Artikel
1
In dit besluit wordt verstaan onder:
-
wet: Mediawet 2008
Hebben goedgevonden en verstaan:
In dit besluit wordt verstaan onder:
wet: Mediawet 2008
De Stichting verzorgt in ieder geval het volgende media-aanbod:
de dagelijkse nieuwsvoorziening;
de verslaggeving over Nederlandse en Europese parlementaire aangelegenheden;
de verslaggeving van nationale feest- en gedenkdagen;
de actuele sportverslaggeving, waaronder in ieder geval de competitie- en bekerwedstrijden en internationale evenementen;
de verslaglegging van andere nationale en internationale gebeurtenissen van bijzondere aard, waaronder staatsbezoeken;
de nieuwsvoorziening ten behoeve van de jeugd;
de nieuwsvoorziening ten behoeve van personen met een auditieve beperking; en
aanbod van dienstverlenende aard, zoals informatie ten behoeve van scheepvaart, verkeer, visserij, en land- en tuinbouw.
De Programmastichting verzorgt in ieder geval het volgende media-aanbod:
achtergrondinformatie en beschouwingen over politieke en maatschappelijke ontwikkelingen, onder meer op het gebied van economie, wetenschap en techniek;
aanbod ten behoeve van maatschappelijke doelgroepen die elders niet of niet voldoende tot hun recht komen;
aanbod dat betrekking heeft op etnische en culturele minderheden;
aanbod van educatieve aard ten behoeve van de jeugd; en
consumentenvoorlichting.
Het programma-aanbod van de regionale en de lokale publieke mediadienst bedoeld in artikel 2.70, aanhef en onderdeel b, van de wet, bestaat voor ten minste vijftig procent uit aanbod dat door de mediainstelling zelf of uitsluitend in haar opdracht is geproduceerd.
Als artikel 2.71, derde lid, van de wet op een lokale publieke media-instelling van toepassing is, zijn de gedeelten, bedoeld in artikel 2.71, vierde lid, onderdelen a en b, van de wet, ten minste de helft.
Het aandeel reclame- en telewinkelboodschappen, inclusief omlijsting, in het programma-aanbod van de publieke mediadiensten bedraagt per programmakanaal niet meer dan tien procent van de totale duur van het programma-aanbod op het programmakanaal per jaar.
Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over de wijze waarop inzicht wordt gegeven in de financiën die betrekking hebben op de verzorging van reclame- en telewinkelboodschappen in het media-aanbod van de regionale en lokale publieke mediadiensten.
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
onvermijdbare uitingen: onvermijdbare uitingen als bedoeld in artikel 2.89, tweede lid, van de wet;
vermijdbare uitingen: uitingen als bedoeld in artikel 2.89, eerste lid, onderdeel b, van de wet.
Onvermijdbare uitingen zijn uitingen die behoren tot het normale straatbeeld en die zonder opzet en zonder nadruk gedurende enkele seconden in het media-aanbod voorkomen.
In media-aanbod van informatieve of educatieve aard zijn vermijdbare uitingen in de vorm van het tonen of vermelden van een product of dienst toegestaan, mits:
de vertoning of vermelding past binnen de context van het media-aanbod;
de vertoning of vermelding geen afbreuk doet aan de formule of de integriteit van het media-aanbod;
de vertoning of vermelding niet op een overdreven of overdadige wijze plaatsvindt; en
er geen sprake is van specifieke aanprijzingen van deze producten of diensten.
Onverminderd artikel 9 mag media-aanbod van informatieve of educatieve aard vermijdbare uitingen in de vorm van het tonen of vermelden van namen of (beeld)merken van bepaalde producten of diensten of van namen van bedrijven of instellingen bevatten. Op deze uitingen is artikel 9, eerste lid, van overeenkomstige toepassing.
In afwijking van artikel 9, eerste lid, aanhef en onderdeel d, mag media-aanbod van informatieve of educatieve aard vermijdbare uitingen bevatten die bestaan uit het aankondigen en recenseren van boeken, video’s, compact discs en soortgelijke culturele uitingen, alsmede van toneel-, muziek- en filmuitvoeringen, tentoonstellingen en soortgelijke evenementen van kunstzinnige aard.
