstelling wanneer de tegenpartij in gebreke blijft.

Artikel

5:6

Bij de berekening van het tegenpartijrisico kan rekening worden gehouden met zekerheden ter dekking, indien deze zekerheden:

  • a.

    dagelijks tegen marktwaarde worden gewaardeerd en de waarde van het risicobedrag overtreffen;

  • b.

    alleen aan verwaarloosbare risico’s zijn blootgesteld en liquide zijn;

  • c.

    in handen zijn van een derde (bewaarnemer) die geen banden heeft met de verstrekker of juridisch afgeschermd zijn van de gevolgen van het in gebreke blijven van een verbonden partij; en

  • d.

    op ieder tijdstip volledig te gelde kunnen worden gemaakt door de beleggingsinstelling.

Artikel

5:7

Er is geen sprake van een tegenpartijrisico indien:

  • a.

    de transactie in financiële derivaten plaatsvindt op een gereglementeerde markt of een andere erkende markt;

  • b.

    de clearinginstelling op deze markt gedekt wordt door een uitvoeringsgarantie;

  • c.

    de derivatenposities dagelijks tegen marktwaarde worden gewaardeerd; en

  • d.

    de hoogte van de marginverplichtingen ten minste eenmaal per dag wordt vastgesteld.

Artikel

5:8

Indien het gebruik van financiële derivaten verplicht tot de automatische, of naar keuze van de tegenpartij, levering op de vervaldatum of uitoefendatum van de onderliggende financiële instrumenten, dan wel een ander gelijkwaardig onderliggend instrument dat op ieder tijdstip kan worden aangewend, worden de voor de levering van het te leveren onderliggende financiële instrument ter dekking in portefeuille van beleggingsinstellingen opgenomen.

Artikel

5:9

Bij het gebruik van financiële derivaten die automatisch of naar keuze van de beleggingsinstelling in contanten worden afgewikkeld, worden liquide activa in de portefeuille van de beleggingsstelling opgenomen die binnen zeven werkdagen in contanten kunnen worden omgezet tegen een prijs die nauw aansluit bij de actuele waardering van het financiële instrument op zijn markt, of anderszins aan deze waarborgen wordt voldaan.

Hoofdstuk

6

Regels betreffende verlenen van beleggingsdiensten

§

6.1

Inleidende bepaling

Artikel

6:1

Voor de toepassing van de voorschriften van dit hoofdstuk wordt onderscheiden tussen een vermogensbeheerder die in het kader van het beheer van een individueel vermogen:

  • a.

    op naam en voor rekening van de cliënt orders doorgeeft met betrekking tot financiële instrumenten aan een andere beleggingsonderneming; of

  • b.

    voor rekening van de cliënt transacties uitvoert of doet uitvoeren met betrekking tot financiële instrumenten.

§

6.2

Beheerste uitoefening van het bedrijf

Artikel

6:2

§

6.3

Informatieverstrekking door een beleggingsonderneming

Artikel

6:3

Artikel

6:4

Een beleggingsonderneming verstrekt haar cliënten op passende wijze de gegevens en bescheiden die nodig zijn voor de adequate beoordeling van de diensten van de beleggingsonderneming en de financiële instrumenten waarop die diensten betrekking hebben. Een beleggingsonderneming verstrekt iedere cliënt schriftelijk dan wel elektronisch ten minste de volgende informatie:

  • a.

    een opgave van naam, plaats van de statutaire zetel en zakenadres, indien dit laatste afwijkt van de statutaire zetel;

  • b.

    een opgave van de naar soort onderscheiden diensten die de beleggingsonderneming verricht;

  • c.

    gegevens over kenmerken van de financiële instrumenten waarop de diensten betrekking hebben, waaronder de aan de financiële instrumenten verbonden specifieke beleggingsrisico’s;

  • d.

    de naar soort onderscheiden kosten die de beleggingsonderneming aan de cliënt in rekening brengt alsmede de aan die kosten ten grondslag liggende berekening;

  • e.

    gegevens over bestaande of potentiële belangentegenstellingen tussen de beleggingsonderneming en de cliënt. In het geval dat de beleggingsonderneming maatregelen heeft getroffen bedoeld in artikel 6:21 maakt de beleggingsonderneming tevens het bestaan van die maatregelen aan cliënten bekend en maakt duidelijk dat koersgevoelige informatie welke mogelijkerwijs binnen de beleggingsonderneming bekend is, wegens het bestaan van deze maatregelen niet aan hen zal worden bekend gemaakt noch anders zal worden aangewend bij de dienstverlening;

  • f.

    indien de beleggingsonderneming de cliënt bij een andere beleggingsonderneming zal aanbrengen of orders van de cliënt bij een andere beleggingsonderneming zal aanbrengen: naam en adres van de beleggingsonderneming bij wie de cliënt of de orders worden aangebracht;

  • g.

    de beleggingsonderneming voorziet de cliënt bij het sluiten van een lease-overeenkomst voor financiële instrumenten als bedoeld in artikel 6:19 van duidelijke informatie betreffende de mogelijkheid en de daaraan verbonden voorwaarden om de lease-overeenkomst voor financiële instrumenten af te kopen.

Artikel

6:5

Artikel

6:6

Artikel

6:7

Artikel

6:8

Artikel

6:9

De informatie die de beleggingsonderneming dient te verstrekken ingevolge het gestelde bij of krachtens het besluit, dient tijdig en in zodanige vorm te worden verstrekt dat de betekenis en de draagwijdte daarvan redelijkerwijs kunnen worden onderkend.

Artikel

6:10

§

6.4

Overige bepalingen met betrekking tot de zorgvuldige dienstverlening door een beleggingsonderneming

Artikel

6:11

Een beleggingsonderneming handelt in het belang van haar cliënten, geeft bij de uitvoering van de opdrachten van haar cliënten voorrang aan de belangen van cliënten boven haar eigen belang en onthoudt zich van handelingen die de adequate functionering van de markten in financiële instrumenten of het vertrouwen van beleggers daarin kunnen schaden.

Artikel

6:12

Artikel

6:13

§

6.5

Regels met betrekking tot de bescherming van de rechten, financiële instrumenten of gelden van de cliënt

Artikel

6:14

Artikel

6:15

Artikel

6:16

Artikel

6:17

Een beleggingsonderneming die de beleggingsdienst verleent als bedoeld in onderdeel d van de definitie van het verlenen van een beleggingsdienst in artikel 1:1 van de wet kan aan het vereiste, bedoeld in artikel 6:14 voldoen, indien wordt voorzien in een regeling krachtens welke de in onderdeel d van de definitie van het verlenen van een beleggingsdienst in artikel 1:1 van de wet bedoelde rekening en de voor de cliënt aangehouden geldrekening worden beheerd door een beleggersgiro die voldoet aan de volgende voorwaarden:

  • a.

    de beleggersgiro is een rechtspersoon naar Nederlands recht;

  • b.

    een ieder die de beleggersgiro krachtens statuten of reglementen vertegenwoordigt dan wel het dagelijks beleid van de beleggersgiro bepaalt, is voldoende deskundig in verband met de bedrijfsvoering van de beleggersgiro en dient voldoende onafhankelijk te zijn van de bestuurders van de in de aanhef genoemde beleggingsonderneming. Tevens dient de betrouwbaarheid van de in de vorige volzin bedoelde personen, buiten twijfel te staan alsmede van de personen die rechtstreeks of middellijk bevoegd zijn om die personen te benoemen of te ontslaan.

  • c.

    degene die ten behoeve van de beleggersgiro werkzaamheden verrichten mogen niet werkzaam zijn voor het bedrijfsonderdeel van de beleggingsonderneming dat transacties in financiële instrumenten uitvoert of doet uitvoeren;

  • d.

    de beleggersgiro verricht geen andere activiteiten dan het houden van de aan cliënten toebehorende gelden en financiële instrumenten en het beheren van de in de aanhef van dit artikel bedoelde rekeningen;

  • e.

    de som van alle vorderingen in geld en financiële instrumenten van alle cliënten tezamen komt overeen met de som van de saldi van de in aanhef genoemde voor de cliënten aangehouden rekeningen;

  • f.

    de gelden en financiële instrumenten, bedoeld in onderdeel d, worden aangehouden op een of meer rekeningen op naam van de beleggersgiro bij een kredietinstelling, waarbij de beleggersgiro een strikte administratieve scheiding toepast ten aanzien van de in de aanhef van dit onderdeel bedoelde gelden en de gelden die toebehoren aan de beleggersgiro;

  • g.

    transacties voor rekening van de cliënt geschieden slechts indien het saldo op de bij de beleggersgiro aangehouden rekening ten name van die cliënt toereikend is;

  • h.

    de Autoriteit Financiële Markten kan bij de beleggersgiro alle inlichtingen inwinnen of doen inwinnen, die nodig zijn voor de juiste uitoefening van haar wettelijke taken en bevoegdheden;

  • i.

    de nakoming van de verplichtingen door de beleggersgiro is gegarandeerd door de beleggingsonderneming;

  • j.

    de beleggersgiro treedt uitsluitend op in het belang van de cliënten van de beleggingsonderneming voor wie financiële instrumenten en gelden bij de beleggersgiro worden gehouden;

  • k.

    de beleggersgiro is jegens de cliënten aansprakelijk voor de door hen geleden schade, voorzover die schade het gevolg is van verwijtbare niet-nakoming van zijn verplichtingen;

  • l.

    de beleggersgiro voorziet in een procedure in geval de beleggersgiro het voornemen te kennen geeft zijn functie neer te leggen;

  • m.

    de beleggersgiro draagt zorg voor een adequate administratieve organisatie met betrekking tot de in bewaring genomen gelden en financiële instrumenten overeenkomstig 9.2 tot en met 9.5, 9.7 tot en met 9.25 en 9.27 van bijlage 9; en

  • n.

    de beleggersgiro legt binnen zes maanden na het einde van het boekjaar een jaarrekening als bedoeld in artikel 361, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek vergezeld van een verklaring omtrent de getrouwheid, afgegeven door de accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek over aan de Autoriteit Financiële Markten. De accountant staat niet in dienstbetrekking tot de beleggersgiro of de beleggingsonderneming die de in de aanhef bedoelde rekeningen aanbiedt;

  • o.

    de beleggersgiro beschikt over een bedrag aan eigen vermogen van tenminste 125.000 euro;

Artikel

6:18

Een beleggingsonderneming die voor de uitoefening van het bedrijf van bank een door de Nederlandsche Bank verleende vergunning heeft, kan aan het vereiste, bedoeld in artikel 6:14, voldoen door het sluiten van een overeenkomst met de cliënt, waarin tenminste is bepaald dat creditering of debitering van de bij de kredietinstelling aangehouden rekening in financiële instrumenten van de cliënt uitsluitend geschiedt tegen gelijktijdige debitering of creditering van het ingevolge de nota inzake financiële instrumenten te ontvangen of verschuldigde bedrag op de daarvoor bestemde geldrekening van de cliënt en:

