Regeling van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 9 oktober 2009, nr. DGM/K&L 2009057285, houdende vaststelling van regels inzake de examinering en diplomering van personen en certificering van bedrijven die werkzaamheden verrichten aan stationaire brandbeveiligingssystemen en brandblusapparaten waarbij gefluoreerde broeikasgassen vrij kunnen komen (Regeling gefluoreerde broeikasgassen brandbeveiligingssystemen)

Regeling gefluoreerde broeikasgassen brandbeveiligingssystemen

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer;
Gelet op artikel 5, tweede lid, van verordening (EG) nr. 842/2006 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 17 mei 2006 inzake bepaalde gefluoreerde broeikasgassen (PbEU L 161), de artikelen 9, tweede lid, 10, eerste lid, 11, eerste lid, van Verordening (EG) nr. 304/2008 van de Europese Commissie van 2 april 2008 tot instelling, ingevolge Verordening (EG) nr. 842/2006 van het Europees Parlement en de Raad, van minimumeisen en de voorwaarden voor wederzijdse erkenning voor de certificering van bedrijven en personeel op het gebied van stationaire brandbeveiligingssystemen en brandblusapparaten die bepaalde gefluoreerde broeikasgassen bevatten (PbEU L 92), en artikel 4, eerste tot en met derde lid, van het Besluit gefluoreerde broeikasgassen milieubeheer;

Besluit:

Hoofdstuk

1

Algemeen

Artikel

1

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • deelnemer: deelnemer aan het examen;

  • EG-verordening brandbeveiligingssystemen: verordening (EG) nr. 304/2008 van de Europese Commissie van 2 april 2008 tot vaststelling, ingevolge Verordening (EG) nr. 842/2006 van het Europees Parlement en de Raad, van minimumeisen en de voorwaarden voor wederzijdse erkenning voor de certificering van bedrijven en personeel op het gebied van stationaire brandbeveiligingssystemen en brandblusapparaten die bepaalde gefluoreerde broeikasgassen bevatten (PbEU L 92);

  • examen: examen als bedoeld in artikel 3, eerste lid;

  • exameninstelling: door de minister aangewezen instelling als bedoeld in artikel 10, eerste lid;

  • houder: houder als bedoeld in artikel 2, onder 12, van de f-gassenverordening;

  • installeren: het voor het eerst, op de plaats waar zij zullen worden toegepast, aansluiten van één of meer blusmiddelen met gefluoreerde broeikasgassen bevattende houders of houders die daartoe ontworpen zijn, met bijbehorende onderdelen, met uitzondering van die onderdelen die niet van invloed zijn op de insluiting van het blusmiddel voordat het wordt gebruikt om vuur te blussen;

  • keuringinstantie: door de minister aangewezeninstantie als bedoeld in artikel 25;

  • lekcontrole: controle op lekkage als bedoeld in artikel 3, tweede lid, van de f-gassenverordening;

  • minister: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer;

  • onderhouden: alle werkzaamheden waarbij wordt gewerkt aan de blusmiddelen met gefluoreerde broeikasgassen bevattende houders of houders die daartoe ontworpen zijn, of aan de bijbehorende onderdelen, met uitzondering van die onderdelen die niet van invloed zijn op de insluiting van het blusmiddel voordat het wordt gebruikt om vuur te blussen;

  • terugwinnen: verzamelen en opslaan van gefluoreerde broeikasgassen tijdens onderhoud of voorafgaand aan de verwijdering van stationaire brandbeveiligingssystemen, brandblusapparaten of houders.

Hoofdstuk

2

Diploma’s

Paragraaf

2.1

Werkzaamheden waarvoor een diploma verplicht is

Artikel

2

Paragraaf

2.2

Het examen

Artikel

3

Artikel

4

Artikel

5

De minister stelt de uitslag van het examen met inachtneming van het advies van de exameninstelling inzake de resultaten van het door een deelnemer afgelegde examen vast en draagt er zorg voor dat de uitslag binnen drie weken na ontvangst van dat advies aan een deelnemer wordt verzonden.