In media-aanbod zijn vermijdbare uitingen in de vorm van het tonen of vermelden van de naam van een bedrijf of instelling toegestaan, mits:
de naam uitsluitend betrekking heeft op de benaming van een sportvereniging of sportwedstrijd;
de naam niet met nadruk wordt getoond of vermeld; en
de naamgeving, voor zover het de benaming van een Nederlandse sportvereniging betreft, is erkend door de desbetreffende bij het NOC*NSF aangesloten sportorganisatie.
Media-aanbod dat bestaat uit het verslag of de weergave van een evenement dat in Nederland plaatsvindt of is geproduceerd door of in opdracht van een publieke media-instelling, mag vermijdbare uitingen bevatten als:
het evenement niet voornamelijk bestemd is om als media-aanbod verspreid te worden; en
de uitingen niet overheersend zijn.
Media-aanbod dat bestaat uit het verslag of de weergave van een evenement dat in het buitenland plaatsvindt en niet is geproduceerd door of in opdracht van een publieke media-instelling, mag vermijdbare uitingen bevatten als:
het evenement niet voornamelijk bestemd is om als media-aanbod te worden verspreid; en
de uitingen niet langer of met meer nadruk in het media-aanbod voorkomen dan nodig is voor een evenwichtige registratie en presentatie.
Media-aanbod dat bestaat uit het verslag of de weergave van een evenement dat niet voornamelijk bestemd is om als media-aanbod te worden verspreid, mag vermijdbare uitingen bevatten die bestaan uit vertoning of vermelding van de namen of (beeld)merken van personen, bedrijven of instellingen, die een belangrijke, schriftelijk overeengekomen bijdrage hebben geleverd aan de totstandkoming van het evenement.
De uitingen:
vinden plaats aan het begin of het einde van het verslag of de weergave;
duren ten hoogste vijf seconden;
bestaan uitsluitend uit stilstaande beelden als het een evenement betreft waarvan het verslag of de weergave is geproduceerd door of in opdracht van een publieke media-instelling; en
hebben niet de aard van een reclameboodschap.
Het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing ten aanzien van personen, bedrijven of instellingen, die:
zich voornamelijk bezighouden met de productie of verkoop van sigaretten of andere tabaksproducten; of
gebruik maken van namen of (beeld)merken die tevens worden gebruikt door personen, bedrijven of instellingen als bedoeld onder a, of daarmee een zo sterke gelijkenis vertonen dat het publiek redelijkerwijs de indruk krijgt dat het mede de naam of het (beeld)merk van een persoon, bedrijf of instelling als bedoeld onder a betreft.
Media-aanbod dat bestaat uit een film die voor een zaal publiek is of wordt vertoond, of een bewerking daarvan, mag vermijdbare uitingen bevatten die bestaan uit het tonen of vermelden van namen, (beeld-)merken, producten of diensten van personen, bedrijven of instellingen, als die uitingen in het media-aanbod voorkomen in dezelfde vorm en in ten hoogste dezelfde hoeveelheid als in de voor een zaal publiek bestemde versie van de film.
Uit het buitenland aangekocht media-aanbod dat ten behoeve van het buitenlandse publiek als zodanig is verspreid, mag vermijdbare uitingen bevatten die bestaan uit het tonen of vermelden van namen, (beeld-)merken, producten of diensten van personen, bedrijven of instellingen, als die uitingen in het media-aanbod voorkomen in dezelfde vorm en in ten hoogste dezelfde hoeveelheid als in de ten behoeve van het buitenlandse publiek verspreide inhoud van het media-aanbod.
Het totale televisieprogramma-aanbod van de landelijke publieke mediadienst dat bestaat uit oorspronkelijk Nederlands- of Friestalige producties is voor ten minste de volgende percentages voorzien van ondertiteling:
ten minste 85 procent met ingang van 1 januari 2009;
ten minste 90 procent met ingang van 1 januari 2010;
ten minste 95 procent met ingang van 1 januari 2011.