  • a.

    indien de financiële instrumenten onder de Wet giraal effectenverkeer vallen en de beleggingsonderneming is aangesloten bij Necigef, de financiële instrumenten overeenkomstig de bepalingen van de Wet giraal effectenverkeer worden bewaard en geadministreerd; of

  • b.

    de financiële instrumenten worden bewaard bij een bewaarinstelling en aan de volgende voorwaarden is voldaan:

    • de bewaarinstelling is een rechtspersoon naar Nederlands recht;

    • een ieder die de bewaarinstelling krachtens statuten of reglementen vertegenwoordigt dan wel het dagelijks beleid van de bewaarinstelling bepaalt voldoende deskundig is in verband met de bedrijfsvoering van de bewaarinstelling. Tevens dient de betrouwbaarheid van de in de vorige volzin bedoelde personen, alsmede van de personen die rechtstreeks of middellijk bevoegd zijn om die personen te benoemen of te ontslaan buiten twijfel te staan;

    • degene die ten behoeve van de bewaarinstelling werkzaamheden verrichten mogen niet werkzaam zijn voor het bedrijfsonderdeel van de beleggingsonderneming die voor de uitoefening van het bedrijf van bank een door de Nederlandsche Bank verleende vergunning heeft dat transacties in financiële instrumenten uitvoert;

    • de bewaarinstelling verricht geen andere activiteiten dan het bewaren van financiële instrumenten;

    • de bewaarinstelling beschikt over een bedrag aan eigen vermogen van tenminste 125.000 euro;

    • de som van de rechten van cliënten op financiële instrumenten komt overeen met de som van de door de bewaarinstelling voor cliënten bewaarde financiële instrumenten;

    • de nakoming van de verplichtingen van de bewaarinstelling is gegarandeerd door de beleggingsonderneming;

    • de Autoriteit Financiële Markten kan bij de bewaarinstelling alle inlichtingen inwinnen of doen inwinnen, die naar het oordeel van de Autoriteit Financiële Markten nodig zijn voor de juiste uitoefening van haar wettelijke taken en bevoegdheden;

    • de bewaarder treedt uitsluitend op in het belang van de cliënten van de beleggingsonderneming voor wie financiële instrumenten en gelden bij de bewaarder in bewaring zijn gegeven;

    • de bewaarder is jegens de cliënten aansprakelijk voor de door hen geleden schade, voorzover die schade het gevolg is van verwijtbare niet-nakoming van zijn verplichtingen;

    • de bewaarder voorziet in een procedure in geval de bewaarder het voornemen te kennen geeft zijn functie neer te leggen; en

    • de bewaarinstelling draagt zorg voor een adequate administratieve organisatie met betrekking tot de in bewaring genomen financiële instrumenten overeenkomstig 9.2 tot en met 9.5, 9.7 tot en met 9.25 en 9.27 van bijlage 9.

Artikel

6:19

Artikel

6:20

Teneinde te voldoen aan het vereiste, bedoeld in artikel 6:14, kan de beleggingsonderneming andere regelingen treffen dan de regelingen als bedoeld in de artikelen 6:15 tot en met 6:19. Deze andere regelingen behoeven de voorafgaande goedkeuring van de Autoriteit Financiële Markten.

§

6.6

Regels met betrekking tot het vermijden van belangenconflicten tussen de beleggingsonderneming en haar cliënten en tussen haar cliënten onderling

Artikel

6:21

Indien door het combineren van activiteiten in een beleggingsonderneming, of in een groep waarvan een beleggingsonderneming deel uitmaakt de belangen van cliënten van de beleggingsonderneming kunnen worden geschaad door belangenconflicten tussen de beleggingsonderneming en haar cliënten of tussen haar cliënten onderling, treft de beleggingsonderneming alle maatregelen die nodig zijn voor een onafhankelijk marktoptreden met betrekking tot de in dit artikel bedoelde activiteiten alsmede ter vermijding van de verspreiding van die informatie buiten de kring van personen die daarover uit hoofde van hun werkzaamheden in de beleggingsonderneming beschikken

Artikel

6:22

Artikel

6:23

Artikel

6:24

Een beleggingsonderneming draagt zorg voor het toezicht op de naleving van de maatregelen als bedoeld in artikel 6:21 en de sanctionering ervan.

Hoofdstuk

7

Slotbepalingen

Artikel

7:1

Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking op het tijdstip waarop de wet in werking treedt.

Artikel

7:2

Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Nadere regeling gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Amsterdam
De Voorzitter, A.W.H.Docters van Leeuwen
Bestuurslid, P.M.Koster RA

Bijlage

1

Bijlage ter uitvoering van de artikel 2:1, houdende het model voor risico-indicator in reclame

1. Schriftelijke reclame-uiting of reclame-uiting op internet

2. Reclame-uiting op televisie

Bijlage

2

Bijlage ter uitvoering van de artikel 3:2, houdende het model voor schuldproduct

1. Algemeen

2. Overwaardeconstructie

Bijlage

3

Bijlage ter uitvoering van de artikel 3:2, houdende het model voor opbouwproduct

2. Direct ingaande lijfrente

Bijlage

4

Toelichting op de berekening van de ‘GUISE’

De GUISE is de Gemiddelde Uitbetaling In geval van Slechte Eventualiteiten. Dit wordt gedefinieerd als de gemiddelde uitbetaling in de slechtste 10% van de gevallen. De slechtste 10% van de gevallen kunnen bepaald worden onder aanname van normaal verdeelde meetkundige rendementen met parameters μ (gemiddelde) en σ (standaarddeviatie, ook wel volatiliteit) voor rendementen van de onderliggende waarden waarin belegd wordt. De te gebruiken parameters voor verschillende onderliggende waarden, alsmede enkele bepalingen in welke gevallen welke klasse van onderliggende waarden moet worden gekozen, zijn te vinden in Bijlage 5.

De methode van bepaling van de GUISE hangt af van het type product waarvoor de GUISE berekend moet worden. Hierbij moet een onderscheid gemaakt worden tussen lineaire en niet-lineaire producten en tussen de manier van inleggen (eenmalig versus periodiek). Lineaire producten zijn producten waarbij geen gebruik wordt gemaakt van derivaten (opties en garanties en dergelijke). Niet-lineaire producten zijn producten die wel derivaten als onderdeel hebben van het product of de constructie. Dit leidt tot de volgende productclassificaties

  • Lineair product met eenmalige inleg

  • Lineair product met periodieke inleg

  • Niet-lineair product met eenmalige inleg

  • Niet-lineair product met periodieke inleg.

De GUISE kan voor lineaire producten met behulp van de volgende mathematische benadering (driepuntbenadering) worden bepaald.

Hierin is

x0,01 de waarde van het 1% kans scenario

x0,05 de waarde van het 5% kans scenario

x0,10 de waarde van het 10% kans scenario

Voor niet-lineaire producten kan deze benadering niet worden gebruikt en moet er gesimuleerd worden. De methode hiervoor staat hieronder globaal beschreven. Uitzondering is een product met een vast gegarandeerd bedrag op einddatum (dit valt in de categorie niet-lineair product met eenmalige inleg). Hiervoor kan wel de driepuntbenadering worden gebruikt.

Lineair product met eenmalige inleg

Het is mogelijk om met behulp van de volgende mathematische benadering de waarden van de 1%, 5% en 10% kans scenario’s te berekenen:

waar

I = Inleg

H = aantal jaren dat het product al heeft gelopen

μ = verwacht rendement

σ = volatiliteit

dk = doorlopende kosten

UK = uitstapkosten

IK = instapkosten

z0.01 = 1% kwantiel van de standaardnormale verdeling

z0.05 = 5% kwantiel van de standaardnormale verdeling

z0.10 = 10% kwantiel van de standaardnormale verdeling

Tabel 1a geeft de GUISE voor een lineair product met eenmalige inleg zonder kosten. Voor elk van de beleggingsklassen uit tabel 0, bijlage 5 wordt de GUISE gegeven. Het bijbehorende pessimistische rendement wordt gegeven in tabel 1b. De GUISE van een lineair product met eenmalige inleg en met kosten kan worden afgeleid van tabel 1b. Dit gebeurt door met het aangegeven rendement bij de betreffende looptijd voor de juiste beleggingsklasse te rekenen als jaarlijks rendement. Als dan de kosten in mindering worden gebracht, resulteert direct de GUISE. Hierbij is van belang de kosten juist in rekening te brengen. Eenmalige kosten aan het begin die dus ook niet belegd worden kunnen direct in mindering worden gebracht op de eenmalige inleg; Eenmalige kosten aan het eind, die ingehouden worden op de opgebouwde waarde kunnen in mindering gebracht worden op de resulterende guise; Doorlopende kosten kunnen in mindering worden gebracht op het gemiddelde volume, dat benaderd kan worden op basis van het begin- en eindvolume. Naast het gebruik van tabel 1a en tabel 1b is het altijd mogelijk om formule 2 te gebruiken.

Lineair product met periodieke inleg

Er zijn twee methoden om de GUISE van producten met een periodieke inleg te berekenen, namelijk met behulp van een simulatie of met een benadering. Tabel 2a geeft de GUISE van een product zonderkosten op basis van een simulatie (op maandbasis). Deze GUISE is ‘vertaald’ naar een pessimistisch rendement in Tabel 2b. Het pessimistisch rendement uit deze tabel kan worden gebruikt om de GUISE van een product met doorlopende kosten uit te rekenen. Het is niet mogelijk om deze tabel te gebruiken voor producten met eenmalige kosten. Om de GUISE van producten met periodieke inleg en met eenmalige kosten te bepalen, moet de instelling zelf een simulatie uitvoeren of gebruik maken van onderstaande benadering.

De andere mogelijkheid is om gebruik te maken van een benadering. Bij deze benadering wordt de looptijd geschaald om rekening te houden met het feit dat niet de volledige inleg aan het begin wordt ingelegd maar in verschillende perioden. De formule is als volgt:

waar

EL = effectieve looptijd

It = inleg per jaar

Jaar = totale looptijd

IK = inlegkosten

Dk = doorlopende kosten

μ = verwacht rendement

σ = volatiliteit

zj = waarde standaardnormale verdeling voor punt j (j=1%, 5%, 10%)

Naast x0,01 moeten ook nog de 5% en 10% (x0,05 en x0,10) worden uitgerekend. Om de GUISE te berekenen moeten vervolgens de opbrengsten van de 1%, 5% en 10% (x0,01, x0,05 en x0,10) worden gemiddeld volgens formule 1.

