Besluit van 28 januari 2008, houdende wijziging van het Voertuigreglement in verband met de implementatie van richtlijn nr. 2006/40/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 17 mei 2006 (PbEU L 161) betreffende emissies van klimaatregelingsapparatuur in motorvoertuigen en houdende wijziging van Richtlijn 70/156/EEG van de Raad en in verband met enkele correcties van technische aard

Wijzigingsbesluit Voertuigreglement (implementatie van richtlijn nr. 2006/40/EG emissies van klimaatregelingsapparatuur in motorvoertuigen)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 8 november 2007, nr. HDJZ/AWW/2007-1457, Hoofddirectie Juridische Zaken;
Gelet op richtlijn nr. 2006/40/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 17 mei 2006 (PbEU L 161) betreffende emissies van klimaatregelingsapparatuur in motorvoertuigen en houdende wijziging van Richtlijn 70/156/EEG van de Raad van de Europese Unie en de artikelen 22, eerste lid, 24, 26, eerste lid, 34, eerste lid, en 71 van de Wegenverkeerswet 1994;
De Raad van State gehoord (advies van 20 december 2007, nr. W09.07.0416/IV);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 22 januari 2008, nr. HDJZ/AWW/2008-2, Hoofddirectie Juridische Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel

I

Wijzigt het Voertuigreglement.

Artikel

II

Tot en met 20 juni 2008 wordt op verzoek van de fabrikant voor nieuwe personenauto’s of bedrijfsauto’s met een referentiemassa van niet meer dan 1305 kg, niet zijnde bussen, die zijn voorzien van een klimaatregelingssysteem dat is ontworpen om een gefluoreerd broeikasgas te bevatten met een aardopwarmingsvermogen van meer dan 150, een typegoedkeuring verleend als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van richtlijn nr. 2006/40/EG, indien het klimaatregelingssysteem wat betreft emissies aan die richtlijn voldoet.

Artikel

III

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst, met uitzondering van artikel I, onderdeel F, dat in werking treedt op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage
Beatrix
De Minister van Verkeer en Waterstaat, C. M. P. S. Eurlings
De Minister van Justitie, E. M. H. Hirsch Ballin