Besluit van 26 juli 2008 houdende vaststelling van voorschriften met betrekking tot het gebruik van bouwwerken uit het oogpunt van brandveiligheid (Besluit brandveilig gebruik bouwwerken)

Besluit brandveilig gebruik bouwwerken

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz.
Op de voordracht van Onze Minister voor Wonen, Wijken en Integratie van 5 februari 2008, nr. DJZ2008002904, Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving;
De Raad van State gehoord (advies van 7 april 2008, nr. W08.08.0047/IV);
Gezien het nader rapport van Onze Minister voor Wonen, Wijken en Integratie van 14 juli 2008, nr. BJZ2008065150, Directie Bestuurlijke en Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk

1

Algemene bepalingen

Artikel

1.1

Begripsbepalingen

Artikel

1.2

Gemeenschappelijk of gezamenlijk

Artikel

1.3

Reikwijdte

Artikel

1.4

Gelijkwaardigheid

Artikel

1.5

Experimenteerbepaling

Hoofdstuk

2

Brandveilig gebruik bouwwerken

Paragraaf

2.1

Voorkomen en beperken van brand

Artikel

2.1.1

Toestellen en installaties

Artikel

2.1.2

Verbod op roken en open vuur

Artikel

2.1.3

Aankleding in een besloten ruimte

Artikel

2.1.4

Brandveiligheid stands, kramen, schappen, podia en andere inrichtingselementen

Artikel

2.1.5

Deuren, ramen en luiken met brandwerende functie

Een zelfsluitend constructieonderdeel als bedoeld in de artikelen 2.107, 2.114, 2.119 en 2.124 van het Bouwbesluit 2003 mag niet in geopende stand zijn vastgezet, tenzij het constructieonderdeel bij brand automatisch wordt losgelaten.

Artikel

2.1.6

Branddoorslag en brandoverslag bij doorvoeren

Na het aanbrengen of wijzigen van een kabel-, leiding- of andere doorvoer in of door een scheidingsconstructie waarvoor op grond van de afdelingen 2.13, 2.14, 2.19, 2.22 en 2.23 van het Bouwbesluit 2003 een eis met betrekking tot de weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag geldt, wordt de weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag van de scheidingsconstructie op adequate wijze gecontroleerd.

Artikel

2.1.7

Aanvullende behandeling constructieonderdelen

Onderdelen van de bouwconstructie als bedoeld in het Bouwbesluit 2003 die uitsluitend met een aanvullende behandeling kunnen voldoen aan de in het Bouwbesluit 2003 gestelde eisen met betrekking tot brandveiligheid zijn voorzien van een geldig door burgemeester en wethouders aanvaard document waaruit blijkt dat deze aanvullende behandeling adequaat is toegepast.

Artikel

2.1.8

Brandgevaarlijke stoffen

Tabel 2.1.8 Brandgevaarlijke stoffen

2

UN 1950 spuitbussen & UN 2037 houders, klein, gas

gassen zoals propaan, zuurstof, acyteleen, aerosolen (spuitbussen)

n.v.t.

50

3

brandbare vloeistoffen zoals bepaalde oplosmiddelen en aceton

II

25

3

excl. dieselolie, gasolie of lichte stookolie met een vlampunt tussen 61°C en 100°C

brandbare vloeistoffen zoals terpentine en bepaalde inkten

III

50

4.1, 4.2, 4.3

4.1: brandbare vaste stoffen, zelfontledende vaste stoffen en vaste ontplofbare stoffen in niet explosieve toestand zoals wrijvingslucifers, zwavel en metaalpoeders

4.2: voor zelfontbranding vatbare stoffen zoals fosfor (wit of geel) en diethylzink

4.3: stoffen die in contact met water brandbare gassen ontwikkelen zoals magnesiumpoeder, natrium en calciumcarbide

II en III

50

5.1

brandbevorderende stoffen zoals waterstofperoxide

II en III

50

5.2

organische peroxiden zoals dicymyl peroxide en di-propionyl peroxide

n.v.t.

