Besluit van 18 maart 2009, houdende nadere regels voor de binnenvaart (Binnenvaartbesluit)

Binnenvaartbesluit

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat van 21 mei 2008, nr. CEND/HDJZ/2008-459 sector SCH Hoofddirectie Juridische Zaken,
De Raad van State gehoord (advies van 18 juli 2008 nr. W09.08.0185/IV);
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat van 13 maart 2009, nr. CEND/HDJZ-2009/102 sector SCH, uitgebracht mede namens Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk

1

Begripsbepalingen

Artikel

1

In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt, tenzij anders is bepaald, verstaan onder:

  • breedte: de grootste breedte van de scheepsromp in meters, gemeten op de buitenkant van de huidbeplating;

  • Bunkerstation: drijvend bouwsel met permanente ligplaats dat is bestemd of wordt gebruikt voor de opslag of levering van brandstof voor de voortstuwing van schepen;

  • diepgang: de verticale afstand in meters tussen het laagste punt van de scheepsromp, zonder de kiel of andere uitstekende delen, en het vlak van de grootste inzinking van de scheepsromp in meters;

  • duwboot: schip dat is bestemd of wordt gebruikt voor het duwen van schepen en niet bestemd is voor het zelfstandig vervoeren van goederen;

  • geneeskundig onderzoek: onderzoek, bedoeld in artikel 28, eerste lid, van de wet;

  • lengte: grootste lengte van de scheepsromp in meters, het roer en de boegspriet niet inbegrepen;

  • openbaar vervoersdienst: voor ieder openstaand personenvervoer;

  • passagiersschip: binnenschip, niet zijnde een veerpont of een veerboot, dat is bestemd of wordt gebruikt voor het bedrijfsmatig vervoer van meer dan twaalf personen buiten de bemanningsleden;

  • pleziervaartuig: schip dat is bestemd of wordt gebruikt voor sportbeoefening of vrijetijdsbesteding;

  • richtlijn (EU) 2016/1629: richtlijn (EU) 2016/1629 van het Europees Parlement en de Raad van 14 september 2016 tot vaststelling van de technische voorschriften voor binnenschepen, tot wijziging van Richtlijn 2009/100/EG en tot intrekking van Richtlijn 2006/87/EG;

  • Rijnvaartverklaring: verklaring, bedoeld in artikel 2, derde lid, van de Herziene Rijnvaartakte;

  • sleepboot: schip dat is bestemd of wordt gebruikt voor het slepen van schepen en niet is bestemd voor het zelfstandig vervoeren van goederen;

  • sleepduwboot: schip dat is bestemd of wordt gebruikt voor het slepen of duwen van schepen en niet is bestemd voor het zelfstandig vervoeren van goederen;

  • veerboot: schip dat is bestemd of wordt gebruikt voor het bedrijfsmatig vervoer van meer dan twaalf personen buiten de bemanningsleden alsook van voertuigen op meer dan twee wielen en dat een openbaar vervoersdienst onderhoudt tussen plaatsen gelegen aan de Dollard, de Eems, de Waddenzee met inbegrip van de verbindingen met de Noordzee, of de Westerschelde en de zeemonding daarvan;

  • veerpont: schip, niet zijnde een veerboot, dat is bestemd of wordt gebruikt voor het bedrijfsmatig vervoer van een of meer personen buiten de bemanningsleden en dat een openbaar vervoersdienst onderhoudt;

  • wet: Binnenvaartwet.

Hoofdstuk

2

Toegang tot de markt

Artikel

2

Artikel

3

Artikel

4

Artikel

5

Bij regeling van Onze Minister kunnen regels worden gesteld met betrekking tot:

  • a.

    de vorm, de inhoud en de verstrekking van de Rijnvaartverklaring en van het bewijs van toelating;

  • b.

    de voorschriften waaraan moet zijn voldaan en de gegevens die worden verstrekt bij een aanvraag om afgifte of intrekking van de Rijnvaartverklaring en het bewijs van toelating;

  • c.

    de wijze waarop een aanvraag om afgifte of intrekking van een Rijnvaartverklaring en een bewijs van toelating wordt ingediend;

  • d.

    de controleerbaarheid van de Rijnvaartverklaring, van het bewijs van toelating en van het geëigend document.

