Beleidsregel van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 21 januari 2009, nr. VO/FBI/2008/4465, houdende criteria voor het bekostigen als nevenvestiging of als tijdelijke nevenvestiging van dislocaties in het voortgezet onderwijs (Beleidsregel bekostiging als nevenvestiging of als tijdelijke nevenvestiging van dislocaties VO)

Beleidsregel bekostiging als nevenvestiging of als tijdelijke nevenvestiging van dislocaties VO

Artikel

1

Begripsbepalingen

In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

Artikel

2

Bekostiging als tijdelijke nevenvestiging van dislocaties gelegen op een afstand van minder dan 3 kilometer van de hoofdvestiging

Artikel

3

Bekostiging als nevenvestiging van dislocaties zonder instroom in het eerste leerjaar, gelegen op een afstand van 3 kilometer of meer van de hoofdvestiging

Artikel

4

Bekostiging als nevenvestiging van dislocaties met instroom in het eerste leerjaar, gelegen op een afstand van 3 kilometer of meer van de hoofdvestiging

Artikel

5

Onderwijsaanbod op dislocaties bij een aanvraag om bekostiging als nevenvestiging of als tijdelijke nevenvestiging

Artikel

6

Inwerkingtreding

Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel

7

Geldigheidsduur

Deze beleidsregel vervalt met ingang van 2 augustus 2013.

Artikel

8

Citeertitel

Deze beleidsregel wordt aangehaald als: Beleidsregel bekostiging als nevenvestiging of als tijdelijke nevenvestiging van dislocaties VO.

Deze beleidsregel zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, J.M. vanBijsterveldt-Vliegenthart

Bijlage

Berekening leerlingverlies

Bij een aanvraag op grond van artikel III, negende lid, van de wet van 1 juli 2008, wordt het leerlingverlies bij een vestiging van een school of scholengemeenschap van een bevoegd gezag als volgt berekend. In het volgende wordt onder een school tevens een scholengemeenschap verstaan.

a

Algemeen

Op basis van het jaar voorafgaand aan het jaar van de aanvraag wordt het leerlingverlies voor een vestiging van een omliggende school berekend door – op basis van de kortste afstand, hemelsbreed gemeten – de leerlingen per schoolsoort toe te rekenen aan de vestiging van de school, die ontstaat na omzetting van de dislocatie, van de aanvrager of aan de vestiging van de omliggende school.

b

Nadere uitwerking berekeningsmethode

Het leerlingverliespercentage wordt gelijkgesteld aan het leerlingverliespercentage van de betreffende vestiging, berekend op basis van leerjaar drie. Dit houdt in, dat het leerlingverliespercentage in leerjaar één gelijkgesteld wordt aan dat voor leerjaar drie. Bij een categoriale school wordt het leerlingverlies berekend op basis van leerjaar twee.

c

Vermindering leerlingverlies in geval dat de aanvraag uitgaat van een andere richting dan de bestaande school

Van het leerlingverlies zoals berekend op grond van de berekeningsmethode onder a en b wordt 25% afgetrokken als de omliggende school waarvoor dat verlies is berekend van een andere richting is dan de school die zijn dislocatie wil omzetten.

d

Rekenvoorbeeld

Stel school A wenst bekostiging van een dislocatie met havo afsluitend onderwijs als een nevenvestiging met instroom in het eerste leerjaar. Op korte afstand ligt vestiging 02 van school B (B02). Gelet op de kortste afstand kan het leerlingverlies voor de vestiging B02 voor havo, leerjaar één berekend worden op 50 leerlingen (12,5% van de 400 leerlingen die de havo op die vestiging telt).

Vestiging B02 omvat naast havo ook een andere schoolsoort namelijk vwo. Het aantal leerlingen van B02 is 660 voor havo en vwo. Het leerlingverliespercentage voor de vestiging met havo en vwo is 50 gedeeld door 660 is 7,5%. Een eventueel bezwaar van het bevoegd gezag van school B tegen de uitbreiding wordt dan niet gehonoreerd.