Regeling van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 8 december 2006, nr. BWL/2006333382, Directoraat-Generaal Milieubeheer, Directie Bodem, Water en Landelijk Gebied, Afdeling Landbouw, houdende vaststelling van geuremissiefactoren, minimumafstanden voor pelsdieren, de wijze van omrekening naar geurbelasting en van de wijze van afstandsbepaling (Regeling geurhinder en veehouderij)

Regeling geurhinder en veehouderij

De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
Handelende in overeenstemming met de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

Besluit:

Artikel

1

In deze regeling wordt verstaan onder:

bijlage: bij deze regeling behorende bijlage;

wet: Wet geurhinder en veehouderij;

emissiepunt: punt waar een relevante hoeveelheid geur buiten:

  • a.

    het geheel overdekt dierenverblijf treedt, dan wel wordt gebracht; of

  • b.

    het overdekte gedeelte van het gedeeltelijk overdekt dierenverblijf treedt, dan wel wordt gebracht.

Artikel

2

Artikel

4

Artikel

5

Deze regeling treedt in werking op het tijdstip waarop de wet in werking treedt.

Artikel

6

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling geurhinder en veehouderij.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag
De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, P.L.B.A. vanGeel

Bijlage

1

, als bedoeld in artikel 2, zesde lid (geuremissiefactoren)

Rundvee

A 1

Melk- en kalfkoeien ouder dan 2 jaar

niet vastgesteld

A 2

Zoogkoeien ouder dan 2 jaar

niet vastgesteld

A 3

Vrouwelijk jongvee tot 2 jaar

niet vastgesteld

A 4

Vleeskalveren tot 8 maanden

35,6

– chemische luchtwasser (30% reductie)

24,9

A 5

Vleesstierkalveren tot 6 maanden

35,6

A 6

Vleesstieren en overig vleesvee van 6 tot 24 maanden (roodvleesproductie)

35,6

A 7

Fokstieren en overig rundvee ouder dan 2 jaar

niet vastgesteld

Schapen

B 1

Schapen ouder dan één jaar, inclusief lammeren tot 45 kilo1De geuremissie heeft betrekking op een stalperiode van maximaal drie maanden in de winter.2De geuremissiefactor geldt inclusief opfok, zodat die opfok niet meetelt voor de berekening van de geuremissie.

7,8

Geiten

C 1

Geiten ouder dan één jaar

18,8

C 2

Opfokgeiten van 61 dagen tot en met één jaar

11,3

C 3

Opfokgeiten en afmestlammeren tot en met 60 dagen

5,7

Varkens3Een stalsysteem met spoelgoten wordt niet gewaardeerd als emissiearme huisvesting maar als overige huisvesting.

D 1

Fokzeugen, inclusief biggen tot 25 kilo

D 1.1

Biggenopfok (gespeende biggen)

emissiearme huisvesting (a.e. ≤ 0,3 kg/dierplaats)4 a.e. is de afkorting van ammoniakemissie.

5,4

– chemische luchtwasser (30% reductie)

3,8

– biologische luchtwasser (45% reductie)

3,0

overige huisvesting

7,8

– chemische luchtwasser (30% reductie)

5,5

– biologische luchtwasser (45% reductie)

4,3

– gecombineerd luchtwassysteem BWL 2006.14 (70% reductie)

2,3

– gecombineerd luchtwassysteem BWL 2006.15 (80% reductie)

1,6

D 1.2

Kraamzeugen (inclusief biggen tot spenen)

emissiearme en overige huisvesting

27,9

– chemische luchtwasser (30% reductie)

19,5

– biologische luchtwasser (45% reductie)

15,3

– gecombineerd luchtwassysteem BWL 2006.14 (70% reductie)

8,4

– gecombineerd luchtwassysteem BWL 2006.15 (80% reductie)

5,6

D 1.3

Guste en dragende zeugen

emissiearme en overige huisvesting

18,7

– chemische luchtwasser (30% reductie)

13,1

– biologische luchtwasser (45% reductie)

10,3

– gecombineerd luchtwassysteem BWL 2006.14 (70% reductie)

5,6

– gecombineerd luchtwassysteem BWL 2006.15 (80% reductie)

3,7

D 2

Dekberen, 7 maanden en ouder

emissiearme en overige huisvesting

18,7

– chemische luchtwasser (30% reductie)