Artikel

6

Artikel

7

Artikel

8

Paragraaf

2.3

Aanwijzing, taken en verplichtingen exameninstelling

Artikel

9

De exameninstelling is belast met de feitelijke werkzaamheden met betrekking tot het organiseren en afnemen van het examen, waaronder:

  • a.

    het uitbrengen van het advies, bedoeld in artikel 4, eerste lid;

  • b.

    het geven van voorlichting over en bekendheid aan het examen;

  • c.

    het vaststellen van de examendatum, het tijdstip en de plaats;

  • d.

    het toezenden van de uitnodiging voor de deelname aan het examen;

  • e.

    het afnemen van het examen door examinatoren;

  • f.

    het factureren van de vergoeding, bedoeld in artikel 7, eerste lid, aan een deelnemer;

  • g.

    het binnen drie weken na afloop van het examen uitbrengen van het advies, bedoeld in artikel 5, en

  • h.

    het registeren van individuele en algemene resultaten van de examens.

Artikel

10

Artikel

11

Artikel

12

Paragraaf

2.4

Schorsing en intrekking aanwijzing exameninstelling

Artikel

13

Artikel

14

De minister kan de aanwijzing van de exameninstelling intrekken indien:

  • a.

    de instelling hierom verzoekt;

  • b.

    de instelling naar het oordeel van de minister ernstig tekortschiet bij de uitvoering of nakoming van een of meer van de taken of verplichtingen, bedoeld in de artikelen 9, 10 en 12;

  • c.

    de instelling niet meewerkt aan een controle door de minister in het kader van deze regeling;

  • d.

    de aanwijzing ingevolge artikel 13, eerste lid, is geschorst en de tekortkoming binnen de door de minister gestelde termijn niet ongedaan is gemaakt, of

  • e.

    de exameninstelling surseance van betaling is verleend of in staat van faillissement verkeert.

Paragraaf

2.5

Afgifte en intrekken van diploma’s

Artikel

15

Artikel

16

Het diploma vermeldt ten minste de gegevens, bedoeld in artikel 5, tweede lid, van de EG-verordening brandbeveiligingssystemen.

Paragraaf

2.6

Vergoeding aan de minister

Artikel

18

Hoofdstuk

3

Bedrijfscertificaten

Paragraaf

3.1

Aanvraag, verkrijgen, schorsen en intrekken bedrijfscertificaten

Artikel

19

Een bedrijf dat stationaire brandbeveiligingssystemen installeert of onderhoudt mag deze werkzaamheden uitsluitend verrichten indien het beschikt over een geldig bedrijfscertificaat dat is afgegeven door een keuringsinstantie.

Artikel

20

Artikel

21

Het bedrijfscertificaat vermeldt ten minste:

  • a.

    de naam van het bedrijf;

  • b.

    een registratienummer afgegeven door de keuringsinstantie;

  • c.

    de werkzaamheden, bedoeld in artikel 19, die degene die in het bezit is van het bedrijfscertificaat bevoegd is te verrichten;

  • d.

    de datum van afgifte en de ondertekening door een vertegenwoordiger van de keuringinstantie.

Artikel

22

Artikel

23

Artikel

24

De keuringsinstantie neemt bij de certificering, tussentijdse beoordeling en herkeuring van bedrijven, bedoeld in de artikelen 20 en 22 en de tijdelijke en definitieve intrekking van bedrijfscertificaten, bedoeld in artikel 23, de bepalingen die zijn neergelegd in bijlage II bij deze regeling in acht.

Paragraaf

3.2

Aanwijzing, taken en verplichtingen keuringinstantie

Artikel

25

De keuringinstantie is belast met het beoordelen van bedrijven in het kader van deze regeling, het afgeven van bedrijfscertificaten en het in voorkomende gevallen tijdelijk of definitief intrekken hiervan.

Artikel

26

Artikel

27

Artikel

28

Paragraaf

3.3

Schorsing en intrekking van aanwijzing keuringinstantie

Artikel

29

Artikel

30

Hoofdstuk

4

Overgangsregeling

Artikel

31

Hoofdstuk

5

Slotbepalingen

Artikel

32

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2010.

Artikel

33

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling gefluoreerde broeikasgassen brandbeveiligingssystemen.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag
De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, J.M.Cramer

Bijlage

I

, behorende bij artikel 12, derde lid

Het jaarverslag bestaat ten minste uit de volgende onderdelen:

  • 1.

    Een algemene beschrijving van de werkzaamheden van de exameninstelling.

  • 2.

    Voor wat betreft de examens in het afgelopen kalenderjaar wordt aangegeven:

    • a.

      het totaal aantal deelnemers aan de examens en herexamens, uitgesplitst naar de aard van de examens;

    • b.

      het aantal deelnemers per examen en herexamen;

    • c.

      het aantal collectieve en individuele examens en herexamens per examenlocatie.

  • 3.

