Rijkswet van 25 februari 2008, houdende regeling van de taken en bevoegdheden, alsmede het beheer en beleid van de Kustwacht voor de Nederlandse Antillen en Aruba (Rijkswet Kustwacht voor de Nederlandse Antillen en Aruba)

Rijkswet Kustwacht voor Aruba, Curaçao en Sint Maarten alsmede voor de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om, gelet op artikel 38, eerste, tweede en derde lid, alsmede op artikel 3, eerste lid, onder a en b, van het Statuut voor het Koninkrijk, te voorzien in een structurele regeling betreffende de Kustwacht voor de Nederlandse Antillen en Aruba;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State van het Koninkrijk gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, de bepalingen van het Statuut voor het Koninkrijk in acht genomen zijnde, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk

I

Algemene bepalingen

Artikel

1

Hoofdstuk

II

Taken en bevoegdheden

Artikel

2

Artikel

3

De Kustwacht oefent haar taken uit in de volgende wateren en het luchtruim daarboven:

  • a.

    de binnenwateren van Aruba, Curaçao en Sint Maarten alsmede van de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba,

  • b.

    de territoriale zee van Aruba, Curaçao en Sint Maarten alsmede van de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba, en

  • c.

    de aansluitende zone en het overige zeegebied in de Carïbische zee, behoudens het in artikel 11 bepaalde.

Artikel

4

Artikel

5

Artikel

6

Voor zover de uitoefening van de bevoegdheid, bedoeld in artikel 5 eerste lid, aanhef en onder a, betreft het binnentreden van een plaats in gebruik als woonverblijf, zijn de artikelen 162 en 163 van het Wetboek van Strafvordering van Aruba, Curaçao, onderscheidenlijk Sint Maarten van overeenkomstige toepassing.

Artikel

7

Artikel

8

De commandant is bevoegd de maatregelen te treffen welke naar zijn redelijk oordeel noodzakelijk zijn om feitelijke nakoming van de vorderingen, in dit hoofdstuk bedoeld, te verzekeren.

Artikel

9

Kustwachtschepen zijn bevoegd tot uitoefening van het achtervolgingsrecht, bedoeld in artikel 111 van het zeerechtverdrag. De in dat artikel omschreven bevelen en signalen worden slechts gegeven door of op aanwijzing van de commandant.

Artikel

10

Artikel

11

De bevoegdheden bij deze wet toegekend ten behoeve van de uitoefening van de in artikel 2, derde lid, bedoelde taken kunnen buiten de territoriale zee van de landen van het Koninkrijk worden uitgeoefend voorzover het volkenrecht en het interregionale recht dit toelaten.

Hoofdstuk

III

Beheer, beleid en gezag

Artikel

12

Artikel

13

Artikel

14

Artikel

15

Artikel

16

Artikel

17

Artikel

18

De Gouverneur van Aruba, Curaçao onderscheidenlijk Sint Maarten, dan wel het bestuurscollege van de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba, is bevoegd in geval van rampen, ongevallen en storingen in het verkeer of de verbindingen, welke geen samenhang vertonen met andere verstoringen van de inwendige veiligheid of de openbare orde, delen van de Kustwacht ter beschikking te stellen van de regering van Aruba, Curaçao onderscheidenlijk Sint Maarten. In andere noodgevallen gebeurt zulks niet dan in overleg met Onze Minister.

Artikel

19

Hoofdstuk

IV

Strafbepalingen

Artikel

20

Artikel

21

Hoofdstuk

V

Slotbepalingen

Artikel

22

Bepalingen van lands- en eilandsregelingen die onverenigbaar zijn met bepalingen van deze rijkswet, blijven buiten toepassing.

Artikel

23

Deze rijkswet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Artikel

24

Deze rijkswet wordt aangehaald als: Rijkswet Kustwacht voor Aruba, Curaçao en Sint Maarten alsmede voor de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad, in het Publicatieblad van de Nederlandse Antillen en in het Afkondigingsblad van Aruba zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage
Beatrix
De Minister van Defensie, E. van Middelkoop
De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, A. Th. B. Bijleveld-Schouten
De Minister van Justitie, E. M. H. Hirsch Ballin
De Minister van Justitie, E. M. H. Hirsch Ballin