Inkomsten uit programmabladen van een omroepvereniging kunnen jaarlijks tot ten hoogste het bedrag dat nodig is om een eventueel verlies van de desbetreffende omroepvereniging te dekken, worden besteed aan verenigingsactiviteiten. Bij de bepaling van het resultaat blijven veranderingen in de waarde van materiële vaste activa als gevolg van herwaarderingen buiten beschouwing. De gebruikelijke jaarlijkse afschrijvingen van de materiële vaste activa worden niet als herwaarderingen aangemerkt.
Het totale programma-aanbod op een televisieprogrammakanaal dat bestaat uit oorspronkelijk Nederlands- of Friestalige producties is voor ten minste de volgende percentages voorzien van ondertiteling:
ten minste 25 procent met ingang van 1 januari 2009;
ten minste 35 procent met ingang van 1 januari 2010;
ten minste 50 procent met ingang van 1 januari 2011.
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
lijst: evenementenlijst die is opgenomen in de bij dit besluit behorende bijlage.
De evenementen, genoemd in onderdeel A van de bijlage, die als televisieprogramma worden verspreid, worden in ieder geval verspreid op een open televisieprogrammakanaal door middel van volledige rechtstreekse verslaggeving.
In afwijking van het eerste lid behoeven de in dat lid bedoelde evenementen, die geheel of gedeeltelijk plaatsvinden tussen 00.00 uur en 07.00 uur, niet door middel van volledige rechtstreekse verslaggeving te worden verspreid.
In afwijking van het eerste lid behoeven wedstrijden die deel uit maken van de in dat lid bedoelde evenementen en die gelijktijdig plaatsvinden niet allemaal door middel van volledige rechtstreekse verslaggeving te worden verspreid, als:
ten minste een van deze wedstrijden wordt verspreid door middel van volledige rechtstreekse verslaggeving op een open televisieprogrammakanaal; en
de andere hiervoor bedoelde wedstrijd of wedstrijden op dezelfde dag wordt of worden verspreid door middel van volledige of gedeeltelijke uitgestelde verslaggeving op een open televisieprogrammakanaal.
De evenementen, genoemd in onderdeel B van de lijst, die als televisieprogramma worden verspreid, worden in ieder geval verspreid op een open televisieprogrammakanaal door middel van gedeeltelijke rechtstreekse verslaggeving.
De verslaggeving van evenementen, bedoeld in het eerste lid, heeft de in onderdeel B van de lijst vermelde minimumduur.
De evenementen, genoemd in onderdeel C van de lijst, die als televisieprogramma worden verspreid, worden in ieder geval verspreid op een open televisieprogrammakanaal door middel van gedeeltelijke uitgestelde verslaggeving.
In afwijking van het eerste lid behoeven de in dat lid bedoelde evenementen niet door middel van gedeeltelijke uitgestelde verslaggeving te worden verspreid, als deze evenementen worden verspreid op een open televisieprogrammakanaal door middel van volledige rechtstreekse verslaggeving.
De verslaggeving van de evenementen, bedoeld in het eerste lid, heeft de in onderdeel C van de lijst vermelde minimumduur.
De verslaggeving van de evenementen, bedoeld in het eerste lid, vindt plaats op de dag van het evenement of een onderdeel daarvan, met dien verstande dat de verslaggeving van de wedstrijden van de hoogste divisie van het nationaal betaald voetbal uiterlijk aanvangt op de in onderdeel C van de lijst vermelde tijdstippen.
Voor de toepassing van artikel 6.24 van de wet worden twee of meer instellingen als één instelling aangemerkt, als:
een instelling direct of indirect zodanige zeggenschap of feitelijke invloed heeft in één of meer instellingen dat deze in belangrijke mate het beleid van die instelling of instellingen kan bepalen of aanmerkelijke invloed heeft op de inhoud van dat beleid; of
een natuurlijk persoon of groep van natuurlijke personen direct of indirect een zodanige zeggenschap of feitelijke invloed heeft in twee of meer instellingen dat deze in belangrijke mate het beleid van die instellingen kan bepalen of aanmerkelijke invloed heeft op de inhoud van dat beleid.