    De resultaten van de interne controles en evaluaties in verband met de uitvoering van de regeling in het afgelopen kalenderjaar.

  • 4.

    Het aantal ontvangen klachten evenals de aard hiervan, de wijze waarop deze zijn afgehandeld en het aantal gegronde klachten in het afgelopen kalenderjaar.

  • 5.

    De relevante onderdelen van de jaarrekening over het afgelopen kalenderjaar waaronder de verantwoording van de tariefstelling van de exameninstelling.

Bijlage

II

, behorend bij artikel 24

1

Eisen voor het verkrijgen van een bedrijfscertificaat

Een bedrijf moet aan de volgende eisen voldoen om een bedrijfscertificaat te verkrijgen en te behouden:

  • 1.

    Een bedrijf beschikt over voldoende en adequaat gediplomeerd personeel in relatie tot het ter zake te verwachten werkaanbod (artikel 20, eerste lid, onder b). Een bedrijf beschikt over voldoende personeel met een adequaat diploma indien:

    • a.

      dit personeel inzetbaar is op het moment dat het werk zich aanbiedt(inzetbaarheid);en,

    • b.

      aan dit personeel ten aanzien van de werkzaamheden voorschriften kunnen worden gegeven door een bedrijf (aansturing); en,

    • c.

      een bedrijf te allen tijde aansprakelijk blijft voor het doen of nalaten van dit personeel (aansprakelijkheid); en

    • d.

      minimaal één van deze personen bij haar in dienst is met een arbeidsovereenkomst voor bepaalde of onbepaalde tijd, al dan niet in deeltijd.

    Indien een bedrijf een eenmanszaak betreft is het gestelde in de aanhef en onder a van overeenkomstige toepassing op de eigenaar.1Om te controleren of een bedrijf beschikt over ‘voldoende’ personeel in relatie tot het ter zake te verwachten werkaanbod, beoordeelt de keuringinstantie het huidige werkvolume en het verwachte werkvolume op het moment van de beoordeling.

  • 2.

    Een bedrijf beschikt over de ‘noodzakelijke procedures’ (artikel 20, eerste lid, onder c), waaronder wordt verstaan dat een bedrijf, afhankelijk van de aard van de te verwachten werkzaamheden, beschikt over één of meerdere van volgende beschreven en voor het personeel beschikbare procedures:

    • a.

      Procedure voor het installeren van het stationaire brandbeveiligingssysteem. Deze bevat minimaal de volgende punten:

      • een beschrijving van de adequate instrumenten waarmee bepaalde werkzaamheden in de procedure worden uitgevoerd;

      • voor elke procedurestap die een diploma vereist volgens artikel 2, eerste lid, wordt aangegeven dat deze alleen met het diploma mag worden uitgevoerd;

      • welke voorzieningen of technieken moeten worden toegepast tijdens de bouw van het stationaire brandbeveiligingssysteem ten behoeve van het voorkomen van lekkage zodra het stationaire brandbeveiligingssysteem in gebruik wordt genomen;

      • bepalingen voor het stationaire brandbeveiligingssysteem ten aanzien van het uitvoeren van lekcontroles overeenkomstig de EG-verordening standaardlekcontroles brandbeveiligingssystemen, zodra het stationaire brandbeveiligingssysteem hiermee is gevuld;

    • b.

      Procedure voor het onderhouden van het stationaire brandbeveiligingssysteem dat minder dan drie kilogram gefluoreerde broeikasgassen bevat. Deze omvat minimaal de volgende punten:

      • een beschrijving van de adequate instrumenten waarmee bepaalde werkzaamheden in de procedure worden uitgevoerd;

      • voor elke procedurestap die een diploma vereist volgens artikel 2, eerste lid, wordt aangegeven dat deze alleen met het diploma mag worden uitgevoerd;

      • wanneer en hoe de lekcontrole van het stationaire brandbeveiligingssysteem plaats zal vinden;

      • indien er sprake is van lekkage wordt de lekkage onverwijld hersteld en wordt de eigenaar of gebruiker van het stationaire brandbeveiligingssysteem er op geattendeerd dat deze het brandbeveiligingssysteem binnen een maand na herstel van de lekkage opnieuw moet laten controleren;

    • c.