16,1

– biologische luchtwasser (45% reductie)

12,7

– gecombineerd luchtwassysteem BWL 2006.14 (70% reductie)

5,6

– gecombineerd luchtwassysteem BWL 2006.15 (80% reductie)

3,7

D 3

Vleesvarkens, opfokberen van 25 kilo tot 7 maanden, opfokzeugen van 25 kilo tot eerste dekking5Voor opfokzeugen na de eerste dekking wordt de geuremissiefactor voor fokzeugen gehanteerd.

emissiearme huisvesting (a.e. ≤ 1,5 kg/dierplaats)

17,9

– chemische luchtwasser (30% reductie)

12,5

– biologische luchtwasser (45% reductie)

9,8

overige huisvesting

23,0

– chemische luchtwasser (30% reductie)

16,1

– biologische luchtwasser (45% reductie)

12,7

– gecombineerd luchtwassysteem BWL 2006.14 (70% reductie)

6,9

– gecombineerd luchtwassysteem BWL 2006.15 (80% reductie)

4,6

Kippen

E 1

Opfokhennen en hanen van legrassen; jonger dan 18 weken

Batterijhuisvesting

emissiearme en overige huisvesting

0,18

– chemische luchtwasser (30% reductie)

0,13

Niet-batterijhuisvesting

emissiearme en overige huisvesting

– chemische luchtwasser (30% reductie)

0,18

0,13

E 2

Legkippen en (groot-)ouderdieren van legrassen

Batterijhuisvesting

Mestopslag onder de batterij

0,69

emissiearme en overige huisvesting

0,35

– chemische luchtwasser (30% reductie)

0,25

Niet-batterijhuisvesting

emissiearme en overige huisvesting

0,34

– chemische luchtwasser (30% reductie)

0,23

E 3

(Groot-)ouderdieren van vleeskuikens in opfok, jonger dan 19 weken

emissiearme en overige huisvesting

0,18

– chemische luchtwasser (30% reductie)

0,13

E 4

(Groot-)ouderdieren van vleeskuikens

emissiearme en overige huisvesting

0,93

– chemische luchtwasser (30% reductie)

0,65

E 5

Vleeskuikens

emissiearme en overige huisvesting

0,24

– chemische luchtwasser (30% reductie)

0,17

Kalkoenen

F 1

Ouderdieren van vleeskalkoenen in opfok tot 6 weken

0,29

– chemische luchtwasser (30% reductie)

0,20

F 2, F 3

Ouderdieren van vleeskalkoenen in opfok vanaf 6 weken

1,55

– chemische luchtwasser (30% reductie)

1,09

F 4

Vleeskalkoenen

1,55

– chemische luchtwasser (30% reductie)

1,09

Eenden

G 1

Ouderdieren van vleeseenden

0,49

G 2

Vleeseenden

0,49

Parelhoenders

J 1

Parelhoenders voor de vleesproductie

0,24

– chemische luchtwasser (30% reductie)

0,17

Overig

M 1

Landbouwhuisdieren die in veehouderijen worden gehouden

niet vastgesteld

Bijlage

2

, als bedoeld in artikel 3 (afstanden pelsdieren)

De afstanden voor pelsdieren (nertsen en vossen) worden als volgt bepaald.

Pelsdieren

H 1

Nertsen

1–1000

1001–1500

1501–3000

3001–6000

6001–9000

Binnen bebouwde kom

175 meter

200

225

250

275

Buiten bebouwde kom

100

125

150

175

200

In de berekening worden jongen en reuen buiten beschouwing gelaten.

Indien zowel nertsen als vossen, dan wel uitsluitend vossen worden gehouden, worden voor het bepalen van de afstand 10 vossen (fokmoeren) gelijkgesteld met 15 nertsen (fokteven). Indien (nadat de eventueel aanwezige vossen zijn omgerekend naar nertsen) meer dan 9000 fokteven worden gehouden, wordt de afstand voor elke extra 3000 fokteven met 25 meter extra vergroot.

Indien de pelsdieren in emissiearme huisvesting (a.e. ≤ 0,25 kg/dierplaats) worden gehouden, worden de afstanden uit de tweede rij van de tabel (‘buiten bebouwde kom’) met 25 meter verminderd.