Bij ministeriële regeling kan in overeenstemming met Onze Minister van Economische Zaken worden bepaald dat in afwijking van artikel 6.24, eerste lid, van de wet voor de verspreiding van radioprogramma-aanbod van eenzelfde instelling meer frequentieruimte mag worden gebruikt dan één FM-frequentie of samenstel van FM frequenties.
Het Commissariaat verleent toestemming voor het verzorgen van een omroepdienst via een omroepzender binnen een gebied van beperkte omvang, welke omroepdienst uitsluitend bestemd is voor in Nederland gelegerde militairen van buitenlandse strijdkrachten en hun gezinnen.
De toestemming wordt verleend aan de bevoegde militaire autoriteiten van een bij de Noord-atlantische verdragsorganisatie (Navo) aangesloten land waarvan strijdkrachten in Nederland zijn gelegerd, voor het gebruik door instellingen of personen van de buitenlandse strijdkrachten die daartoe door hen worden aangewezen.
Ten aanzien van het gebruik van de toestemming zijn de artikelen 2.89, 2.90, 2.106 tot en met 2.109, 2.114, 2.124, 2.141, eerste lid, 2.142, 4.1 tot en met 4.6, 7.11, 7.18 en 7.19, eerste lid, onderdeel a, van de wet van overeenkomstige toepassing.
Het Commissariaat kan zonodig de omroepzender of omroepzenders aanwijzen die voor de omroepdienst bedoeld in artikel 23, wordt gebruikt.
Een aanvraag voor de toestemming bedoeld in artikel 23 wordt ingediend bij Onze Minister van Defensie, die deze voorzien van zijn opmerkingen binnen vier weken doorzendt aan het Commissariaat. Het Commissariaat zendt een afschrift van de aanvraag aan Onze Minister van Economische Zaken.
De aanvraag gaat vergezeld van:
een omschrijving van het doel van de aanvraag;
een aanduiding van het gebied waarbinnen de omroepdienst zal worden verspreid;
een verklaring van de auteursrechthebbenden aan de autoriteiten van de desbetreffende Navo-lidstaat waaruit blijkt dat geen auteursrechtelijke toestemming zal worden verleend voor de verspreiding van de mediadienst buiten de in artikel 23 omschreven doelgroep en het aangeduide gebied; en
een omschrijving van de te gebruiken omroepzender.
Het Commissariaat trekt de toestemming in:
als niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden van artikel 23, eerste en tweede lid; of
op gronden ontleend aan de veiligheid van de staat.
Een beschikking tot intrekking van een verleende toestemming op grond van artikel 26, eerste lid, gaat onmiddellijk in.
Een beschikking tot intrekking van een verleende toestemming op grond van artikel 26, tweede lid, gaat niet eerder in dan nadat de bevoegde militaire autoriteit van het voornemen daartoe en de gronden waarop de beschikking berust in kennis is gesteld en deze in de gelegenheid is gesteld binnen een redelijke termijn schriftelijke en desgewenst mondelinge opmerkingen te maken.
De bevoegde militaire autoriteit gebruikt de aan hem verleende toestemming geheel voor de omroepdienst, bedoeld in artikel 23.
Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over:
de nadere voorwaarden voor het verkrijgen van subsidie;
de verplichtingen die het Stimuleringsfonds aan een subsidieontvanger kan opleggen;
de indiening en wijze van behandeling van aanvragen;
de hoogte van subsidies en de wijze van berekening daarvan;
de wijze waarop de beschikbare financiële middelen voor de verschillende subsidies worden verdeeld als een subsidieplafond is vastgesteld;
de verlening van voorschotten; en
de intrekking, wijziging en terugvordering van subsidies.
Het Mediabesluit wordt ingetrokken.
Het besluit van 31 oktober 1989, houdende regels over de rechtspositie en de bezoldiging van de voorzitter en de leden van het Commissariaat voor de Media en van zijn personeel alsmede van de voorzitter en de leden van het bestuur van het Bedrijfsfonds voor de Pers en zijn personeel (Stb. 1989, 499) wordt ingetrokken.
De regeling van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, van 20 juni 2001, nr. MLB/JZ/2001/25.459 (Stcrt. 2001, nr. 119) wordt ingetrokken.