      Procedure voor het onderhouden van het stationaire brandbeveiligingssysteem dat drie kilogram of meer gefluoreerde broeikasgassen bevat. Deze omvat minimaal de volgende punten:

      • een beschrijving van de adequate instrumenten waarmee bepaalde werkzaamheden in de procedure worden uitgevoerd;

      • voor elke procedurestap die een diploma vereist volgens artikel 2, eerste lid, wordt aangegeven dat deze alleen met het diploma mag worden uitgevoerd;

      • bepalingen voor het stationaire brandbeveiligingssysteem ten aanzien van het uitvoeren van lekcontroles overeenkomstig de EG-verordening standaardlekcontroles brandbeveiligingssystemen;

      • indien er sprake is van lekkage wordt de lekkage onverwijld hersteld en wordt de eigenaar of gebruiker van het stationaire brandbeveiligingssysteem er op geattendeerd dat deze het brandbeveiligingssysteem binnen een maand na herstel van de lekkage opnieuw moet laten controleren;

    • d.

      Procedure voor het bijhouden van een logboek bij het stationaire brandbeveiligingssysteem (altijd);

  • 3.

    Een bedrijf beschikt over ‘adequate’ instrumenten (artikel 20, eerste lid, onder c), Daaronder wordt verstaan: instrumenten die beschikbaar zijn voor het personeel en die voldoen aan de eisen gesteld in de relevante regelgeving (o.a. EG-verordening standaardlekcontroles brandbeveiligingssystemen). Dit betekent dat deze instrumenten een ijking en gevoeligheid kennen (uitgedrukt in druk, p.p.m., etc.) die minimaal aan deze eisen voldoen.

  • 4.

    Een bedrijf beschikt over ‘voldoende’ instrumenten (artikel 20, eerste lid, onder c). Daaronder wordt verstaan dat het personeel dat verondersteld wordt gelijktijdig met deze instrumenten te werken hier ook daadwerkelijk over kan beschikken.

2

Verlenen van een bedrijfscertificaat

De keuringsinstantie volgt de volgende procedure voor de verlening van een bedrijfscertificaat:

  • 1.

    De keuringsinstantie stelt een formulier beschikbaar voor het aanvragen van een bedrijfscertificaat. Dit formulier omvat een beschrijving van alle bepalingen en vereisten waaraan een aanvraag moet voldoen om als aanvraag ontvankelijk te zijn. Hierin zijn minimaal opgenomen:

    • a.

      de eisen, bedoeld in artikel 20, tweede lid;

    • b.

      bepalingen rond het verstrekken van gegevens ten aanzien van het te verwachten werkaanbod, uitgesplitst naar het soort werkzaamheden (installeren of onderhouden) en de omvang van de te installeren of te onderhouden stationaire brandbeveiligingssystemen.

  • 2.

    De keuringsinstantie beoordeelt of een bedrijf beschikt over:

    • a.

      voldoende personeel dat in het bezit is van een diploma als bedoeld in artikel 2, eerste lid, in relatie tot het verwachte werkaanbod voor de komende twaalf maanden, indien een bedrijf stationaire brandbeveiligingssystemen installeert of onderhoudt;

    • b.

      de noodzakelijke procedures conform de bepalingen, bedoeld in paragraaf 1;

    • c.

      voldoende en adequate instrumenten om de verwachte werkzaamheden en het verwachte werkvolume in overeenstemming met de procedures uit te voeren.

  • 3.

    De beoordeling van een bedrijf ten behoeve van de bedrijfscertificering is qua tijdsbesteding zodanig dat de keuringsinstantie in staat is deze op deugdelijke wijze uit te voeren.

  • 4.

    De keuringsinstantie legt de resultaten van de beoordeling ten behoeve van de bedrijfscertificering schriftelijke vast.

  • 5.

    De keuringsinstantie besluit tot het afgeven van een bedrijfscertificaat indien de resultaten van de beoordeling van de aanvraag positief zijn, dat wil zeggen dat is vastgesteld dat een bedrijf voldoet aan de voorwaarden voor het verkrijgen van een bedrijfscertificaat (artikel 20).

  • 6.

    Zodra de keuringsinstantie een bedrijf een bedrijfscertificaat heeft verleend, wordt dat bedrijf opgenomen in het betreffende register van de keuringsinstantie.

  • 7.

    De keuringsinstantie kan als sluitstuk van de bedrijfscertificering binnen zes maanden na afgifte van een bedrijfscertificaat de functionaliteit van de door een bedrijf opgestelde procedures bezien.

3

Tussentijdse beoordeling

De keuringsinstantie beoordeelt een bedrijf na de afgifte van een bedrijfscertificaat tussentijds, als volgt:

  • 1.

