Besluit van 22 augustus 2008, houdende regels met betrekking tot verplichte afkoop van krachtens het Besluit woninggebonden subsidies verleende geldelijke steun en houdende wijziging en intrekking van het Besluit woninggebonden subsidies 1995 (Besluit verplichte afkoop woninggebonden subsidies)
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister voor Wonen, Wijken en Integratie van 16 juni 2008, nr. BJZ2008057286, Directie Bestuurlijke en Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving;
De Raad van State gehoord (advies van 23 juli 2008, nr. W08.08.0231/IV);
Gezien het nader rapport van Onze Minister voor Wonen, Wijken en Integratie van 15 augustus 2008, nr. BJZ2008073097, Directie Bestuurlijke en Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Artikel
1
In dit besluit wordt verstaan onder:
afkoopdatum: het tijdstip van inwerkingtreding van het eerste, tweede, derde of vierde lid van artikel 2 of, ingeval het tijdstip van inwerkingtreding van het betreffende lid valt na 1 oktober van het kalenderjaar, 31 december van dat kalenderjaar;
Onze Minister: Onze Minister voor Wonen, Wijken en Integratie.
Artikel
2
1
Dit lid is nog niet in werking getreden.
2
Dit lid is nog niet in werking getreden.
3
Dit lid is nog niet in werking getreden.
4
De op grond van artikel 24 van het Besluit woninggebonden subsidies aan een niet-budgetbeherende gemeente in 1993 of 1994 toegekende budgetten, worden verplicht afgekocht voor zover er nog jaarbedragen aan die gemeente verschuldigd zijn op de afkoopdatum.
Artikel
3
Onze Minister neemt binnen vier weken na de inwerkingtreding van een lid van artikel 2 ten aanzien van elke gemeente of elk budgetbeherend samenwerkingsverband op wie de in dat lid bedoelde afkoop betrekking heeft een beschikking, waarbij overeenkomstig dit besluit het totaalbedrag wordt vastgesteld, waartegen de nog verschuldigde jaarbedragen worden afgekocht.
Artikel
4
1
Elk resterend jaarbedrag van het toegekende budget wordt contant gemaakt door middel van deling van dat bedrag door (1 + i)n. Hierbij is «i» de disconteringsvoet en «n» het aantal jaren vanaf de eerste vervaldatum van een resterend jaarbedrag op of na de afkoopdatum tot aan de vervaldatum van het contant te maken jaarbedrag.
2
De overeenkomstig het eerste lid berekende bedragen worden gesommeerd. Het resultaat wordt contant gemaakt naar de dag voorafgaand aan de afkoopdatum door deling door (1 + i*m), waarbij «i» de disconteringsvoet is en «m» de periode vanaf de dag voorafgaande aan de afkoopdatum tot aan de eerste vervaldatum van een jaarbedrag, herleid tot een gedeelte van een heel jaar.
uitgegaan van maanden van dertig dagen en van een jaar van 360 dagen;
b.
de disconteringsvoet (i) gesteld op 0,0400 (4,00%), en
c.
uitgegaan van een rendement van 4,00% voor alle rentevaste tijdvakken die volgen op het lopende rentevaste tijdvak.
2
Indien voor het lopende rentevaste tijdvak een rente is vastgesteld die lager is dan 4,00%, wordt vanaf de dag na de afkoopdatum uitgegaan van een rendement van 4,00% voor het resterende deel van dat tijdvak.
3
Indien 31 december van enig jaar de afkoopdatum is en tevens het einde van een rentevast tijdvak, wordt voor het eerste daaropvolgende rentevaste tijdvak de rente vastgesteld op de lange rente, die in het Centraal Economisch Plan wordt genoemd voor het eerste jaar van dat rentevaste tijdvak, verhoogd met 0,6%.
Bij regeling van Onze Minister, na overleg met Onze Minister van Financiën, kunnen de disconteringsvoet en het percentage, bedoeld in het eerste lid, onderdelen b en c, en het tweede lid, voor een daarbij te bepalen periode worden gewijzigd, indien, gelet op de dan geldende rente, het percentage voor de disconteringsvoet voor die periode voor de gemeenten of de samenwerkingsverbanden, bedoeld in artikel 2, nadelig uitvalt.
Artikel
6
1
Het totaalbedrag wordt uitbetaald binnen zes weken na vaststelling van de beschikking, bedoeld in artikel 3.
2
Indien wordt uitbetaald na de afkoopdatum, wordt het uit te betalen bedrag vermeerderd met een rente van 4,00% over een periode van zes weken.
Artikel
7
Na vaststelling van de beschikking, bedoeld in artikel 3, vervallen de aanspraken die een gemeente of een budgetbeherend samenwerkingsverband had op de verschuldigde jaarbedragen die krachtens die beschikking worden afgekocht.
Artikel
8
Wijzigt het Besluit woninggebonden subsidies 1995.
Artikel
9
De artikelen van dit besluit treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.
Artikel
10
Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit verplichte afkoop woninggebonden subsidies.
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
’s-Gravenhage
Beatrix
DeMinistervoorWonen, Wijken en Integratie, C. P.Vogelaar