Niet-lineair product met eenmalige inleg

Een niet-lineair product kan soms onderverdeeld worden in lineaire en niet-lineaire elementen. De methode voor de waardering van het lineaire element is hetzelfde als de methode voor het waarderen van een lineair product met eenmalige inleg. Dit betekent dat voor het lineaire deel, tabellen 1a en 1b kunnen worden gebruikt.

Bij de contractuele looptijd is de verrekening van het niet-lineaire element vaak eenvoudig aangezien het een bepaling is van het al dan niet ‘in the money’ zijn van de optie en het corrigeren van de GUISE hiervoor. De niet-lineaire elementen worden gewaardeerd op dezelfde wijze zoals ze ook met de klant worden verrekend. Dit betekent dat het slechts een niet-lineair product is bij tussentijdse looptijden indien de optiewaarde bij vervroegde beëindiging ook daadwerkelijk met de klant wordt verrekend. Indien dit niet het geval is, kan volstaan worden met de eenvoudige berekening voor lineaire producten zoals hierboven beschreven.

Voor producten met een garantie op einddatum is het overigens toegestaan om de garantie mee te nemen en toch alleen te werken met de rendementen gebaseerd op formule (1), dus zoals weergegeven in tabel 1. Hierbij wordt de GUISE echter iets onderschat.

Niet-lineaire producten met andere constructies dan de garantie op einddatum (bijvoorbeeld een clickfonds) kunnen niet op deze wijze berekend worden. Indien het niet-lineaire deel niet kan leiden tot een lagere uitkering, mag dit deel verwaarloosd worden. Er kan ook worden gekozen voor simulatie. In dat geval moeten de parameters gebruikt worden van de onderliggende waarde en de condities van het derivaat.

Ook voor de berekeningen van de GUISE mogen garanties slechts dan worden meegenomen indien de instelling die de garanties afgeeft onder kapitaaltoereikendheidstoezicht of ander vergelijkbaar adequaat bedrijfseconomisch toezicht valt.

Niet- lineair product met periodieke inleg

Het is niet mogelijk om met een benadering de GUISE van niet-lineaire producten met periodieke inleg te bepalen. Hiervoor moet gesimuleerd worden. Indien het niet lineaire element van het product niet leidt tot een lagere uitkering dan mag het niet-lineaire element verwaarloosd worden en resulteert een lineair product met periodieke inleg. In het geval van simulatie moeten de parameters gebruikt worden van de onderliggende waarde en de condities van het derivaat.

Bijlage

5

Bepaling van de beleggingsklasse en parameters

Voor de berekening van de GUISE en historische opbrengsten wordt gebruik gemaakt van parameters μ (gemiddelde) en σ (standaarddeviatie, ook wel volatiliteit) van de rendementen van de onderliggende waarden. Bij berekening van de GUISE op basis van de tabellen zijn de parameterwaarden van de verschillende beleggingscategorieën uiteraard al verwerkt. In die gevallen is het van belang om de juiste beleggingsklasse te bepalen (op basis van de onderliggende waarden waarin belegd wordt).

1. Bepaling beleggingsklasse

Er worden zes beleggingsklassen onderscheiden:

  • 1.

    beleggingen in deposito’s en geldmarktfondsen;

  • 2.

    beleggingen in investment grade obligaties/obligatiefondsen in OESO-landen;

  • 3.

    vastgoedfondsen/beleggingen in vastgoed;

  • 4.

    mixfondsen/gemengde beleggingen;

  • 5.

    breed gespreide beleggingen in aandelen/aandelenfondsen; breed gespreide beleggingen in obligaties/obligatiefondsen voor zover niet ingedeeld in categorie 2 en

  • 6.

    emerging country en emerging sector fondsen/beleggingen; beperkt gespreide aandelenfondsen/beleggingen; beleggingen in niet-liquide aandelen; ‘low grade’ investments; beperkt gespreide beleggingen in obligaties/obligatiefondsen voor zover niet ingedeeld in categorie 2; beleggingen in grondstoffen/natuurproducten.

Categorie 1 zijn de beleggingen in overwegend deposito’s, verhandelbaar geldmarktpapier en kortlopende obligaties. In categorie 2 vallen de fondsen en beleggingen die overwegend beleggen in obligaties en obligatiefondsen in OESO-landen. Het gaat hierbij om ‘investment grade’ obligaties, dat wil zeggen beleggingen die een hoge waardering krijgen van bureaus die de kredietwaardigheid van onder andere bedrijven inschatten. Bij categorie 3, vastgoedfondsen en beleggingen in vastgoed, wordt overwegend belegd in vastgoed, ongeacht de landen waar het vastgoed zich bevindt in OESO-landen, niet zijnde een beleggingsobject als bedoeld in artikel 1, onder d, ten vijfde van het besluit. Categorie 4 betreft de ‘Mixfondsen’, de zogenaamde gemengde fondsen of beleggingen. Gemengde fondsen of beleggingen hebben een spreiding over meerdere (mogelijk alle 5) andere categorieën. Categorie 5 betreft de breed gespreide beleggingen in aandelen/aandelenfondsen. Een fonds is een breed gespreid aandelenfonds als overwegend wordt belegd in meerdere grote bedrijven uit verschillende sectoren gevestigd in OESO-landen. Een fonds dat bijvoorbeeld investeert in grote ondernemingen in verschillende sectoren in de VS valt in deze categorie. Ook breed gespreide beleggingen in obligaties en obligatiefondsen, voor zover deze obligaties niet vallen onder categorie 2, vallen onder categorie 5. Categorie 6 betreft de beleggingen met significant hogere risico’s dan de beleggingen in de andere categorieën, zoals de emerging market of emerging sector fondsen/beleggingen en beperkt gespreide aandelenfondsen/beleggingen. Bij emerging markets wordt gedacht aan opkomende landen met soms een nog in opkomst zijnde aandelenmarkt. Het gaat hierbij om niet OESO-landen. Bij emerging sector fondsen wordt bijvoorbeeld gedacht aan fondsen die beleggen in vaak kleinere bedrijven, eventueel binnen de OESO-landen. Voorbeelden van deze bedrijven zijn ICT-, internet-, kleinere telecommunicatie- en biotechnologie bedrijven. Bij een beperkt gespreid fonds of beperkt gespreide beleggingen wordt bijvoorbeeld gedacht aan investeringen in één sector en (cumulatief) in één of een beperkt aantal landen. Ook beleggingen in niet-liquide aandelen, ‘low grade’ investments (aandelen die een lage waardering krijgen van bureaus die de kredietwaardigheid van o.a. bedrijven inschatten) en beleggingen in grondstoffen/natuurproducten (zoals teakfondsen) vallen onder categorie 6. Beperkt gespreide beleggingen in obligaties en obligatiefondsen, voor zover deze obligaties niet vallen onder categorie 2, vallen eveneens onder categorie 6.

De toewijzing van een product aan een beleggingsklasse geschiedt als volgt:

  • Een fonds of belegging valt binnen een categorie als voor meer dan 70% in de betreffende categorie wordt geïnvesteerd.

  • Een fonds of belegging valt in een mixfonds (categorie 4) als er in minstens twee en in maximaal vijf van de overige categorieën belegd wordt. Hierbij moet minimaal één belegging in de categorie 1, 2 of 3 vallen en minimaal één belegging in de categorie 5 of 6. Verder geldt dat voor allocatie in categorie 4 dat maximaal 70% in de categorieën 1, 2 en 3 tezamen, de ‘laag risico’-categorieën (waarvan minimaal de helft in categorie 1 of 2), dan wel maximaal 70% in de categorieën 5 en 6 tezamen, de ‘hoog risico’-categorieën (waarvan minimaal de helft in categorie 5) wordt belegd.

  • Indien de gezamenlijke belegging in de ‘hoog risico’- of de ‘laag risico’-categorieën meer dan 70% van de portefeuille beslaat, is er sprake van een situatie waarbij overwegend in de betreffende categorieën wordt geïnvesteerd. Er is dan geen sprake van een mixfonds/gemengde belegging en er moet dan aansluiting worden gezocht bij de hoogste categorie binnen de betreffende categorieën.

  • Indien het fonds of de belegging niet op bovenstaande wijze gecategoriseerd kan worden en wanneer de categorieën van een fonds of belegging een vaste verhouding kennen en elkaars ‘directe buren’zijn dan moet een gewogen gemiddelde van de betreffende beleggingscategorieen genomen worden. Indien bijvoorbeeld sprake is van een 50% investering in beleggingscategorie 2 (beleggingen in investment grade obligaties/obligatiefondsen in OESO-landen) en een 50% investering in beleggingscategorie 3 (vastgoedfondsen/beleggingen in vastgoed) moet op basis van een gewogen gemiddelde van de betreffende beleggingscategorieën (categorie 2 en 3), de corresponderende percentages van de tabellen worden gehanteerd. Deze ‘vaste verhoudingen’ regel geldt ook in geval van een kleine ‘range’ (bijvoorbeeld 40–50% investering in beleggingscategorie 1 en 50–60% investering in beleggingscategorie 2).

  • Indien het fonds of de belegging volgens vaste verhoudingen in verschillende categorieën belegt en deze vaste verhouding verandert gedurende de looptijd dan wordt het fonds of de belegging geclassificeerd als een ‘lifecycle product’ (zie sectie lifecycle producten). Het gaat hierbij om een vaste verhouden alsmede een verandering in die verhouding die representatief is voor het product. Indien het tijdstip van de wijziging van de samenstelling van beleggingen en/of de wijziging van de vaste verhouding niet representatief is voor het betreffende product, dan is er geen sprake van een ‘lifecycle product’.

  • Indien geen sprake is van vaste verhoudingen in de samenstelling van de belegging en de belegging of het fonds is ook niet te rubriceren onder de ‘mix’categorie, dan dient de belegging of het fonds gecategoriseerd te worden in de hoogste beleggingscategorie waarin wordt belegd. De mogelijkheid tot switchen betekent niet dat er sprake is van geen vaste verhoudingen. Er is geen sprake van vaste verhoudingen in de samenstelling van een belegging indien het beleggingsbeleid binnen een fonds of belegging sterk variërende bandbreedtes kent. Een voorbeeld ter verduidelijking: een belegging is als volgt samengesteld: 0–40% investering in categorie 1, 25–60% investering in categorie 2, 0–75% investering in categorie 3. Deze belegging wordt gerubriceerd in beleggingscategorie 3. Voor de corresponderende pessimistische jaarrendementen dient in dit voorbeeld gebruik te worden gemaakt van de percentages die vermeld staan in kolom 3 van de tabellen.

  • Bij twijfel valt een belegging of fonds in de categorie met het hoogste rangnummer. Bij twijfel of een fonds of belegging een gespreid aandelenfonds is of een mixfonds, valt het fonds of de belegging dus in de categorie gespreide aandelenfondsen en krijgt dan de daarbij behorende voorbeeldrendementen.