De regeling van de Minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur van 17 februari 1988, houdende overdracht bevoegdheid tot ontheffing verbod reclame-uitingen binnenlandse omroep aan het Commissariaat voor de Media (Stcrt. 1988, nr. 49) wordt ingetrokken.
Na inwerkingtreding van dit besluit berust artikel 8 van de Regeling aanwijzing en gebruik frequentieruimte commerciële radio-omroep 2003 op artikel 22, tweede lid, van dit besluit.
Voor zover ter zake van het besluit en de regeling, bedoeld in de artikelen 31 en 32, nog sprake is van bestuursrechtelijke afdoening, met inbegrip van bezwaar- en beroepsprocedures, vindt deze overeenkomstig het besluit en de regeling, bedoeld in de artikelen 31 en 32, plaats.
Bestaande aanspraken en verplichtingen op grond van het besluit en de regeling, bedoeld in de artikelen 31 en 32, blijven in stand.
Dit besluit wordt aangehaald als: Mediabesluit 2008.
Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld, en de verschillende artikelen of onderdelen daarvan kunnen terugwerken tot en met een bij het koninklijk besluit te bepalen tijdstip.
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
Voetbal (heren):
Wereldkampioenschap en Europees kampioenschap: het gehele eindtoernooi;
Alle interlands van het Nederlands elftal;
Champions League en UEFA Cup: de wedstrijden van Nederlandse clubs en de finales ongeacht Nederlandse deelname;
Super Cup en World Cup: indien een Nederlandse club deelneemt;
Nationale bekerwedstrijden: de halve finales en de finale.
Schaatsen (dames en heren):
Wereldkampioenschap en Europees kampioenschap: allround, sprint en afstanden;
Elfstedentocht.
Tennis (dames en heren):
Wimbledon en Roland Garros: de wedstrijden enkelspel van de Nederlandse deelnemers in de halve finales en de finale ongeacht Nederlandse deelname.
Prinsengrachtconcert.
Eurovisie Songfestival.
Olympische Spelen: zomer- en winterspelen (minimumduur verslaggeving: 6 uur per dag).
Wielrennen:
Tour de France: heren (minimumduur verslaggeving: 2 uur per dag);
Wereldkampioenschap op de weg dames en heren professionals: het finaleweekend (minimumduur verslaggeving: 2 uur per dag);
De Nederlandse wielerklassieker: heren (minimumduur verslaggeving: 2 uur).
TT Assen (minimumduur verslaggeving: 2 uur per dag).
Paralympics: zomer- en winterspelen (minimumduur verslaggeving: 10 minuten per dag).
Voetbal (heren):
Alle wedstrijden van de hoogste divisie van het nationaal betaald voetbal;
minimumduur verslaggeving onderlinge wedstrijden tussen Ajax, PSV en Feyenoord: 20 minuten per wedstrijd;
minimumduur verslaggeving overige wedstrijden: 10 minuten per wedstrijd;
aanvangstijd verslaggeving wedstrijden die ’s middags worden gespeeld: uiterlijk 21.00 uur;
aanvangstijd verslaggeving wedstrijden die ’s avonds worden gespeeld: uiterlijk twee uur na afloop van de wedstrijd, maar in ieder geval niet later dan 22.30 uur.
Nationale bekerwedstrijden: de kwartfinales (minimumduur verslaggeving: 15 minuten per wedstrijd).
Atletiek (dames en heren):
Wereldkampioenschap en Europees kampioenschap: outdoor (minimumduur verslaggeving: 10 minuten per dag).
Volleybal (heren):
Wereldkampioenschap en Europees kampioenschap: de wedstrijden van het Nederlandse team (minimumduur verslaggeving: 10 minuten per dag).
Hockey (dames en heren):
Wereldkampioenschap en Europees kampioenschap: de wedstrijden van de Nederlandse teams (minimumduur verslaggeving: 10 minuten per dag).
Tennis (dames en heren):
Wimbledon, Roland Garros, US Open en Australian Open: de wedstrijden enkelspel van de Nederlandse deelnemers (minimumduur verslaggeving: 10 minuten per dag).
Pinkpop (minimumduur verslaggeving: 1 uur per dag).