Besluit van 26 november 2009, houdende regels ter uitvoering van de Dienstenwet met betrekking tot het centraal loket (Dienstenbesluit centraal loket)
Dienstenbesluit centraal loket
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Economische Zaken van 15 mei 2009, nr. WJZ / 9082391;
Gelet op de artikelen 6, 8 en 21 van richtlijn nr. 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 12 december 2006 betreffende de diensten op de interne markt (PbEU L 376), en artikel 5, derde lid, van de Dienstenwet;
De Raad van State gehoord (advies van 3 juni 2009, nr. W10.09.0158/III);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Economische Zaken van 23 november 2009, nr. WJZ / 9207240;
Hebben goedgevonden en verstaan:
§
1
Begripsbepalingen
Artikel
1
In dit besluit wordt verstaan onder:
bijstandsbericht: een informatieverzoek als bedoeld in artikel 23 van de Dienstenwet of een bericht dat tot afhandeling daarvan dient;
procedurebericht: een bericht dat op procedures en formaliteiten betrekking heeft.
§
2
Het centraal loket ten behoeve van de transactiefunctie
Artikel
2
Het centraal loket is zodanig ingericht dat:
a.
een bevoegde instantie of een dienstverrichter kan beschikken over een aansluiting op dat loket met behulp waarvan procedureberichten via dat loket verzonden en ontvangen kunnen worden;
b.
een bevoegde instantie of een dienstverrichter via het centraal loket ook een procedurebericht kan verzenden of ontvangen, indien door die bevoegde instantie of dienstverrichter daaraan een functionaliteit is verbonden die de betrouwbaarheid of vertrouwelijkheid van dat bericht vergroot;
c.
de ononderbroken werking van het centraal loket zo goed mogelijk wordt gewaarborgd, ook tijdens werkzaamheden betreffende onderhoud, vervanging of uitbreiding van voorzieningen die van het centraal loket deel uitmaken;
d.
de kans op onvoorziene storingen in de werking van het centraal loket zo klein mogelijk is en de gevolgen daarvan zo spoedig mogelijk ongedaan worden gemaakt;
e.
indien op grond van artikel 13, tweede lid, van de Dienstenwet, bij ministeriële regeling regels worden gesteld inzake vernietigingstermijnen van via het centraal loket verzonden berichten, die binnen dit loket aanwezige berichten na het verstrijken van de daarop toepasselijke termijnen onverwijld worden vernietigd;
f.
doorzending van berichten tussen bevoegde instanties via dat loket mogelijk is.
Artikel
3
Het centraal loket is zodanig ingericht dat de aansluiting van een dienstverrichter op dat loket een uitsluitend voor hem toegankelijke elektronische omgeving biedt waar in ieder geval:
a.
ieder via het centraal loket verzonden en aan hem geadresseerd procedurebericht wordt ontvangen;
b.
een afschrift aanwezig is van elk door de dienstverrichter via het centraal loket verzonden procedurebericht;
c.
de berichten, bedoeld onder a en b, door hem kunnen worden ingezien, kunnen worden vernietigd of ongewijzigd kunnen worden overgebracht naar een systeem voor gegevensverwerking buiten het centraal loket, zolang een vernietigingstermijn als bedoeld in artikel 2, onder e, niet is verstreken.
Artikel
4
1
Het centraal loket is zodanig ingericht dat de aansluiting van een bevoegde instantie op dat loket haar in staat stelt via het loket verzonden of ontvangen procedureberichten te verwerken.
2
Het centraal loket is zodanig ingericht dat een door een bevoegde instantie vastgesteld formulier dat op procedures en formaliteiten betrekking heeft binnen dit loket voor verzending door dienstverrichters toegankelijk wordt gemaakt, indien:
a.
dienstverrichters bij de afwikkeling van procedures en formaliteiten op het gebruik van het formulier zijn aangewezen doordat een bevoegde instantie het gebruik er van heeft voorgeschreven, en
b.
een bevoegde instantie het formulier zelf elektronisch toegankelijk heeft gemaakt voor gebruik, maar niet op zodanige wijze dat verzending daarvan op enigerlei wijze via het centraal loket mogelijk is.