Valutarisico

Een fonds wordt geacht een valutarisico te hebben als er aanmerkelijke posities (ontvangsten/bezittingen) bestaan die niet luiden in Euro. Als aanmerkelijk wordt beschouwd een percentage van meer dan 15%.

Voor alle categorieën geldt dat wordt doorgekeken naar de onderliggende investering. Een fonds of belegging dat overwegend belegt in aandelen van vastgoedfondsen valt dus in categorie 3 (vastgoed fondsen) en niet in categorie 5.

De parameters voor de betreffende beleggingscategorieën zijn als volgt:

Tabel 0

1. Deposito

3,7%

0,6%

10,4%

2. Obligatie

4,2%

4,4%

11,3%

3. Vastgoed

6,7%

11,8%

15,7%

4. Mixfonds

6,2%

12,9%

16,6%

5. Aandelen

8,3%

25,5%

27,5%

6. Emerging

8,3%

30,5%

32,2%

Welke beleggingsklasse is gekozen bij het maken van de financiële bijsluiter, moet in de financiële bijsluiter worden toegelicht. Met andere woorden, de aannames moeten worden vermeld. Deze aannames worden aangegeven in de inleiding van de financiële bijsluiter. Hieronder wordt in tabel 1 en 2 aangegeven welke keuze gemaakt moet worden naar gelang de beleggingsklasse, zoals voorgeschreven in artikel 3:3.

Tabel 1

1

, met 100% beleggingen in deposito’s

2

, met 100% beleggingen in obligaties

3

, met 100% beleggingen in vastgoed

4

, met 50% beleggingen in aandelen en met 50% beleggingen in obligaties

5

, met 100% beleggingen in aandelen

6

, met 100% beleggingen in emerging markets

Tabel 2

1

en met 100% beleggingen in deposito’s

2

en met 100% beleggingen in obligaties

3

en met 100% beleggingen in vastgoed

4

en met beleggingen in een mix van aandelen en obligaties. Hierbij wordt uitgegaan van 50% beleggingen in aandelen en 50% beleggingen in obligaties

5

en met 100% beleggingen in aandelen.

6

en met 100% beleggingen in emerging markets

Derivaten

Zodra in een product gebruik wordt gemaakt van derivaten is de standaard allocatie in beleggingsklassen niet meer toe te passen. In bijlage 4 staat beschreven hoe de GUISE van producten met derivaten erin verwerkt berekend moet worden. De parameters die hier gebruikt moeten worden zijn de parameters van de beleggingsklasse waarop de derivaten van toepassing zijn. Als bijvoorbeeld een product met opties op aandelen werkt, moet voor de parameters van beleggingsklasse 5 gekozen worden. Als het niet mogelijk is vast te stellen op welke beleggingsklasse de derivaten van toepassing zijn, dan moet voor de parameters van beleggingsklasse 6 gekozen worden.

Lifecycle producten

Indien een product niet in één van bovenstaande zes beleggingsklassen valt omdat de samenstelling van de beleggingsportefeuille over de looptijd van het complex product varieert, moet een gewogen gemiddelde genomen worden van de verschillende beleggingsklassen. Dit is alleen het geval bij zogenaamde ‘lifecycle’ producten, waar de beleggingsportefeuille zodanig wordt gevormd dat het beleggingsrisico afneemt naar mate de einddatum van het product nadert. Voor de ‘lifecycle producten’ moeten de volgende formules worden gebruikt:

waar

VRi = verwacht rendement van periode i

gi = aandeel van periode i in volledige looptijd

Volatiliteiti = volatiliteit van periode i

n = aantal perioden

Een voorbeeld, een product heeft een looptijd van 20 jaar. De eerste vijf jaar valt het in beleggingsklasse 5, daarna 10 jaar in beleggingsklasse 2 en daarna vijf jaar in beleggingsklasse 1. Hier moet een gewogen gemiddelde genomen van de drie perioden waarin een andere beleggingsklasse geldt. Invullen van de formules geeft de volgende parameters:

2. Bepaling fondsspecifieke parameters

Zodra in een product gebruik wordt gemaakt van een fonds dat vier jaar of langer bestaat, moet er gebruik worden gemaakt van fondsspecifieke parameters. Dit geldt voor zowel de berekening van de risicoindicator (GUISE) als voor de berekening van de historische rendementen. De parameters worden dan als volgt bepaald, afhankelijk van het aantal jaren historie.

μ

= μFB in jaar 1 tot en met 3

= μFB * (20-i)/20 + μF * i/20 in jaar i, met i = 4,…,19 en

= μF in jaren 20 en meer, en

σ

= σFB als fonds minder dan vier jaar bestaat

= σF als fonds vier jaar of langer bestaat.

waarbij:

μFB, σFB de standaardparameters zijn zoals gehanteerd bij de financiële bijsluiter, en μF het gemiddelde fondsrendement inhoudt en σFde standaarddeviatie van het fondsrendement inhoudt. De fondsparameters worden bepaald als:

waarbij

rj = het meetkundige maandrendement in historie maand j,

n = het aantal maanden historie, met een maximum van 12*20 = 240,

m = 12 (maanden per jaar) *4 (jaar) = 48 maanden

Voor de bepaling van de fondsspecifieke parameters moet altijd de meest recente historie worden gebruikt en moeten de parameters minimaal eens per vierentwintig kalendermaanden worden geactualiseerd dan wel vaker indien de gebruikte parameters door omstandigheden of veranderingen niet meer representatief zijn.

Bijlage

6

Bijlage ter uitvoering van de artikel 4:2, houdende het model voor beleggingsobjectprospectus

De informatie die een beleggingsobjectprospectus ingevolge artikel 10:2 van het besluit dient te bevatten,wordt in onderstaande volgorde opgenomen. De onderstaande titels van de hoofdstukken dienen te worden gehanteerd. Hieronder wordt per hoofdstuk aangegeven welke informatie ten minste in het betreffende hoofdstuk dient te worden opgenomen.

Samenvatting

I. Algemene gegevens betreffende de aanbieder van een beleggingsobject

II. Gegevens betreffende de kenmerken van een serie van beleggingsobjecten

III. Gegevens over het risicoprofiel van de serie van beleggingsobjecten

IV. Gegevens betreffende de beleggingsobjectkosten, bruto waarde en onttrekkingen

V. Gegevens betreffende het beleggingsbeleid en de activiteiten

VI. Gegevens betreffende wijzigingen in de voorwaarden

Samenvatting

Zie artikel 3:27.

I. Algemene gegevens betreffende de aanbieder van het beleggingsobject

  • De rechtsvorm van de aanbieder van het beleggingsobject.

  • De naam van de aanbieder van het beleggingsobject, de statutaire zetel en plaats van het hoofdkantoor van de aanbieder van een beleggingsobject, alsmede de oprichtingsdatum.

  • Een beschrijving van de groep waartoe de aanbieder van een beleggingsobject behoort en de daaraan gelieerde partijen.

II. Gegevens betreffende de kenmerken van de serie van beleggingsobjecten

  • De aard, de bestaansduur en de voornaamste kenmerken van de desbetreffende serie van beleggingsobjecten.

  • Een omschrijving van de algemene en bijzondere voorwaarden van de serie van beleggingsobjecten.

III. Gegevens over het risicoprofiel van de serie van beleggingsobjecten

– Een beschrijving van alle risico’s, die consumenten kunnen lopen met de door hun ingelegde gelden en de (eventuele) gevolgen hiervan op het rendement. Een en ander voor zover deze risico’s relevant zijn in het licht van de gevolgen en de waarschijnlijkheid ervan. Deze beschrijving dient een begrijpelijke uitleg te bevatten van ieder specifiek risico dat voortvloeit uit het beleggingsbeleid of dat verband houdt met specifieke voor de desbetreffende serie van beleggingsobjecten relevante markten. De risico’s verbonden aan de serie van beleggingsobjecten kunnen onder meer inzichtelijk worden gemaakt met de risico-indicator uit de financiële bijsluiter.

IV. gegevens betreffende de beleggingsobjectkosten, bruto waarde en onttrekkingen

  • Invoegen tabel 1 van bijlage 7: overzicht van de beleggingsobjectkosten per serie van beleggingsobjecten op jaarbasis op basis van een gemiddelde inleg gebruikelijk voor het desbetreffende beleggingsobject. Een en ander voor de gehele bestaansduur van het beleggingsobject. Direct onder de tabel een tekst invoegen waarin de aannames worden vermeld en toegelicht, die ten grondslag liggen aan de bedoelde beleggingsobjectkosten.

  • Invoegen tabel 2 bijlage 7: overzicht van de gegevens bedoeld in artikel 10:2, derde lid onder j, van het besluit per serie van beleggingsobjecten op jaarbasis op basis van een gemiddelde inleg gebruikelijk voor het desbetreffende beleggingsobject. Een en ander voor de gehele bestaansduur van het beleggingsobject. Direct onder de tabel een tekst invoegen waarin de aannames worden vermeld en toegelicht, die ten grondslag liggen aan de bedoelde gegevens.

V. Gegevens betreffende het beleggingsbeleid en de activiteiten

  • Een beschrijving van de activiteiten van de aanbieder van het beleggingsobject per serie van beleggingsobjecten, indien mogelijk te onderscheiden in:

    • a.

      operationele activiteiten van de aanbieder van het beleggingsobject, alsmede waar deze plaatsvinden;

    • b.

      financieringsactiviteiten. Indien van toepassing: te onderscheiden in als kredietnemer aangaan van overeenkomsten inzake krediet en het als crediteur uitzetten van gelden; en

    • c.

      uitbestedingsactiviteiten en het beleid inzake de eventuele uitbesteding van activiteiten aan derden.

  • Indien opdracht aan een derde is of wordt verleend om één of meer werkzaamheden in het kader van het beheer of de bewaring van de serie van beleggingsobjecten te verrichten ten minste de volgende gegevens:

    • a.

      een beschrijving van de werkzaamheden ten aanzien waarvan opdracht is verleend;

    • b.

      indien reeds bekend de naam en de statutaire zetel van de derde aan wie opdracht is verleend; en

    • c.

      indien van toepassing: de mededeling dat de betreffende derde een gelieerde partij is.

  • De wijze waarop wordt bepaald of de (tussentijdse) opbrengsten van een beleggingsobject worden uitgekeerd.

  • Indien van toepassing: een beschrijving van de door de aanbieder van het beleggingsobject te verstrekken garanties die aan consumenten in het vooruitzicht worden gesteld.

  • Indien transacties worden verricht met gelieerde partijen:

    • a.

      of de transacties met gelieerde partijen onder marktconforme voorwaarden plaatsvinden en zo nee, de reden daarvoor.