1

1 Eenheid bepaald overeenkomstig het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer.

Artikel

2.1.9

Brandbare niet-milieugevaarlijke stoffen

Paragraaf

2.2

Tijdig vaststellen van brand

Artikel

2.2.1

Brandmeldinstallatie

Artikel

2.2.2

Rookmelders woonfunctie

Paragraaf

2.3

Vluchten bij brand

Artikel

2.3.1

Opstelling inventaris

Bij de berekening van de per persoon beschikbare vloeroppervlakte wordt uitgegaan van de vloeroppervlakte aan verblijfsruimte na aftrek van de oppervlakte van de inventaris.

Artikel

2.3.2

Ruimten met stands, kramen, schappen, podia en andere inrichtingselementen

Artikel

2.3.3

Deuren, ramen en luiken met rookwerende functie

Een zelfsluitend constructieonderdeel als bedoeld in de artikelen 2.138, 2.144, 2.168 en 2.177 van het Bouwbesluit 2003 mag niet in geopende stand zijn vastgezet, tenzij het constructieonderdeel bij rook als gevolg van brand automatisch wordt losgelaten.

Artikel

2.3.4

Rookdoorgang bij doorvoeren

Na het aanbrengen of wijzigen van een kabel-, leiding- of andere doorvoer in of door een scheidingsconstructie waarvoor op grond van de afdelingen 2.16, 2.22 en 2.23 van het Bouwbesluit 2003 een eis omtrent de rookdoorgang geldt, wordt de weerstand tegen rookdoorgang van de scheidingsconstructie op adequate wijze gecontroleerd.

Artikel

2.3.5

Deuren in vluchtroutes

Artikel

2.3.6

Ontruimingsalarminstallatie en ontruimingsplan

Artikel

2.3.7

Vluchtrouteaanduidingen

Artikel

2.3.8

Noodverlichtingsinstallaties

Artikel

2.3.9

Rookbeheersingssystemen

Een bij of krachtens de wet voorgeschreven rook- en warmteafvoerinstallatie of ander rookbeheersingssysteem is voorzien van een geldig door burgemeester en wethouders aanvaard document waaruit blijkt dat deze voorziening adequaat functioneert, wordt onderhouden en gecontroleerd.

Artikel

2.3.10

Verduisterde ruimten

In een ruimte bestemd om te worden verduisterd tijdens het gebruik door meer dan 50 personen, zijn zodanige voorzieningen getroffen dat tijdens de verduistering een redelijke oriëntatie mogelijk is.

Artikel

2.3.11

Valgevaarlijke aankleding van een ruimte

Ter voorkoming van letsel bij loslaten is:

  • a.

    tegen of onder het plafond aangebracht glas veiligheidsglas of voorzien van een ingegoten kruiswapening met een maximale maaswijdte van 0,016 m;

  • b.

    textiel, folie of papier in horizontale toepassing onderspannen met metaaldraad op een onderlinge afstand van ten hoogste 0,35 m, of metaaldraad in twee richtingen met een maximale maaswijdte van 0,7 m.

Paragraaf

2.4

Handmatig bestrijden van brand

Artikel

2.4.1

Brandslanghaspel en pompinstallatie

Artikel

2.4.2

Blusmiddelen en draagbare en verrijdbare blustoestellen

Artikel

2.4.3

Aanduiding blusmiddelen

Een bij of krachtens de wet voorgeschreven blusmiddel is duidelijk zichtbaar opgehangen of gemarkeerd met een pictogram als bedoeld in NEN 3011: 2004.

Paragraaf

2.5

Automatisch bestrijden van brand

Artikel

2.5.1

Automatische brandblusinstallatie

Een bij of krachtens de wet voorgeschreven automatische brandblusinstallatie is voorzien van een geldig door burgemeester en wethouders aanvaard document waaruit blijkt dat deze voorziening adequaat functioneert, wordt onderhouden en gecontroleerd.

Paragraaf

2.6

Voor de brandweer noodzakelijke voorzieningen

Artikel

2.6.1

Bereikbaarheid bouwwerk voor brandweer

Artikel

2.6.2

Aanwezigheid en kwaliteit brandweeringang

Artikel

2.6.3

Brandweerlift

De controle en het onderhoud van een brandweerlift vindt ten minste eenmaal per jaar op adequate wijze plaats.

