Gelet op
artikel 21 sub i van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen waarin is bepaald dat aan de Centrale organisatie werk en inkomen bij of krachtens deze of enige andere wet taken kunnen worden opgedragen; Gelet op
artikel 6 van het Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen 1945 waarin is bepaald dat een werkgever voor de opzegging van de arbeidsverhouding voorafgaande toestemming behoeft van de Centrale organisatie werk en inkomen en dat de Centrale organisatie werk en inkomen derhalve uitvoerder is van de wettelijke ontslagtaak ex
artikel 6 van het Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen 1945; Gelet op
artikel 6, derde en vierde lid van het Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen 1945 waarin is bepaald dat bij ministeriële regeling regels worden gesteld met betrekking tot voornoemde toestemming, welke regeling is neergelegd in het
Ontslagbesluit (Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Directie Arbeidsverhoudingen, 7 december 1998, Nr. AV/RV/98/38505, Stcrt. 1998, nr. 238, p. 12, laatstelijk gewijzigd in Stcrt. 2003, nr. 49, p. 24); Overwegende dat het wenselijk is om bekendheid te geven aan de na de invoering van de
Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen uitgevaardigde instructies en nieuw ontwikkelde uitvoeringsnotities, welke betrekking hebben op de wettelijke ontslagtaak, heeft de Centrale organisatie werk en inkomen deze integraal vastgesteld; Gelet op
artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht neergelegde bevoegdheid om als bestuursorgaan beleidsregels vast te stellen;