Artikel
5
1
Het centraal loket is zodanig ingericht dat het tijdstip wordt geregistreerd waarop een procedurebericht:
a.
een binnen het centraal loket voor een dienstverrichter respectievelijk een bevoegde instantie toegankelijke elektronische omgeving bereikt, indien een dienstverrichter respectievelijk een bevoegde instantie het procedurebericht daarnaar heeft verzonden;
b.
het centraal loket verlaat, indien een dienstverrichter het procedurebericht via het centraal loket heeft verzonden naar een systeem voor gegevensverwerking buiten het centraal loket.
2
Het centraal loket is zodanig ingericht dat het geregistreerde tijdstip, bedoeld in het eerste lid, onder a of b, op een voor de ontvanger toegankelijke wijze aan het procedurebericht wordt gehecht.
3
Het centraal loket is zodanig ingericht dat aan de ontvanger van een procedurebericht, bedoeld in het eerste lid, onder a, onverwijld mededeling wordt gedaan van de aanwezigheid van dat bericht in de elektronische omgeving binnen het centraal loket die het na verzending heeft bereikt.
4
Het centraal loket is zodanig ingericht dat het eerste tot en met derde lid van overeenkomstige toepassing is op het doorzenden van berichten tussen bevoegde instanties.
§
3
Het centraal loket ten behoeve van de bijstandsfunctie
Artikel
6
De artikelen 2, 3 en 5, zijn tevens van toepassing op het via het centraal loket kunnen verzenden en ontvangen van een bijstandsbericht, met dien verstande dat voor «een bevoegde instantie» telkens wordt gelezen: Onze Minister, voor «dienstverrichter»: zakelijke afnemer, en voor «procedurebericht»: bijstandsbericht.
§
4
De beveiliging van het centraal loket
Artikel
7
1
Het centraal loket is zodanig ingericht dat de nodige maatregelen van technische en organisatorische aard zijn getroffen ter beveiliging van de in het centraal loket opgenomen gegevens tegen verlies of aantasting van deze gegevens en tegen onbevoegde kennisneming, opneming, wijziging, verwijdering of verstrekking van deze gegevens.
2
Het centraal loket is zodanig ingericht dat de nodige maatregelen van technische en organisatorische aard zijn getroffen ter beveiliging van het centraal loket tegen onbevoegd gebruik en belemmering van de goede werking van dat loket.
3
De maatregelen, bedoeld in het eerste en tweede lid, hebben in ieder geval betrekking op:
a.
de personen die werkzaam zijn voor Onze Minister;
b.
de toegang tot het centraal loket, met inbegrip van verbindingen die tot het centraal loket toegang bieden;
c.
de toegang tot gebouwen en ruimten waar apparatuur en programmatuur die van het centraal loket deel uitmaken, aanwezig zijn;
d.
de apparatuur en de programmatuur van het centraal loket;
e.
de gegevens en het beheer van de gegevens die in het centraal loket zijn opgenomen;
f.
het voorkomen van calamiteiten en het afhandelen daarvan.
4
Het centraal loket is zodanig ingericht dat indien de maatregelen, bedoeld in het eerste tot en met het derde lid, tot gevolg hebben dat verzending of ontvangst van een procedure- of bijstandsbericht via het centraal loket wordt verhinderd, daarvan onverwijld mededeling wordt gedaan aan de afzender van het bericht.
5
De maatregelen, bedoeld in het eerste tot en met het derde lid, strekken niet tot het herstellen van een procedure- of bijstandsbericht dat wordt aangetast of verloren dreigt te raken door andere van datzelfde bericht deel uitmakende gegevens.
6
Indien Onze Minister constateert dat de ononderbroken of goede werking van het centraal loket als voorziening in gevaar is of dreigt te komen, wordt daarvan zo spoedig mogelijk mededeling gedaan aan alle op het centraal loket aangesloten dienstverrichters en bevoegde instanties.