  • Indien transacties met gelieerde partijen buiten een gereglementeerde markt of een andere geregelde, regelmatig functionerende, erkende open markt worden verricht, aangeven:

    • a.

      of in alle gevallen een onafhankelijke waardebepaling ten grondslag ligt aan de transactie of dat een waardebepaling door een of meer bij de transactie betrokken partijen ook mogelijk is.

VI. Gegevens betreffende wijzigingen in de voorwaarden

  • Indien van toepassing: op welke wijze tussen de aanbieder van het beleggingsobject en de consumenten geldende voorwaarden kunnen worden gewijzigd.

  • De wijze waarop een wijziging van de voorwaarden van de aanbieder van het beleggingsobject bekend wordt gemaakt.

Bijlage

7

Bijlage ter uitvoering van de artikel 4:2, houdende tabellen overzicht beleggingsobjectkosten, bruto waarde en onttrekkingen betreffende het beleggingsobject

Tabel 1: op basis van gemiddelde inleg gebruikelijk voor het desbetreffende beleggingsobject [invullen betreffende bedrag in euro’s]

1

Administratieve kosten

2

Beheerskosten

3

Productiekosten

4

Verkoopkosten

5

Rentelasten

Totale beleggingsobjectkosten

Tabel 2: op basis van een gemiddelde inleg gebruikelijk voor het desbetreffende beleggingsobject [invullen betreffende bedrag in euro’s].

5

bruto waarde

6

Rentebaten

7

Financieringen

8

Prestatievergoedingen

Netto waarde

Toelichting op bovenstaande posten

Het doel van de bovenstaande tabellen is om consumenten inzicht te verschaffen in de door de aanbieder van het beleggingsobject geprognosticeerde en eventueel reeds gemaakte kosten/voldane bedragen gerelateerd aan de serie van beleggingsobjecten bij een gemiddelde inleg gebruikelijk voor de desbetreffende serie van beleggingsobjecten. De tabellen geven de informatie weer voor de gehele bestaansduur van het beleggingsobject.

Daarnaast hebben de bovenstaande tabellen tot doel de consument inzicht te verschaffen in de geprognosticeerde waardeontwikkeling van een serie van beleggingsobjecten, zodat de consument de beleggingsobjectkosten tegen de geprognosticeerde waardeontwikkeling van een serie van beleggingsobjecten kan afzetten. Op deze manier kan een consument zich een beter beeld vormen van het mogelijk te behalen rendement. Op basis van onder meer deze informatie wordt de consument in staat gesteld een weloverwogen beslissing te nemen over het al dan wel of niet beleggen in een bepaalde serie van beleggingsobjecten. Hieronder wordt een toelichting gegeven op de in de bovenstaande tabellen genoemde posten. Een en ander voor zover het begrippen betreft die niet reeds zijn gedefinieerd.

Kosten

Rentelasten: de geprognosticeerde kosten die dienen te worden vergoed voor het ter beschikking verkrijgen van een bepaalde geldlening, alsmede andere kosten die daarmee verband houden.

Bruto waarde-onttrekkingen

Bruto waarde: de geprognosticeerde bruto waarde van een beleggingsobject.

Financieringen: de geprognosticeerde bedragen van leningen die een aanbieder van een beleggingsobject aangaat dan wel verwacht aan te gaan en/of reeds is aangegaan in hoedanigheid van debiteur ter financiering van een beleggingsobject, waarbij de aflossing(en) van de leningen in mindering worden gebracht op de opbrengsten van het desbetreffende beleggingsobject.

Prestatievergoedingen: geprognosticeerde vergoedingen, in welke vorm dan ook, ter zake van beheer of bewaring van het beleggingsobject voor zover deze rechtstreeks in mindering worden gebracht op de waarde van het beleggingsobject.

Rentebaten: eventuele (geprognosticeerde) voordelen die ontstaan doordat een deel van de aan het beleggingsobject verbonden gelden niet onmiddellijk geïnvesteerd worden in het beleggingsobject.

Bijlage

8

Bijlage ter uitvoering van de artikel 4:2, houdende de kruistabel overzicht kosten per serie van beleggingsobject

Administratieve kosten

Beheerskosten

Productiekosten

Verkoopkosten

Totale kosten

Bijlage

9

Bijlage ter uitvoering van artikel 6:2, houdende nadere regels voor de bedrijfsvoering

9.1. Toepasselijkheid van de voorschriften inzake bedrijfsvoering

De reikwijdte van de in deze bijlage opgenomen voorschriften inzake de bedrijfsvoering, naar de onderscheiden categorieën van beleggingsondernemingen, is als volgt:

  • a.

    voor een beleggingsonderneming die een beleggingsdienst verleent als bedoeld in onderdeel a van de definitie van verlenen van een beleggingsdienst in artikel 1:1 van de wet of een vermogensbeheerder als bedoeld in artikel 6:1, aanhef en onderdeel a, gelden de voorschriften 9.2 tot en met 9.5, 9.10 tot en met 9.16, 9.18, 9.19, tweede lid onderdeel d, 9.20, 9.22 tot en met 9.25 en 01.27;

  • b.

    voor een beleggingsonderneming die een beleggingsdienst verleent als bedoeld in onderdeel b of d van de definitie van verlenen van een beleggingsdienst in artikel 1:1 van de wet, dan wel een vermogensbeheerder als bedoeld in artikel 6:1, aanhef en onderdeel b, gelden de voorschriften 9.2 tot en met 9.5, 9.7 tot en met 9.25, alsmede 9.27;

  • c.

    voor een beleggingsonderneming die een beleggingsdienst verleent als bedoeld in onderdeel c van de definitie van verlenen van een beleggingsdienst in artikel 1:1 van de wet gelden de voorschriften 9.2 tot en met 9.10, 9.14 tot en met 9.21, 9.23 tot en met 9.25, alsmede 9.27;

  • d.

    voor een beleggingsonderneming die een beleggingsdienst verleent als bedoeld in onderdeel f of g van de definitie van verlenen van een beleggingsdienst in artikel 1:1 van de wet, gelden de voorschriften 9.2 tot en met 9.10, 9.14 tot en met 9.18, 9.20, 9.21, 9.23 tot en met 9.25, alsmede 9.27;

  • e.

    voor beleggingsondernemingen als bedoeld in artikel 6:17 en artikel 6:18 gelden als voorwaarden als bedoeld in artikel 6:17, onder n, en artikel 6:18, onder b, de voorschriften onder 9.3, 9.4, 9.5.1 tot en met 9.5.3 en 9.26;

  • f.

    voor een beleggingsonderneming die voor de uitoefening van het bedrijf van bank een door de Nederlandsche Bank verleende vergunning heeft of voor de uitoefening van het bedrijf van financiële instelling een door de Nederlandsche Bank verleende verklaring van ondertoezichtstelling heeft die de diensten onder a tot en met e verlenen, gelden de bij die diensten genoemde voorschriften, uitgezonderd de voorschriften 9.2, 9.5, 9.7, 9.10,9.26 en 9.27.

9.2. Beschrijving van de organisatie

Naast de systematische beschrijving van de bedrijfsvoering beschrijft de beleggingsonderneming:

  • a.

    alle activiteiten die de beleggingsonderneming verricht;

  • b.

    de dagelijks te verrichten werkzaamheden inzake de bedrijfsvoering, met inbegrip van de functies, taken en verantwoordelijkheden en de delegatie van bevoegdheden;

  • c.

    de rapportagelijnen en communicatiestructuur binnen de beleggingsonderneming;

  • d.

    het organisatieschema van de beleggingsonderneming, waarbij per organisatorische eenheid de activiteiten worden aangegeven; en

  • e.

    een strategisch beleidsplan.

9.3. Functiescheiding

1. Een beleggingsonderneming voorziet in procedures en neemt alle maatregelen voor een strikte scheiding, waaronder een personele scheiding, tussen:

  • a.

    het bedrijfsonderdeel dat de transacties uitvoert en het bedrijfsonderdeel dat de transacties administratief verwerkt en afwikkelt;

  • b.

    het bedrijfsonderdeel dat de transacties afwikkelt en administratief verwerkt en het bedrijfsonderdeel dat de controle op deze activiteiten uitvoert; en

  • c.

    het bedrijfsonderdeel dat de transacties afwikkelt en administratief verwerkt en de procuratie.

2. In afwijking van 9.3.1 worden bij beleggingsondernemingen, niet zijnde een beleggingsonderneming die een beleggingsdienst verleent als bedoeld in onderdeel b van de definitie van verlenen van een beleggingsdienst in artikel 1:1 van de wet of een vermogensbeheerder als bedoeld in artikel 6:1, aanhef en onderdeel b, waarvan alle activiteiten bedoeld in 9.3.1 hoofdzakelijk plaatsvinden op het niveau van het hoogste bestuursorgaan, de maatregelen voor een strikte scheiding als bedoeld in 9.3.1 zoveel mogelijk doorgevoerd.

9.4. Vastlegging van rechten en verplichtingen

1. De bedrijfsvoering voorziet in een juiste, tijdige en volledige vastlegging van alle rechten en verplichtingen in de daartoe bestemde administratie, verantwoording daarvan in de periode(n) waarop deze betrekking hebben, alsmede in toekenning van het resultaat aan de periode(n) waarop zij betrekking heeft. Tevens voorziet de bedrijfsvoering in verificatie van de (rekenkundige) juistheid van de administratieve vastlegging, een adequate documentatie van de administratie, alsmede in tijdige, krachtens deze regeling vereiste, rapportages aan de Autoriteit Financiële Markten, daaronder begrepen procedures omtrent de wijze waarop de rapportages worden opgesteld en hoe zij aansluiten op de desbetreffende administratie(s).

2. Afspraken en overeenkomsten worden zoveel mogelijk met schriftelijke bewijsstukken aangetoond.

9.5. Inzicht in de financiële administratie en de financiële positie van de beleggingsonderneming

1. Uit de financiële administratie moet op dagelijkse basis tenminste de aard en omvang van activa en passiva, de niet uit de balans blijkende verplichtingen, alsmede de resultaatontwikkeling, uitgesplitst naar de onderscheiden bedrijfsactiviteiten en bedrijfsonderdelen kunnen blijken. Met het oog daarop worden op dagelijkse basis alle transacties en de daaruit voortvloeiende financiële verplichtingen in de administratie verwerkt.

2. Uit de financiële administratie blijkt met het oog op het bewaken en beheersen van de risico’s door de instelling en de naleving van de krachtens deze regeling gestelde regels inzake het eigen vermogen en het toetsingsvermogen, daaronder begrepen de rapportageverplichtingen jegens de Autoriteit Financiële Markten, op dagelijkse basis de financiële positie van de beleggingsonderneming. In de procedures van de beleggingsonderneming is de wijze van invulling van deze rapportages vastgelegd en uit de administratie dient te blijken op welke wijze zij aansluiten op de financiële administratie, waarbij eventuele afwijkingen worden verklaard en gedocumenteerd, inclusief de eventueel te nemen correctieve maatregelen naar aanleiding van de geconstateerde afwijkingen.