    De keuringsinstantie vraagt bij een bedrijf tijdig de gegevens en documenten op die nodig zijn om de tussentijdse beoordeling te kunnen uitvoeren.

  • 2.

    Ten behoeve van de tussentijdse beoordeling beoordeelt de keuringsinstantie:

    • a.

      of een bedrijf beschikt over voldoende personeel met een diploma als bedoeld in artikel 2, eerste lid, indien een bedrijf stationaire brandbeveiligingssystemen installeert of onderhoudt;

    • b.

      of het installeren en onderhouden, de lekcontroles en andere handelingen met gefluoreerde broeikasgassen in de afgelopen vierentwintig maanden zijn uitgevoerd door daartoe adequaat gediplomeerde personeel;

    • c.

      of de voor het personeel beschikbare procedures nog steeds voldoen aan de geldende regelgeving in het geval er wijzigingen in de procedures óf in de regelgeving zijn doorgevoerd in de afgelopen vierentwintig maanden;

    • d.

      of een bedrijf beschikt over voldoende en adequate instrumenten in het geval er een relevante toename van het werkvolume heeft plaatsgevonden of wordt verwacht voor de komende vierentwintig maanden, en of de genoemde instrumenten nog steeds in overeenstemming zijn met de geldende regelgeving;

  • 3.

    De tussentijdse beoordeling is qua tijdsbesteding zodanig dat de keuringsinstantie in staat is deze op deugdelijke wijze uit te voeren.

  • 4.

    De keuringsinstantie informeert een bedrijf schriftelijk over het resultaat van de beoordeling.

  • 5.

    Indien tijdens de tussentijdse beoordeling tekortkomingen zijn geconstateerd die niet direct leiden tot tijdelijke intrekking van een bedrijfscertificaat (zie paragraaf 5) bericht de keuringsinstantie een bedrijf schriftelijk dat het een periode van vier weken krijgt om de tekortkoming te herstellen.

  • 6.

    Indien de keuringsinstantie besluit tot het tijdelijk of definitief intrekken (zie paragraaf 5) van een bedrijfscertificaat bericht zij dit schriftelijk aan een bedrijf.

  • 7.

    Indien bij de tussentijdse beoordeling tekortkomingen waren geconstateerd, of indien een bedrijfscertificaat naar aanleiding van de tussentijdse beoordeling tijdelijk was ingetrokken en de tekortkoming nadien is hersteld, kan de keuringsinstantie als sluitstuk van de tussentijdse beoordeling binnen zes maanden na afloop van die beoordeling een aanvullende beoordeling uitvoeren.

4

Herkeuring

De keuringsinstantie herkeurt een bedrijf na afgifte van een bedrijfscertificaat als volgt:

  • 1.

    De keuringsinstantie vraagt tijdig bij een bedrijf de gegevens en documenten op die nodig zijn om de herkeuring te kunnen uitvoeren.

  • 2.

    Voor de herkeuring is paragraaf 2, onder 2 tot en met 4, en paragraaf 3, onder 4 tot en met 7, van overeenkomstige toepassing.

  • 3.

    De herkeuring wordt aangevuld met een beoordeling of het installeren en onderhouden, de lekcontroles en andere handelingen met gefluoreerde broeikasgassen in de afgelopen vierentwintig maanden zijn uitgevoerd door daartoe adequaat gediplomeerde personeel.

5

Tijdelijk en definitief intrekken van een bedrijfscertificaat

In de volgende gevallen wordt een bedrijfscertificaat tijdelijk of definitief ingetrokken (artikel 23, eerste lid, onder b):

  • 1.

    De keuringsinstantie besluit tot het tijdelijk intrekken van een bedrijfscertificaat indien bij de tussentijdse beoordeling of de herkeuring blijkt dat:

    • a.

      een geconstateerde tekortkoming die niet onmiddellijk leidde tot het tijdelijk intrekken van het bedrijfscertificaat niet binnen de door de keuringsinstantie gestelde hersteltermijn van vier weken is verholpen;

    • b.

      een bedrijf niet beschikt over een persoon die een diploma heeft als bedoeld artikel 2, eerste lid, en dat bedrijf stationaire brandbeveiligingssystemen installeert of onderhoudt;

    • c.

      een bedrijf geen van de noodzakelijke procedures, bedoeld in artikel 20, eerste lid, onder c, kan overleggen;

    • d.

      een bedrijf geen van de adequate instrumenten, bedoeld in artikel 20, eerste lid, onder c, beschikbaar heeft voor het betreffende personeel;

    • e.

      een bedrijf niet kan aantonen dat de afgelopen vierentwintig maanden voor de werkzaamheden waarvoor een diploma is vereist adequaat gediplomeerd personeel is ingezet.

