Wet van 25 juni 2009 tot aanvulling van de Algemene wet bestuursrecht (Vierde tranche Algemene wet bestuursrecht)

Vierde tranche Algemene wet bestuursrecht

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het, gelet op artikel 107, tweede lid, van de Grondwet wenselijk is de Algemene wet bestuursrecht aan te vullen met bepalingen inzake bestuursrechtelijke geldschulden, inzake bestuurlijke handhaving, in het bijzonder de bestuurlijke boete, en inzake attributie;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel

I

Wijzigt de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel

II

Wijzigt het Wetboek van Strafvordering.

Artikel

III

Artikel

IV

Artikel

V

Voor de plaatsing van deze wet in het Staatsblad stelt Onze Minister van Justitie de nummering van de artikelen in de titels 4.4, 5.1 en 5.4 en in afdeling 10.1.3 opnieuw vast en brengt hij de in deze wet voorkomende aanhalingen van deze artikelen met de nieuwe nummering in overeenstemming.

Artikel

VI

De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Artikel

VII

Deze wet wordt aangehaald als: Vierde tranche Algemene wet bestuursrecht.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te

’s-Gravenhage
Beatrix
De Minister van Justitie, E. M. H.Hirsch Ballin
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, G. terHorst
De Minister van Justitie, E. M. H. Hirsch Ballin