3. De financiële administratie dient te zijn gebaseerd op externe bescheiden en op interne bescheiden die zijn geautoriseerd door een daartoe bevoegde functionaris, waarbij eventuele afwijkingen worden verklaard en gedocumenteerd. De in de financiële administratie opgenomen reserveringen en schattingen dienen op adequate wijze te zijn gedocumenteerd op een zodanige wijze dat de juistheid en de volledigheid kan worden vastgesteld.

4. Op dagelijkse basis worden de rechten en verplichtingen, waaronder de debiteuren en crediteuren, uitgesplitst naar ouderdom van de af te wikkelen transacties in financiële instrumenten en van alle daaruit voortvloeiende financiële verplichtingen. De beleggingsonderneming neemt maatregelen indien afwikkeling niet heeft plaatsgevonden op de afgesproken afwikkelingsdatum, waarbij deze maatregelen gedocumenteerd worden vastgelegd.

9.6. Handel voor eigen rekening

Ingeval transacties in financiële instrumenten voor eigen rekening plaatsvinden worden de doelstelling(en) en aard van deze activiteit, uitgesplitst op het niveau van individuele rekeningen, vastgelegd en wordt, mede ter uitvoering van artikel 6:21 betreffende de door de beleggingsonderneming te nemen maatregelen ter vermijding van belangenconflicten, voorzien in een strikte administratieve scheiding tussen de handel voor eigen rekening en de handel voor rekening van cliënten.

9.7. Positie- en limietbewaking

In het kader van de risicobewaking stelt een beleggingsonderneming limieten vast voor het aangaan van transacties voor eigen rekening en voor rekening van cliënten, legt deze schriftelijk vast en voorziet in procedures betreffende de dagelijkse rapportage van de feitelijke posities en van de verschillen tussen de feitelijke posities en de geaccordeerde limieten. Ingeval van limietoverschrijdingen worden deze gerapporteerd op het moment dat zij zich voordoen en vindt dagelijks vastlegging plaats van de correctieve maatregelen.

9.8. Gebruik van tussenrekeningen

Ingeval van het gebruik van tussenrekeningen voor transacties in financiële instrumenten, worden aard en doelstelling(en) van de tussenrekening(en) schriftelijk vastgelegd. Tevens wordt voorzien in adequate controleprocedures met betrekking tot de opbouw en afloop van de tussenrekening(en), die er in voorzien dat transacties niet langer dan strikt noodzakelijk, gezien het doel waarvoor een tussenrekening wordt gehanteerd, op een tussenrekening wordt geadministreerd. Daarbij worden opbouw en afloop van de tussenrekening dagelijks gecontroleerd, waarbij afwijkingen worden gerapporteerd aan de leiding. Ingeval van het gebruik van een tussenrekening voor het verzamelen van transacties blijkt onverminderd 1.16, uit de administratie voor wiens rekening de op de tussenrekening geadministreerde transactie is aangegaan en worden bij de desbetreffende tussenrekening de aard, omvang en modaliteiten van de order die aan de positie op de tussenrekening ten grondslag ligt vermeld.

9.9. Fondsenbalans

De bedrijfsvoering voorziet tenminste in de vastlegging en naleving van procedures betreffende het tenminste per ultimo van iedere maand opstellen van een fondsenbalans, overeenkomstig de volgende bepalingen:

  • a.

    de fondsenbalans sluit aan op de financiële administratie van de beleggingsonderneming, waarbij in de administratie is vastgelegd de wijze waarop de fondsenbalans aansluit op de financiële administratie;

  • b.

    de fondsenbalans is in evenwicht, dat wil zeggen dat sprake is van een evenwicht tussen de financiële instrumenten in eigen positie, de nog te ontvangen financiële instrumenten, de nog te leveren financiële instrumenten en de financiële instrumenten die de beleggingsonderneming houdt;

  • c.

    de beleggingsonderneming sluit de fondsenbalans zoveel mogelijk aan op externe bescheiden, waarbij in administratie is vastgelegd de wijze waarop de fondsenbalans aansluit op de externe bescheiden;

  • d.

    eventuele afwijkingen met betrekking tot de vereisten als bedoeld onder a tot en met c, worden verklaard en gedocumenteerd, inclusief de eventueel te nemen correctieve maatregelen naar aanleiding van de geconstateerde afwijkingen.

9.10. Administratie van interne en externe bescheiden

Een beleggingsonderneming voorziet in een systematische en toegankelijke administratie van contracten, agenda’s en notulen van de diverse organen die het dagelijks beleid van de instelling bepalen of mede bepalen, van interne memoranda en mededelingen van die organen, alsmede van de externe correspondentie en cliëntenmailing en van alle andere, voor de bedrijfsvoering en het toezicht daarop van belang zijnde, schriftelijke informatie. In deze administratie worden tevens alle niet schriftelijke overeenkomsten vastgelegd, voorzover daaruit rechten of verplichtingen van de beleggingsonderneming voortvloeien.

9.11. Cliëntenacquisitie

Een beleggingsonderneming voorziet, ter waarborging van de bij of krachtens de wet gestelde regels, met betrekking tot (nieuwe) cliënten, in de vastlegging en naleving van procedures ten aanzien van de wijze van het plegen van acquisitie en het tot stand brengen van de cliëntenrelatie, daaronder het vaststellen van de identiteit van de cliënten, het afsluiten van de benodigde cliëntenovereenkomsten, de verstrekking van de vereiste informatie aan de desbetreffende cliënten en, voor zover van toepassing, het kennis nemen van de financiële positie, beleggingservaring en beleggingsdoelstellingen van de cliënt.

9.12. Cliëntenadministratie

Een beleggingsonderneming voorziet in een systematische en toegankelijke cliëntenadministratie, waarin per cliënt, voor zover van toepassing, tenminste zijn vastgelegd:

  • a.

    het cliëntenprofiel ingevolge de artikelen 4:23 of 4:90 van de wet, de informatie over kennis en ervaring, bedoeld in artikel 4:24, eerste lid, van de wet, en de overeenkomsten tussen de beleggingsonderneming en de cliënt en eventueel derden die de cliënt vertegenwoordigen, daaronder begrepen de bemiddelingsovereenkomst, de vermogensbeheerovereenkomst, baisse-overeenkomst en de tripartiete overeenkomst. Mondelinge afspraken worden schriftelijk bevestigd, waarbij de afspraken en bevestigingen worden vastgelegd in de in de aanhef bedoelde administratie;

  • b.

    de externe bescheiden waaruit blijkt dat de cliënt een professionele belegger is;

  • c.

    de eventuele door de cliënt aan diens vertegenwoordiger en de beleggingsonderneming gegeven volmachten;

  • d.

    bescheiden op basis waarvan ingevolge artikel 24, tweede lid, van het besluit de identiteit van de cliënt is vastgelegd. Indien de beleggingsonderneming met een of meer cliënten overeen komt dat de identificatiegegevens van de cliënt niet worden opgenomen in het cliëntdossier, voorziet de beleggingsonderneming in een systematische en voor de Autoriteit Financiële Markten toegankelijke centrale vastlegging van de identificatiegegevens van de desbetreffende cliënten en van de betrokken rekeningen;

  • e.

    de kredietinstelling(en) waar de geldrekening(en) en rekening(en) inzake financiële instrumenten van de cliënt worden aangehouden, alsmede de rekeningnummers, voorzover deze gegevens voor de dienstverlening van de beleggingsonderneming van belang zijn;

  • f.

    de aan de cliënt overeenkomstig bij of krachtens het besluit dan wel anderszins verstrekte informatie en rapportages;

  • g.

    alle overige correspondentie met betrekking tot de cliënt.

9.13. Informatieverstrekking

Een beleggingsonderneming voorziet in procedures die zien op een tijdige en betrouwbare informatieverstrekking aan cliënten overeenkomstig de bij de wet, het besluit of deze regeling gestelde regels.

9.14

[Vervallen.]

9.15. Orderafhandeling en orderadministratie

1. Een beleggingsonderneming voorziet in procedures met betrekking tot de orderafhandeling en de vastlegging in de orderadministratie, daaronder tenminste begrepen:

  • a.

    de beschrijving van de orderafhandeling, vanaf het moment van aanname van de order tot en met de afwikkeling van de transactie; indien sprake is van meerdere verschillende orderafhandelingen, bijvoorbeeld afhankelijk van het soort financieel instrument of het type cliënt, dienen deze alle te worden beschreven;

  • b.

    de autorisatie, ten behoeve van cliënten en voorafgaand aan de acceptatie van een order, dat de cliënt aan zijn uit de uitvoering van de order voortvloeiende verplichtingen zal kunnen voldoen en dat voldaan wordt aan de bij de wet, het besluit of deze regeling gestelde regels en aan de met de cliënt gemaakte afspraken;

  • c.

    de primaire vastlegging van de order, daaronder begrepen alle wijzigingen van bestaande orders, in de orderadministratie, op doorlopend voorgenummerde ordertickets, waarbij alle modaliteiten van betreffende order, inclusief de cliënt voor c.q. door wie de order is opgegeven, onmiddellijk worden vastgelegd. In geval van een geautomatiseerd orderboek, kent het geautomatiseerd systeem automatisch een doorlopende nummering toe aan de ingevoerde orders. Er dient te worden voorzien in de mogelijkheid om orders, voorzover van toepassing per cliënt geïndividualiseerd, te volgen vanaf het moment van de primaire registratie tot aan de verantwoording en vice versa, met inbegrip van alle eventueel aangebrachte wijzigingen. De orderadministratie kan in dat kader zowel handmatig als geautomatiseerd worden gevoerd, waarbij in geval gebruik wordt gemaakt van een geautomatiseerd orderboek uit de documentatie van de leverancier moet blijken dat alle in de orderadministratie vastgelegde orders traceerbaar blijven;

  • d.

    het zo spoedig mogelijk na afhandeling van een order overdragen van de ordertickets van de front office aan de back-office, waarbij door de back-office het tijdstip van overdracht van het orderticket wordt vastgelegd, interne controle plaatsvindt op een tijdige overdracht en vastlegging plaatsvindt van niet tijdig overgedragen tickets, inclusief vermelding van de reden; de archivering van de ordertickets geschiedt op nummervolgorde;

  • e.

    de beoordeling op dagelijkse basis van de orders en transacties door degene die leiding geeft aan het in ontvangst nemen en het (doen) uitvoeren van orders, alsmede de afstemming van de ordertickets met de bevestigingen van tegenpartijen en de notaverslaglegging door de backoffice;

  • f.

    het continu inzicht bieden in de lopende orders vanuit de orderadministratie.