  • 2.

    De keuringsinstantie besluit tot het tijdelijk intrekken van een bedrijfscertificaat indien bij een aanvullende beoordeling, bedoeld in paragraaf 3, onder 7, een eerder herstelde tekortkoming opnieuw wordt geconstateerd.

  • 3.

    Indien de keuringsinstantie besluit een bedrijfscertificaat tijdelijk in te trekken, bericht de keuringsinstantie dit schriftelijk aan een bedrijf en wordt het een termijn van maximaal acht weken gegeven om de geconstateerde tekortkoming ongedaan te maken.

  • 4.

    De keuringsinstantie besluit tot het definitief intrekken van een bedrijfscertificaat indien de tekortkoming niet meer ongedaan kan worden gemaakt of indien een bedrijf de tekortkoming die geleid heeft tot het tijdelijk intrekken van het certificaat niet binnen de door de keuringsinstantie gestelde termijn heeft verholpen.

  • 5.

    Indien de keuringsinstantie heeft besloten een bedrijfscertificaat definitief in te trekken bericht de keuringsinstantie dit schriftelijk aan een bedrijf.

Bijlage

III

, behorend bij artikel 26, eerste lid, onder d

Degene als bedoeld in artikel 26, eerste lid, onder d, die beoordelingen van bedrijven uitvoert, voldoet aan de volgende eisen:

A

Algemene eisen

Hij:

  • a.

    beschikt over relevante werkervaring met betrekking tot installatie en onderhoud van stationaire brandbeveiligingssystemen;

  • b.

    beschikt over goede sociale en communicatieve vaardigheden;

  • c.

    is accuraat, doortastend en zelfstandig;

  • d.

    heeft verantwoordelijkheidsbesef;

  • e.

    heeft een representatief voorkomen, en

  • f.

    is klantgericht, flexibel en integer.

B

Specifieke eisen voor de doorlichting van de bedrijfsvoering

Hij:

  • a.

    heeft een opleiding op HBO-niveau met goed gevolg afgelegd of heeft een opleiding op MBO-niveau met goed gevolg afgelegd en beschikt over werkervaring op HBO-niveau;

  • b.

    heeft bedrijfskundig inzicht;

  • c.

    heeft kennis van administratieve en organisatorische procedures;

  • d.

    heeft relevante kennis van wet- en regelgeving op het gebied van gefluoreerde broeikasgassen en stationaire brandbeveiligingssystemen;

  • e.

    beschikt over basiskennis van stationaire brandbeveiligingssystemen verkregen door opleiding of ervaring, en

  • f.

    heeft minimaal één jaar ervaring met controle- en auditwerkzaamheden.

Bijlage

IV

, behorend bij artikel 28, derde lid

Het jaarverslag bestaat ten minste uit de volgende onderdelen:

  • 1.

    Een algemene beschrijving van de werkzaamheden van de keuringsinstantie.

  • 2.

    Voor wat betreft de afgifte van bedrijfscertificaten in het afgelopen kalenderjaar wordt voor dat jaar aangegeven:

    • a.

      het aantal afgegeven bedrijfscertificaten;

    • b.

      het totaal aantal opgenomen bedrijven in het register per 31 december;

    • c.

      het aantal en de resultaten van de tussentijdse beoordelingen respectievelijk herkeuringen inclusief de aanvullende beoordelingen;

    • d.

      het aantal tijdelijk ingetrokken bedrijfscertificaten uitgesplitst naar de redenen van intrekking;

    • e.

      het aantal definitief ingetrokken bedrijfscertificaten uitgesplitst naar de redenen van intrekking.

  • 3.

    Het aantal en de aard van de ontvangen bezwaren evenals de korte inhoud van de ter zake genomen besluiten in het afgelopen kalenderjaar.

  • 4.

    Het aantal en de aard van de ontvangen beroepen en de korte inhoud van door de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State ter zake gedane uitspraken in het afgelopen kalenderjaar.

  • 5.

    Het aantal ontvangen klachten evenals de aard hiervan, de wijze waarop deze zijn afgehandeld en het percentage gegronde klachten in het afgelopen kalenderjaar.

  • 6.

    De relevante onderdelen van de jaarrekening waaronder de verantwoording van de tariefstelling van de keuringsinstantie.