Artikel
1
In dit besluit wordt verstaan onder de buitengewoon opsporingsambtenaar: de buitengewoon opsporingsambtenaar van politie bedoeld in artikel 2.
Besluit:
In dit besluit wordt verstaan onder de buitengewoon opsporingsambtenaar: de buitengewoon opsporingsambtenaar van politie bedoeld in artikel 2.
De ambtenaren van politie als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder b, van de Politiewet 1993, van het regionale politiekorps Hollands-Midden, belast met de opsporing van strafbare feiten, zijn aangewezen als buitengewoon opsporingsambtenaar van politie.
De buitengewoon opsporingsambtenaar, genoemd in artikel 2 is bevoegd tot de opsporing van:
alle strafbare feiten, voor zover noodzakelijk voor een goede vervulling van de aan de functie gerelateerde taken;
andere strafbare feiten, indien en voor zover hij daarmee in een concreet opsporingsonderzoek door een officier van justitie wordt belast voor de duur van dat onderzoek;
feiten strafbaar gesteld bij verordeningen voor zover hij daarvoor door het bevoegd bestuursorgaan is aangewezen.
Op grond van dit besluit kunnen maximaal 400 personen als buitengewoon opsporingsambtenaar worden beëdigd.
De buitengewoon opsporingsambtenaar, werkzaam als buitengewoon opsporingsambtenaar van politie, is bevoegd bij de opsporing van de in artikel 3, eerste lid, genoemde strafbare feiten gebruik te maken van de bevoegdheden, bedoeld in artikel 8, eerste en derde lid, van de Politiewet 1993. Hij gedraagt zich overeenkomstig het bepaalde in hoofdstuk 7 van de Ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke Marechaussee en de buitengewoon opsporingsambtenaar.
De buitengewoon opsporingsambtenaar kan eerst gebruik maken van de bevoegdheden, bedoeld in artikel 8, eerste en derde lid, van de Politiewet 1993, nadat de direct toezichthouder heeft vastgesteld dat betrokkene beschikt over de vereiste bekwaamheid ten aanzien van het uitoefenen van deze bevoegdheden.
De korpschef van het regionale politiekorps Hollands-Midden brengt jaarlijks, voor 1 april, over het jaar daaraan voorafgaand aan de toezichthouder, genoemd in artikel 5 van dit besluit, en de Minister van Justitie verslag uit over:
het aantal buitengewoon opsporingsambtenaren dat op 31 december werkzaam was bij het regionale politiekorps Hollands-Midden;
de door die buitengewoon opsporingsambtenaren verrichte activiteiten;
de stand van zaken met betrekking tot de opleiding van die buitengewoon opsporingsambtenaren, waarbij in ieder geval wordt aangegeven hoeveel personen in het verslagjaar zijn aangemeld voor het door de Minister van Justitie goedgekeurde examen en hoeveel personen in dat jaar voor dat examen zijn geslaagd.
De op naam gestelde akten van opsporingsbevoegdheid en beëdiging en de overige benoemingsbescheiden, afgegeven mede op basis van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar regiopolitie Hollands-Midden 2002, worden voor de duur van hun geldigheid of tot daarover nader zal zijn beslist, geacht te zijn akten en overige benoemingsbescheiden afgegeven mede op basis van het onderhavige besluit.
Dit besluit treedt in werking met ingang van 11 september 2007 en vervalt met ingang van 11 september 2012.
Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar regiopolitie Hollands-Midden 2007.
Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.