2. Onverminderd 9.15.1, voorziet de orderadministratie er in dat bij de ontvangst van een order onverwijld de volgende gegevens worden vastgelegd:

  • a.

    datum en tijdstip waarop de order van de cliënt/opdrachtgever is ontvangen;

  • b.

    naam en (intern) rekeningnummer van de cliënt/opdrachtgever ten behoeve van wie de order is ontvangen; ingeval sprake is van verzamel- of blok-order, worden alle namen en rekeningnummers van de desbetreffende cliënten/opdrachtgevers vastgelegd, waarbij de aantallen per cliënt/opdrachtgever zijn gespecificeerd;

  • c.

    naam van de medewerker die de order heeft aangenomen;

  • d.

    aard van de transactie;

  • e.

    het aantal en de soort financiële instrumenten waarop de order betrekking heeft;

  • f.

    de condities van de order en de condities betreffende de uitvoering van de order;

  • g.

    datum en tijdstip waarop de order is doorgegeven, voor zover de order niet direct wordt ingevoerd in een geautomatiseerd orderexecutiesysteem.

3. De orderadministratie voorziet er in dat bij de uitvoering van een order onverwijld de volgende gegevens worden vastgelegd:

  • a.

    de prijs waarop de order is uitgevoerd respectievelijk de prijzen waarop delen van de orders zijn uitgevoerd;

  • b.

    in wat voor hoedanigheid de beleggingsonderneming in relatie tot de cliënt is opgetreden, als agent of principaal.

4. De in 9.15.1 tot en met 9.15.3 genoemde data en tijdstippen worden vastgelegd door middel van elektronische klokken, dan wel door middel van andere methoden die gelijkwaardige waarborgen bieden.

9.16. Financiële instrumenten(transactie)administratie

Een beleggingsonderneming voorziet in een administratie inzake financiële instrumenten, die tenminste voldoet aan de volgende eisen:

  • a.

    dagelijks worden alle transacties alsmede de daaruit voortvloeiende verplichtingen systematisch in de administratie verwerkt en bewaakt;

  • b.

    uit de administratie blijkt, voor zover van toepassing, per cliënt:

    • de aard van de transactie die is uitgevoerd;

    • het aantal en de soort financiële instrumenten waarop de transactie betrekking heeft;

    • datum en tijdstip waarop de transactie is uitgevoerd;

    • de periode waarvoor de transacties zijn aangegaan;

    • voor zover van toepassing, de tegenpartij door wiens bemiddeling de transactie is uitgevoerd;

    • de koers of koersen waartegen de (deel)transactie(s) is of zijn uitgevoerd;

    • de aard (bijvoorbeeld margin) en omvang van de uit de transactie voortvloeiende verplichtingen;

    • het effectieve bedrag, de in rekening gebrachte provisies en andere kosten en het notabedrag van de transactie;

    • de nota datum;

    • de overige voorwaarden die op de transactie van toepassing zijn;

  • c.

    de administratie inzake financiële instrumenten voorziet in de mogelijkheid van het opstellen van historische overzichten, zowel per cliënt als per fonds.

9.17. Financiële instrumenten(afwikkeling)administratie

1. Een beleggingsonderneming voorziet in de opzet en toepassing van een afwikkelingadministratie inzake financiële instrumenten, waaruit blijkt op welke wijze een transactie in financiële instrumenten is afgewikkeld, zowel wat betreft het stukkenverkeer als het geldverkeer.

2. De beleggingsonderneming ziet op dagelijkse basis toe op de bewaking van de afwikkeling van de transacties in financiële instrumenten, het nemen van maatregelen indien afwikkeling abusievelijk niet heeft plaatsgevonden op de afgesproken afwikkelingsdatum, waarbij deze maatregelen gedocumenteerd worden vastgelegd.

9.18. Positie-administratie

1. Een beleggingsonderneming voorziet in een positie-administratie, waaruit dagelijks, per cliënt onderverdeeld, tenminste de volgende gegevens dienen te blijken:

  • a.

    alle posities (long en short);

  • b.

    de eventuele marginvereisten en andere financiële verplichtingen die voortvloeien uit deze posities;

  • c.

    de door de cliënt verstrekte zekerheden (onderpand);

  • d.

    alle overige rechten en verplichtingen van de cliënt die rechtstreeks voortvloeien uit deze posities.

2. De beleggingsonderneming voorziet in de opzet en naleving van procedures die tenminste zien op:

  • a.

    de continue bewaking van de risico’s en van de toereikendheid van de gestelde zekerheden;

  • b.

    de onmiddellijke in kennisstelling van de cliënt in geval van ontoereikende zekerheden;

  • c.

    de vastlegging van de omstandigheden waaronder posities van een cliënt ingeval van ontoereikende zekerheden worden afgebouwd of gesloten, daaronder begrepen de termijn die geldt voor het voorzien in aanvullende zekerheden.

3. De positie-administratie voorziet in de mogelijkheid van het opstellen van historische overzichten per cliënt. Indien dergelijke overzichten niet uit de administratie kunnen worden opgesteld kan de beleggingsonderneming volstaan met het tenminste per ultimo van iedere maand opstellen en op systematische en toegankelijke wijze bewaren van positie-overzichten.

4. Indien de beleggingsonderneming niet zelf de instelling is bij wie de betrokken cliënt zijn rekening inzake financiële instrumenten aanhoudt, voert zij een schaduw-administratie overeenkomstig de voorschriften als bedoeld in 9.18.1 en 9.18.2. en stemt zij ter bewaking van de juistheid en volledigheid van de schaduw-administratie, deze maandelijks af met de positie-administratie van de instelling(en) waar de desbetreffende rekening(en) inzake financiële instrumenten wordt (worden) aangehouden. Daarbij is de wijze van afstemming vastgelegd in de administratie.

5. In het geval van toewijzingen aan een beperkt aantal cliënten, voorziet de administratie ter zake in de vastlegging van de volgende gegevens:

  • a.

    de cliënten die een positie hadden in het betreffende fonds, inclusief de omvang van de posities;

  • b.

    de cliënten aan wie is toegewezen, inclusief de omvang waarvoor hun is toegewezen;

  • c.

    het door de beleggingsonderneming gehanteerde toewijzingssysteem.

9.19. Aanbiedingen van effecten

1. In geval een beleggingsonderneming werkzaamheden verricht gericht op het overnemen of plaatsen van effecten bij aanbieding ervan als bedoeld in hoofdstuk 5.1 van de wet, voorziet de beleggingsonderneming in de opzet en naleving van procedures inzake de wijze van het overnemen of (het garanderen van) het plaatsen van effecten bij aanbieding ervan als bedoeld in hoofdstuk 5.1 van de wet en de methode(s) van inschrijving en van toewijzing aan de cliënten door het syndicaat.

2. Onverminderd de voorschriften met betrekking tot de administratie als bedoeld onder 9.10, voorziet de beleggingsonderneming tevens in de administratieve vastlegging van tenminste de volgende zaken:

  • a.

    de aanbiedingen van effecten waarbij de beleggingsonderneming betrokken is geweest, met inbegrip van de aard van die betrokkenheid;

  • b.

    voor zover de beleggingsonderneming syndicaatactiviteiten heeft uitgeoefend, per aanbieding van effecten de contractuele afspraken in het kader van de aanbieding van effecten, alsmede de agenda’s en notulen van het in het kader van de aanbieding van effecten gevoerde overleg;

  • c.

    voor zover de beleggingsonderneming een koers stabiliseert overeenkomstig hoofdstuk III van verordening nr. 2273/2003 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 22 december 2003 tot uitvoering van Richtlijn 2003/6/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie wat de uitzonderingsregeling voor terugkoopprogramma’s en voor de stabilisatie van financiële instrumenten betreft (PbEU L 336), de in het kader van de koersstabilisatie gehanteerde procedures, gemaakte afspraken en verrichte transacties;

  • d.

    per aanbieding van effecten en per cliënt:

    • de gegevens als bedoeld in 9.15.2, 9.15.3 en 9.15.4, conform de eisen zoals gesteld in 9.15.1;

    • de prijzen en aantallen waarop de inschrijvingen zijn toegewezen;

    • de naam van de aanbieder van effecten of tegenpartij die bij de aanbieding van effecten heeft bemiddeld;

    • de datum en de plaats waarop de toegewezen effecten zullen worden geleverd en de inschrijfsom zal worden voldaan; en

    • het door de beleggingsonderneming gehanteerde toewijzingssysteem met betrekking tot de voor rekening van cliënten ingeschreven aantallen en bedragen.

9.20. Structurering van de beleggingsonderneming

1. Een beleggingsonderneming voorziet in de opzet en naleving van maatregelen en procedures inzake de gescheiden behandeling van de in artikel 6:21, bedoelde informatie.

2. De beleggingsonderneming voorziet ten behoeve van de naleving van en de controle op de krachtens artikel 6:21 te nemen maatregelen.

9.21. Melding transacties in financiële instrumenten

In het geval dat de beleggingsonderneming zelf transacties in financiële instrumenten verricht, wordt voorzien in de opzet en naleving van procedures krachtens welke de ingevolge artikel 6:10 verplichte meldingen overeenkomstig de door de Autoriteit Financiële Markten te stellen regels ter kennis van de Autoriteit Financiële Markten worden gebracht.

9.22. Beleggingsbeleid inzake vermogensbeheer voor derden

Een vermogensbeheerder voorziet in de opzet en naleving van procedures ten aanzien van het te voeren beleggingsbeleid en de controle daarop, alsmede in een zodanige administratieve vastlegging van de voor dat vermogensbeheer relevante gegevens dat daaruit minimaal eens per kwartaal per cliënt/opdrachtgever de volgende gegevens kunnen worden ontleend:

  • een overzicht van de samenstelling en waarde van de portefeuille;

  • een specificatie van de mutaties in de vermogensbestanddelen, waaronder een overzicht per fondssoort van het behaalde koersresultaat, gerealiseerd en ongerealiseerd en de in rekening gebrachte kosten;

  • de wijze waarop de bepaling van het koersresultaat heeft plaatsgevonden.

9.23

[Vervallen.]

9.24

[Vervallen.]

9.25

[Vervallen.]

9.26. Bewaaradministratie inzake financiële instrumenten

1. Een rechtspersoon die overeenkomstig artikel 6:17 of 6:18 financiële instrumenten van cliënten van beleggingsondernemingen bewaart, voorziet in een systematische en toegankelijke administratie van de in bewaring genomen financiële instrumenten en, voor zover van toepassing, gelden, waaruit op dagelijkse basis per cliënt inzicht blijkt in de voor rekening van die cliënt bewaarde financiële instrumenten, onderverdeeld naar:

  • de financiële instrumenten in open respectievelijk gesloten bewaarneming;

  • de financiële instrumenten die dienen als onderpand dan wel anderszins als zekerheid voor aangegane verplichtingen;

  • de financiële instrumenten die in opdracht van de desbetreffende cliënt zijn uitgeleend.