Paragraaf

2.7

Blusvoorzieningen

Artikel

2.7.1

Blusleiding en pompinstallatie

Artikel

2.7.2

Brandkraan en bluswaterwinplaats

Paragraaf

2.8

Mobiele radiocommunicatie

Artikel

2.8.1

Communicatiesysteem hulpverleningsdiensten

Een voor grote aantallen bezoekers toegankelijk bouwwerk waarbij dit noodzakelijk is voor het goed functioneren van hulpverleningsdiensten bij calamiteiten en een wegtunnel met een tunnellengte van meer dan 250 m hebben een adequate installatie voor mobiele radiocommunicatie tussen hulpverleningsdiensten binnen en buiten dat bouwwerk.

Paragraaf

2.9

Overige bepalingen brandveilig gebruik

Artikel

2.9.1

Voorkomen van belemmeringen en hinder

Onverminderd het bij of krachtens dit besluit bepaalde is het verboden in, op, aan of nabij een bouwwerk voorwerpen of stoffen te plaatsen, te werpen of te hebben, handelingen te verrichten of na te laten, werktuigen, middelen of voorzieningen te gebruiken of niet te gebruiken of anderszins belemmeringen op te werpen of hinder te veroorzaken waardoor:

  • a.

    brandgevaar wordt veroorzaakt;

  • b.

    melding van, alarmering bij of bestrijding van brand wordt belemmerd;

  • c.

    het gebruik van vluchtmogelijkheden bij brand wordt belemmerd, of

  • d.

    het redden van personen of dieren bij brand wordt belemmerd.

Paragraaf

2.10

Beschikbaarheid gegevens en bescheiden

Artikel

2.10.1

Logboek

Paragraaf

2.11

Gebruiksvergunning

Artikel

2.11.1

Gebruiksvergunningplicht

Artikel

2.11.2

Aanvraag gebruiksvergunning

Artikel

2.11.3

Afhandeling aanvraag gebruiksvergunning

Artikel

2.11.4

Voorwaarden gebruiksvergunning

Artikel

2.11.5

Weigeren gebruiksvergunning

Een gebruiksvergunning mag slechts en moet worden geweigerd indien:

  • a.

    de in de aanvraag vermelde wijze van gebruik van het bouwwerk in relatie tot de beoogde gebruiksfunctie geen brandveilig gebruik is en door het stellen van voorwaarden geen brandveilig gebruik kan worden bereikt, of

  • b.

    de bouwvergunning is geweigerd.

Artikel

2.11.6

Wijzigen en intrekken gebruiksvergunning

Paragraaf

2.12

Gebruiksmelding

Artikel

2.12.1

Gebruiksmeldingplicht

Artikel

2.12.2

Indiening gebruiksmelding

Artikel

2.12.3

Afhandeling gebruiksmelding

De melder krijgt door of namens burgemeester en wethouders een bewijs van ontvangst toegezonden of uitgereikt, waarin de datum van ontvangst is vermeld.

Artikel

2.12.4

Voorwaarden na gebruiksmelding

Artikel

2.12.5

Wijzigen nadere voorwaarden gebruiksmelding

Hoofdstuk

3

Overgangs- en slotbepalingen

Artikel

3.1

Overgangsbepalingen

Artikel

3.2

Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Artikel

3.3

Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit brandveilig gebruik bouwwerken.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

Tavarnelle
Beatrix
DeMinistervoorWonen, Wijken en Integratie, C. P. Vogelaar
De Minister van Justitie, E. M. H. Hirsch Ballin

Bijlage

I

behorende bij artikel 2.2.1, eerste lid

Bijlage I, behorende bij artikel 2.2.1, eerste lid

Grenswaarden

omvang van de bewaking volgens NEN 2535

Doormelding volgens NEN 2535

Gebruiksoppervlakte van de gebruiksfunctie (m2)

Hoogste vloer van de gebruiksfunctie gemeten boven het meetniveau (m)