Hoofdstuk

3

Regels aan boord

§

1

Certificaat van onderzoek

Artikel

6

Voor de volgende categorieën van binnenschepen is een certificaat van onderzoek vereist:

  • a.

    binnenschepen met een lengte van ten minste 20 meter;

  • b.

    binnenschepen waarvoor het product van lengte, breedte en diepgang ten minste 100 m3 bedraagt;

  • c.

    sleepboten, duwboten of sleepduwboten, die zijn bestemd of worden gebruikt om de schepen bedoeld onder a en b of drijvende werktuigen met vergelijkbare afmetingen als bedoeld onder a en b te slepen, te duwen of langszij gekoppeld mee te voeren;

  • d.

    passagiersschepen;

  • e.

    veerponten die zijn bestemd of worden gebruikt voor het bedrijfsmatig vervoer van meer dan twaalf personen buiten de bemanningsleden;

  • f.

    veerboten;

  • g.

    drijvende werktuigen;

  • h.

    binnenschepen die gevaarlijke stoffen als bedoeld in de Wet vervoer gevaarlijke stoffen vervoeren;

  • i.

    binnenschepen die krachtens het Binnenvaartpolitiereglement of het Rijnvaartpolitiereglement 1995 zijn toegelaten tot het ligplaats nemen langszijde van een binnenschip als bedoeld in onderdeel h; of

  • j.

    samenstellen van hecht aan elkaar verbonden schepen met een gezamenlijke afmeting als bedoeld in onderdeel a of b;

  • k.

    bunkerstations met een afmeting als bedoeld in de onderdelen a of b.

Artikel

7

Het certificaat van onderzoek is niet vereist voor:

  • a.

    binnenschepen voorzien van een geldig certificaat van onderzoek als bedoeld in artikel 22 van de Herziene Rijnvaartakte:

    • 1°.

      met inachtneming van artikel 9 van dit besluit, en

    • 2°.

      mits voldaan wordt aan de technische eisen op grond waarvan dat certificaat is verleend;

  • b.

    zeeschepen voorzien van een geldig certificaat of document, afgegeven door of namens de bevoegde autoriteiten van de staat wiens vlag het schip gerechtigd is te voeren, op grond waarvan de vaart op zee mag worden ondernomen, mits voldaan wordt aan de technische eisen op grond waarvan die certificaten zijn verleend;

  • c.

    binnenschepen voorzien van een ander geldig document dan in onderdeel a bedoeld, dat door de bevoegde autoriteiten in het buitenland ten bewijze van de deugdelijkheid van het binnenschip is afgegeven, mits voldaan wordt aan de technische eisen op grond waarvan dat document is afgegeven en voor zover:

    • 1°.

      afgegeven ter uitvoering van bindende besluiten van organen van de Europese Unie,

    • 2°.

      anderszins afgegeven ter uitvoering van verdragen of bindende besluiten van volkenrechtelijke organisaties, of

    • 3°.

      door Onze Minister erkend in bij regeling van Onze Minister vast te stellen gevallen;

  • d.

    binnenschepen die uitsluitend door spierkracht worden voortbewogen;

  • e.

    drijvende werktuigen die zich in een grind- of zandgat bevinden;

  • f.

    binnenschepen die in aanbouw zijn of waarmee een proefvaart wordt ondernomen;

  • g.

    binnenschepen met permanente ligplaats, uitsluitend gebruikt voor bewoning en zonder eigen aandrijving dan wel anderszins niet voor de vaart geschikt, ook gedurende de tijd van verslepen;

  • h.

    schepen bestemd tot het redden van drenkelingen.

Artikel

8

Een Uniebinnenvaartcertificaat voor binnenschepen overeenkomstig richtlijn (EU) 2016/1629 wordt gelijkgesteld met een certificaat van onderzoek.

Artikel

9

Artikel

10

Artikel

11

§

2

Bemanning

Artikel

12

§

3

Vaarbewijzen, kwalificatiecertificaten en specifieke vergunningen

Artikel

13

Vervallen

Artikel

14

Artikel

15

Vervallen

Artikel

16

Artikel

17

Artikel

18

Artikel

19

Bij regeling van Onze Minister kunnen nadere regels worden gesteld over de vaarbewijzen, kwalificatiecertificaten en specifieke vergunningen die onder andere betrekking hebben op de vorm, inhoud en geldigheidsduur.

Artikel

20

Artikel

21

In plaats van een document als bedoeld in artikel 20, eerste lid, onderdeel b, kan worden overgelegd:

  • a.

    een ten minste gelijkwaardig geldig vaarbewijs of kwalificatiecertificaat, of

  • b.

    een ten minste gelijkwaardig vaarbewijs of kwalificatiecertificaat waarvan de geldigheid verloren is gegaan uitsluitend door het verstrijken van de geldigheidsduur.