2. De in 9.26.1 bedoelde administratie voorziet tevens in een vastlegging van de rechten die behoren bij de in bewaring genomen financiële instrumenten, daaronder dividenden en coupons.

3. De in 9.26.1 bedoelde instelling voorziet in procedures krachtens welke de wijze waarop de bewaaradministratie aansluit op de van belang zijnde externe bescheiden is vastgelegd en waarbij eventuele afwijkingen worden verklaard en gedocumenteerd, inclusief de eventueel te nemen correctieve maatregelen naar aanleiding van de geconstateerde afwijkingen.

4. Klachten van de cliënt met betrekking tot het overzicht als bedoeld in artikel 6:8 van deze regeling worden verklaard en gedocumenteerd vastgelegd, inclusief de eventueel naar aanleiding van de klachten te nemen correctieve maatregelen.

9.27. Geautomatiseerde systemen

1. De beleggingsonderneming die gebruik maakt van geautomatiseerde gegevensverwerking dient zodanige maatregelen en procedures door te voeren dat de beveiliging (vertrouwelijkheid, integriteit en continue beschikbaarheid) van de geautomatiseerde gegevensverwerking is gewaarborgd. Daarbij dient aandacht te zijn besteed aan maatregelen op de volgende gebieden:

  • a.

    algemene beheersmaatregelen in de geautomatiseerde omgeving;

  • b.

    de gehanteerde functiescheidingen;

  • c.

    geprogrammeerde controles die zich richten op de betrouwbare werking van de gebruikte applicaties (‘application controls’); en

  • d.

    de maatregelen in de gebruikersomgeving.

2.1. De beleggingsonderneming dient maatregelen te nemen:

  • a.

    die voorkomen dat ongeautoriseerde implementatie van nieuwe programmatuur en automatiseringssystemen plaatsvindt alsmede dat ongeautoriseerde wijzigingen in bestaande programmatuur en systemen worden doorgevoerd;

  • b.

    die voorzien in een functiescheiding tussen de ontwikkelings- en testomgeving en de operationele omgeving, indien de beleggingsonderneming zelf specifieke programmatuur ontwikkelt of laat ontwikkelen;

  • c.

    die voorzien in het testen van de diverse modules door de operationele omgeving alvorens de modules worden geïmplementeerd, indien de beleggingsonderneming gebruik maakt van standaardprogrammatuur.

2.2. De beleggingsonderneming dient procedures te hebben die voorzien in het registreren, analyseren en oplossen van problemen die zich in het geautomatiseerde proces voordoen.

2.3. De beleggingsonderneming dient maatregelen en procedures te implementeren die bewaken dat de operationele omgeving gebruik maakt van de juiste programmatuur, stamgegevens en geprogrammeerde controles.

3. De fysieke functiescheidingen van de beleggingsonderneming dienen te zijn doorgevoerd in de functiescheidingen binnen de geautomatiseerde gegevensverwerking. Deze functiescheidingen in het geautomatiseerde systeem dienen te zijn vastgelegd in competentietabellen. De beleggingsonderneming dient:

  • a.

    op basis van de competentietabellen een logische toegangsbeveiliging door middel van wachtwoorden te implementeren;

  • b.

    te beschikken over procedures die voorzien in het regelmatig wijzigen van wachtwoorden alsmede in een adequaat beheer van de competentietabellen;

  • c.

    te beschikken over maatregelen die voorkomen dat ongeautoriseerde wijzigingen in de competentietabellen kunnen worden doorgevoerd; en

  • d.

    het geautomatiseerde systeem te voorzien van geprogrammeerde controles die de juistheid van de ingevoerde gegevens toetsen op betrouwbaarheid.

  • e.

    te beschikken over een herstelprocedure die voorziet in handleidingen en gegevens op basis waarvan gegevens die foutief of ongeautoriseerd zijn gewijzigd of ingevoerd kunnen worden hersteld.

4. De beleggingsonderneming dient zorg te dragen voor maatregelen en procedures die voorkomen dat storingen en calamiteiten optreden binnen de geautomatiseerde gegevensverwerking. Hiertoe dient de beleggingsonderneming:

  • a.

    te beschikken over een herstelprocedure die voorziet in handleidingen en instructies op basis waarvan de geautomatiseerde gegevensverwerking hersteld kan worden indien deze door calamiteiten of storingen is uitgevallen;

  • b.

    te beschikken over adequate documentatie en gebruikershandleidingen voor de applicatieprogrammatuur;

  • c.

    te voorzien in procedures voor het maken van veiligheidskopieën;

  • d.

    te voorzien in procedures die het mogelijk maken om uit te wijken;

  • e.

    te voorzien in procedures die voorzien in een fysieke en logische beveiliging van de gegevensdragers en andere computerfaciliteiten.

5. De beleggingsonderneming dient te beschikken over procedures waarin de uitgangspunten voor beheer en beveiliging zijn vastgelegd. Er dient een plannings- en evaluatiecyclus aanwezig te zijn, die voortdurend bewaakt of de juiste maatregelen zijn getroffen en waaruit de werking van het beleid blijkt. De periodieke evaluatie van het beveiligingsbeleid dient te zijn gebaseerd op actuele risico-analyses.

6. De beleggingsonderneming dient ervoor zorg te dragen dat veranderingen in informatiebehoeften en de daartoe benodigde aanpassingen in de automatiseringssystemen worden vastgesteld en doorgevoerd op basis van veranderingen in de doelstellingen en in het risicoprofiel van de beleggingsonderneming.

Bijlage

10

Bijlage ter uitvoering van artikel 6:3, houdende voorschriften voor reclame-uitingen van beleggingsondernemingen

10.1. Productinformatie

In de reclame-uiting is voor het publiek duidelijk dat een beleggingsonderneming informatie betreffende financiële diensten, dan wel de financiële instrumenten waarop die diensten betrekking hebben, of de mogelijkheid tot het beheer van individueel vermogen wordt aangeboden.

10.2. Naam

De naam van de beleggingsonderneming wordt in de reclame-uiting genoemd.

10.3. Registratie

In de reclame-uiting vermeldt de beleggingsonderneming dat zij staat geregistreerd bij de Autoriteit Financiële Markten te Amsterdam.

10.4. Verwachtingen en resultaten

1. In de reclame-uiting waarin verwachtingen omtrent de toekomst worden uitgesproken dan wel wordt gerefereerd aan in het verleden behaalde resultaten worden de volgende twee zinnen opgenomen: ‘De waarde van u belegging kan fluctueren. In het verleden behaalde resultaten bieden geen garantie voor de toekomst.’

2. De twee zinnen als bedoeld in lid 1 worden duidelijk zichtbaar, goed leesbaar en apart van de overige tekst in de reclame-uiting opgenomen. De twee zinnen worden bovendien opgenomen in de directe nabijheid van de plaats waar gerefereerd wordt aan in het verleden behaalde resultaten dan wel de verwachtingen omtrent de toekomst, waarbij de gebruikte letter niet kleiner is dan de grootte van de letter in de nabije tekst.

3. Indien op meerdere plaatsen in de reclame-uiting wordt gesproken over in het verleden behaalde resultaten respectievelijk verwachtingen omtrent de toekomst, worden de twee zinnen als bedoeld in het eerste lid van dit artikel in de tekst, opgenomen in de directe nabijheid van de eerste gelegenheid.

4. In afwijking van de leden 2 en 3 geldt voor radio- en televisieboodschappen dat de twee zinnen naar ratio van het eerste tot en met het tweede lid kunnen worden toegepast.

10.5. Werkelijke rendementscijfers

Indien in een reclame-uiting werkelijke rendementscijfers (op basis van het verleden) worden gepresenteerd, zijn de volgende bepalingen van toepassing:

  • a.

    de referentieperiode wordt altijd vermeld. De referentieperiode dient altijd actueel te zijn. Voor zover mogelijk wordt het meest recente rendement weergegeven;

  • b.

    rendementscijfers die betrekking hebben op meerdere jaren, worden teruggebracht tot een gemiddeld jaarrendement of worden als afzonderlijke jaarrendementen vermeld;

  • c.

    presentatie van jaarresultaten geschiedt over hele boekjaren of hele kalenderjaren. Indien een gemiddeld jaar rendement over meer dan één jaar wordt gepresenteerd, wordt een meetperiode van minimaal drie jaar gehanteerd. Indien de financiële instrumenten of de portefeuille nog niet zo lang bestaan, kan gerekend worden vanaf de uitgiftedatum respectievelijk ontstaansdatum;

  • d.

    bij vergelijking van de resultaten met een vergelijkingsmaatstaf wordt deze vergelijkingsmaatstaf genoemd en is de referentieperiode van de vergelijkingsmaatstaf gelijk aan de genoemde referentieperiode van het financieel instrument op de portefeuille inzake financiële instrumenten. Indien de beleggingsonderneming de vergelijkingsmaatstaf verandert, wordt dit met redenen omkleed;

  • e.

    de rendementscijfers worden gepresenteerd in procenten waardeverandering van de (beurs)waarde per financieel instrument of portefeuille inzake financiële instrumenten aan het begin van het boekjaar/de periode, rekening houdend met de uitkeringen aan de eigenaren van de financiële instrumenten in de desbetreffende periode(n), waarbij die uitkeringen mogen worden opgerent naar het einde van het boekjaar/de periode;

  • f.

    indien gebruik gemaakt wordt van gesimuleerde rendementscijfers, certificeert een accountant dat de simulatie rekenkundig juist, objectief meetbaar en representatief is. In de reclame-uiting wordt melding gemaakt van het feit dat gebruik is gemaakt van een simulatie;

  • g.

    indien de rendementscijfers niet zijn gebaseerd op euro’s, wordt de gebruikte valuta vermeld en gewezen op het valutarisico voor het rendement in euro’s.

10.6. Prognoses

Indien in een reclame-uiting geprognosticeerde rendementscijfers (met betrekking tot de toekomst) worden gepresenteerd, zijn de volgende bepalingen van toepassing:

  • a.

    op de berekeningswijze van de rendementscijfers zijn de bepalingen van artikel 2:3 van overeenkomstige toepassing;

  • b.

    vermeld wordt dat het prognoses betreffen;

  • c.

    de prognoses worden onderbouwd en het model dat daarbij wordt gebruikt, wordt door een accountant getoetst op de elementen die zich daarvoor lenen. Het resultaat van deze toetsing wordt schriftelijk vastgelegd. In de zelf hoeft van de onderbouwing, het model en de schriftelijke vastlegging niets te worden vermeld;

  • d.

    in de reclame-uiting dienen de potentiële rendementen van het aangeboden product zowel in positieve als in negatieve scenario’s te worden weergegeven.