Aantal bouwlagen van de gebruiksfunctie

Artikel 2.2 1

groter dan

hoger dan

groter dan

1 Woonfunctie

a. woonfunctie voor zorg

1. zorgclusterwoning voor zorg op afroep, in een woongebouw

-

Gedeeltelijk

2. zorgclusterwoning voor 24-uurs zorg, niet in een woongebouw

-

-

Volledig

-

3. zorgclusterwoning voor 24-uurs zorg in een woongebouw

-

-

Gedeeltelijk

ja

4. groepszorgwoning voor zorg op afspraak

Volledig

5. groepszorgwoning voor zorg op afroep

-

Volledig

-

6. groepszorgwoning voor 24-uurs zorg

-

-

Volledig

ja

7. andere woonfunctie voor zorg

-

-

b. woonfunctie voor kamergewijze verhuur

-

-

-

Volledig*

-

c. andere woonfunctie

-

-

-

-

-

2 Bijeenkomstfunctie

a. bijeenkomstfunctie voor het aanschouwen van sport

-

-

-

-

-

b. bijeenkomstfunctie voor de opvang van kinderen jonger dan 4 jaar.

-

2,1

Volledig

ja

200 m2

Volledig

400 m2

-

Volledig

ja

c. andere bijeenkomstfunctie

-

5

-

Gedeeltelijk

ja

-

50

Volledig

ja

-

-

2

Niet automatisch

-

250 m2

-

1

Niet automatisch

-

500 m2

-

Niet automatisch

-

1.000 m2

Gedeeltelijk

ja

5.000 m2

-

-

Volledig

ja

3 Celfunctie

-

-

-

Volledig

ja

4 Gezondheidszorgfunctie

a. gezondheidszorgfunctie voor aan bed gebonden patiënten

-

-

-

Volledig

ja

b. andere gezondheidszorgfunctie

-

20

Niet automatisch

ja

-

50

Gedeeltelijk

ja

-

-

2

Niet automatisch

-

250 m2

-

1

Niet automatisch

-

500 m2

-

-

Niet automatisch

-

5 Industriefunctie

a. lichte industriefunctie

b. andere industriefunctie

-

20

Niet automatisch

ja

-

-

2

Niet automatisch

-

500 m2

-

1

Niet automatisch

-

1.000 m2

-

-

Niet automatisch

-

6 Kantoorfunctie

-

20

Niet automatisch

ja

-

50

Gedeeltelijk

ja

-

-

2

Niet automatisch

-

250 m2

-

1

Niet automatisch

-

500 m2

-

-

Niet automatisch

-

7 Logiesfunctie

a. logiesfunctie niet gelegen in een logiesgebouw

-

b. logiesfunctie gelegen in een logiesgebouw

-

-

1

Niet automatisch

-

-

5

-

Volledig

ja

250 m2

-

Volledig

ja

8 Onderwijsfunctie

-

20

-

Niet automatisch

ja

-

50

-

Gedeeltelijk

ja

2

Niet automatisch

250 m2

-

1

Niet automatisch

-

500 m2

-

Niet automatisch

-

9 Sportfunctie

20

Niet automatisch

ja

-

50

-

Gedeeltelijk

ja

-

-

2

Niet automatisch

-

500 m2

1

Niet automatisch

1.000 m2

-

-

Niet automatisch

-

10 Winkelfunctiefunctie

-

50

-

Volledig

ja

2

Niet automatisch

500 m2

1

Niet automatisch

-

1.000 m2

-

Niet automatisch

-

1.000 m2

13

Niet automatisch

ja

5.000 m2

-

-

Niet automatisch

ja

5.000 m2

13

-

Gedeeltelijk

ja

10.000 m2

Gedeeltelijk

ja

10.000 m2

13

-

Volledig

ja

11 Overige gebruiksfunctie

a. besloten overige gebruiksfunctie voor het stallen van motorvoertuigen

-

1

Niet automatisch

1.000 m2

Volledig

-

2.500 m2

-

Volledig

ja

b. besloten overige gebruiksfunctie voor het personenvervoer

13

Gedeeltelijk

ja

-

-

1

Niet automatisch

-

1.000 m2

Niet automatisch

-

2500 m2

Gedeeltelijk

ja

c. andere overige gebruiksfuncties

-

-

-

-

-

12 Bouwwerk geen gebouw zijnde

a. tunnel voor het verkeer met een tunnellengte van meer dan 250 m

-

-

1

Volledig

ja

b. ander bouwwerk geen gebouw zijnde

-

-

-

-

* Geldt alleen voor gezamenlijke ruimten