Besluit van 24 november 2006 tot implementatie van de richtlijn betreffende de energieprestatie van gebouwen (Besluit energieprestatie gebouwen)

Besluit energieprestatie gebouwen

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 10 juli 2006, nr. DJZ2006283878, Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving;
Gelet op artikel 120 van de Woningwet en op richtlijn 2002/91/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2002 betreffende de energieprestatie van gebouwen (PbEU L1);
De Raad van State gehoord (advies van 8 september 2006, nr. W08.06.0310/V);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 22 november 2006, nr. DJZ2006327879, Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Afdeling

1

Algemene bepalingen

Artikel

1.1

Begripsbepalingen

Afdeling

2

Energieprestatiecertificaat

Artikel

2.1

Artikel

2.2

Artikel

2.3

Voor een gebouw dat meerdere voor afzonderlijk gebruik ontwikkelde gedeelten bevat:

  • a.

    volstaat een energieprestatiecertificaat dat is afgegeven voor het gehele gebouw indien dat gebouw een gemeenschappelijk verwarmingssysteem heeft, en

  • b.

    kan een energieprestatiecertificaat voor een afzonderlijk gedeelte van het gebouw worden afgegeven op basis van het energieprestatiecertificaat voor een ander representatief gedeelte van het gebouw.

Artikel

2.4

Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden

Afdeling

3

Nadere voorschriften

Artikel

3.1

Bij ministeriële regeling worden nadere voorschriften gegeven omtrent het in dit besluit bepaalde.

Afdeling

4

Overgangs- en slotbepalingen

Artikel

4.1

Voor een gebouw waarvoor tussen 1 juli 2002 en het tijdstip van inwerkingtreding van dit artikel een Energie Prestatie Advies is uitgebracht dat voldoet aan de Tijdelijke regeling energiepremies 2003 zoals deze laatstelijk luidde voor haar intrekking, kan aan de in artikel 2.1 gestelde verplichtingen worden voldaan door het verstrekken van dit advies, mits dit niet ouder is dan tien jaar.

Artikel

4.2

De artikelen van dit besluit treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Artikel

4.3

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit energieprestatie gebouwen.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage
Beatrix
De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, P.Winsemius
De Minister van Justitie, E. M. H.Hirsch Ballin