Artikel

22

Artikel

23

Artikel

24

Bij regeling van Onze Minister worden regels gesteld omtrent de verstrekking van gegevens betreffende afgegeven en ongeldige vaarbewijzen, kwalificatiecertificaten of specifieke vergunningen, bedoeld in artikel 35 van de wet. Die regels betreffen:

  • a.

    de gegevens die verstrekt worden;

  • b.

    de aanwijzing van degenen die namens Onze Minister gegevens verstrekken;

  • c.

    de wijze waarop de gegevens verstrekt worden; en

  • d.

    de wijze waarop de houder van het ongeldige vaarbewijs in kennis wordt gesteld van de verstrekking van zijn gegevens.

§

4

Geneeskundig onderzoek

Artikel

25

Artikel

26

Artikel

27

Het geneeskundig onderzoek ten behoeve van de verkrijging van het vaarbewijs blijft achterwege indien de aanvrager van een kwalificatiecertificaat schipper reeds een kwalificatiecertificaat schipper bezit dat de geldigheid slechts is verloren door het verstrijken van de tijde en de aanvrager de 60-jarige leeftijd nog niet heeft bereikt en niet is gebleken dat de aanvrager sinds de afgifte van dat vaarbewijs medisch ongeschikt is geworden.

Artikel

28

Vervallen

Artikel

29

Hoofdstuk

4

Scheepsnummer en gegevensverstrekking

Artikel

30

Artikel

31

Bij regeling van Onze Minister worden regels gesteld betreffende de middelen waarmee de gegevens ten behoeve van het toezicht op de naleving van de voorschriften betreffende de vaartijden, de rusttijden en de bemanningssterkte worden geregistreerd.

Artikel

32

Bij regeling van Onze Minister kunnen in het belang van de statistiek regels worden gesteld omtrent de verstrekking van gegevens betreffende het vervoer.

Artikel

33

Hoofdstuk

4a

Registratie van vaarbevoegdheden en vaardocumenten

§

1

Het register

Artikel

33a

In dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • ongeldigverklaring van een vaardocument: ongeldigverklaring als bedoeld in artikel 30, eerste lid, van de wet;

  • ontzegging van de vaarbevoegdheid: ontzegging als bedoeld in artikel 35b, eerste lid, van de Scheepvaartverkeerswet;

  • pleziervaartbewijzen: het klein vaarbewijs, het groot pleziervaartbewijs of een ander document ten bewijze van de bevoegdheid om op de Nederlandse binnenwateren uitsluitend een pleziervaartuig te voeren, waaronder begrepen een daarmee vergelijkbaar document dat is afgegeven door een buitenlandse autoriteit;

  • register: registers als bedoeld in artikel 35a van de Wet;

  • register kwalificatiecertificaten, dienstboekjes, vaartijdenboeken en overige vaardocumenten: register dat wordt bijgehouden ter uitvoering van Richtlijn 2017/2397;

  • register pleziervaartbewijzen: register betreffende de pleziervaartbewijzen;

  • vaardocument: kwalificatiecertificaat, vaarbewijs, ander document ten bewijze van de bevoegdheid om op de Nederlandse binnenwateren een schip te voeren, dienstboekje of vaartijdenboek of een vergelijkbaar document dat is afgegeven door een buitenlandse autoriteit of afgegeven is overeenkomstig het Reglement betreffende het scheepvaartpersoneel op de Rijn.

Artikel

33b

In het register pleziervaartbewijzen worden per betrokkene in samenhang en voor zover van toepassing, de volgende gegevens opgenomen:

Artikel

33c

In het register kwalificatiecertificaten, dienstboekjes, vaartijdenboeken en overige vaardocumenten worden per betrokkene door de bevoegde autoriteit in samenhang en voor zover van toepassing, de volgende gegevens opgenomen voor:

  • a.

    het kwalificatiecertificaat:

  • b.

    de specifieke vergunning:

    • 1°.

      de gegevens vermeld op het kwalificatiecertificaat waarop deze specifieke vergunning is aangetekend of de gegevens vermeld op de afgeven specifieke vergunning, met inbegrip van de maatregelen opgelegd op grond van artikel 28, tweede lid, en artikel 30, eerste lid, van de wet en de eventuele ingangsdatum en einddatum daarvan voor zover die betrekking hebben op de specifieke vergunning;

    • 2°.

      de autoriteit van afgifte;

  • c.

    het dienstboekje:

    • 1°.

      de naam en het identificatienummer van de houder;

    • 2°.

      het identificatienummer van het dienstboekje;

    • 3°.

      de datum en autoriteit van afgifte;

  • d.

    het vaartijdenboek:

    • 1°.

      de naam van het vaartuig en van de houder;

    • 2°.

      het Europees scheepsidentificatienummer (ENI-nummer);

    • 3°.

      het identificatienummer van het logboek;

    • 4°.

      de datum en autoriteit van afgifte;

  • e.

    van elk vaardocument met uitzondering van de pleziervaartbewijzen:

§

2

Informatieverstrekking aan en uit het register

Artikel

33d

Artikel

33e

Artikel

33f

Onze Minister meldt onverwijld aan Onze Minister van Veiligheid en Justitie een wijziging in het register.

Artikel

33g

Artikel

33h

Artikel

33i

Informatieverstrekking uit het register of informatieverstrekking aan het register als in dit besluit bedoeld, anders dan desgevraagd of incidenteel, kan geschieden met behulp van elektronische koppeling van bestanden, mits niet méér informatie wordt verstrekt of verkregen dan nodig is voor het doel van de verstrekking of verkrijging.

§

3

Aanpassing van de opgeslagen informatie

Artikel

33j

Onze Minister verwijdert onverwijld de gegevens van een betrokkene uit het register:

  • a.

    zodra betrokkene na ongeldigverklaring van zijn vaardocument opnieuw over een vaardocument beschikt;

  • b.

    zodra betrokkene zijn ingevorderde vaardocument terugontvangt;

  • c.

    op de datum waarop de ontzegging van de vaarbevoegdheid eindigt;

  • d.

    op de datum waarop de ongeldigverklaring van het vaardocument eindigt;

  • e.

    na diens overlijden, na kennisneming daarvan.

Artikel

33k

Onze Minister kan op verzoek van een instantie die vaardocumenten afgeeft of van het openbaar ministerie gegevens in het register aanvullen, verbeteren of uit het register verwijderen.

§

4

Nadere regeling

Artikel

33l

Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld ter uitwerking van dit hoofdstuk.

Hoofdstuk

5

Overgangsbepalingen

Artikel

35

Vervallen

Artikel

36

Een geldig groot vaarbewijs als bedoeld in artikel 16, eerste lid, van de Binnenschepenwet, geldt als een groot vaarbewijs als bedoeld in artikel 14 van dit besluit zoals dat luidde vóór het tijdstip van inwerkingtreding van het Implementatiebesluit richtlijn beroepskwalificaties binnenvaart.

Artikel

41

Artikel

42

Tot 17 januari 2038 is geen kwalificatiecertificaat schipper vereist voor de gezagvoerder van een zeeschip, niet zijnde een sleepboot, zolang de activiteit die op het binnenwater aan het begin of het eind van een reis in het kader van zeevervoer wordt uitgevoerd en indien de gezagvoerder van het zeeschip:

Artikel

43

Tot 17 januari 2032 is bij het voeren van schepen met een lengte van ten minste 20 meter en minder dan 40 meter, met uitzondering van schepen die behoren tot de in artikel 14, eerste lid, onderdelen b, c, d, e, f, g en h, genoemde categorieën, geen kwalificatiecertificaat schipper vereist voor de houder van een beperkt groot vaarbewijs voor rivieren, kanalen en meren zoals bedoeld in de artikelen 13 en 15 van dit besluit zoals die artikelen luidden vóór het tijdstip van inwerkingtreding van het Implementatiebesluit richtlijn beroepskwalificaties binnenvaart en is geen kwalificatiecertificaat schipper en geen specifieke vergunning voor het varen op wateren geclassificeerd als binnenwater van maritieme aard vereist voor de houder van een geldig beperkt groot vaarbewijs voor alle binnenwateren zoals bedoeld in de artikelen 13 en 15 van dit besluit zoals die artikelen luidden vóór het tijdstip van inwerkingtreding van het Implementatiebesluit richtlijn beroepskwalificaties binnenvaart.

Hoofdstuk

6

Wijziging van algemene maatregelen van bestuur

Artikel

41

Vervallen

Artikel

42

Vervallen

Artikel

43

Vervallen

Artikel

44

Vervallen

Artikel

45

Vervallen

Artikel

46

Vervallen

Artikel

47

Vervallen

Artikel

48

Vervallen

Hoofdstuk

7

Slotbepalingen

Artikel

49

Dit besluit wordt aangehaald als: Binnenvaartbesluit.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage
Beatrix
De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat, J. C. Huizinga-Heringa
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J. P. H. Donner
De Minister van Justitie, E. M. H. Hirsch Ballin