Besluit van 30 november 2009 houdende regels met betrekking tot het beheer en gebruik van watersystemen (Waterbesluit)

Waterbesluit

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat van 17 februari 2009, nr. CEND/HDJZ-2009/132 Sector WAT, Hoofddirectie Juridische Zaken, gedaan in overeenstemming met Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer;
De Raad van State gehoord (advies van 5 juni 2009, nr. W09.09.0044/IV);
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat van 24 november 2009, nr. CEND/HDJZ-2009/1305 sector WAT, Hoofddirectie Juridische Zaken, uitgebracht in overeenstemming met Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk

1

Algemene bepalingen

§

1

Begripsbepalingen

Artikel

1.1

§

2

Stroomgebieddistricten

Artikel

1.2

Hoofdstuk

2

Doelstellingen en normen

§

1

Rangorde bij watertekorten

Artikel

2.1

Artikel

2.2

Onverminderd artikel 2.1, kunnen bij of krachtens provinciale verordening voor regionale wateren nadere regels worden gesteld ten aanzien van de verdeling van het beschikbare water over de in artikel 2.1, vierde en vijfde lid, genoemde behoeften in geval van een watertekort.

§

2

Meten en beoordelen

Artikel

2.3

Hoofdstuk

3

Organisatie van het waterbeheer

§

1

Toedeling beheer

Artikel

3.1

Artikel

3.2

Het beheer van de primaire waterkeringen en andere waterkeringen die zijn vermeld in bijlage III bij dit besluit berust bij het Rijk.

§

2

Begrenzing oppervlaktewaterlichamen en aanwijzing drogere oevergebieden

Artikel

3.3

Bij regeling van Onze Minister en Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer worden:

  • a.

    de grenzen van de in artikel 3.1 van dit besluit bedoelde oppervlaktewaterlichamen vastgesteld;

  • b.

    de drogere oevergebieden aangewezen die zijn gelegen binnen bepaalde in artikel 3.1 van dit besluit bedoelde oppervlaktewaterlichamen.

§

3

Regels met betrekking tot het verstrekken van informatie

Artikel

3.4

Hoofdstuk

4

Plannen

§

1

Het nationale waterplan

Artikel

4.1

Artikel

4.2

In afwijking van artikel 4.1, eerste lid, geldt een termijn van zes weken voor het naar voren brengen van zienswijzen op het ontwerp van tussentijdse wijzigingen van het nationale waterplan, voor zover die wijzigingen geen betrekking hebben op een stroomgebiedbeheerplan of overstromingsrisicobeheerplan.

Artikel

4.3

Artikel

4.4

Bij de voorbereiding van het nationale waterplan raadplegen Onze Ministers:

  • a.

    vertegenwoordigers uit de kring van de provincies, de waterschappen en de gemeenten;

  • b.

    ten aanzien van stroomgebiedbeheerplannen en overstromingsrisicobeheerplannen: gedeputeerde staten van de provincies en het dagelijks bestuur van de waterschappen, op wiens grondgebied het Nederlandse deel van het stroomgebieddistrict mede is gelegen;

  • c.

    ten aanzien van de uitvoering van de kaderrichtlijn water en de richtlijn overstromingsrisico’s: de bevoegde autoriteiten van andere staten in de stroomgebieddistricten Rijn, Maas, Schelde en Eems;

  • d.

    ten aanzien van het Noordzeebeleid: de bevoegde autoriteiten van andere staten betrokken bij dat beleid.

Artikel

4.5

Artikel

4.6

Artikel

4.7

Onze Ministers leggen in het nationale waterplan de functie drinkwateronttrekking vast voor de rijkswateren die worden gebruikt voor de onttrekking van voor menselijke consumptie bestemd water en van waaruit dagelijks meer dan 10 m3 water wordt onttrokken, dan wel van waaruit water wordt onttrokken ten behoeve van meer dan 50 personen.

Artikel

4.8

Artikel

4.9

§

2

Regionale waterplannen

Artikel

4.10

Een regionaal waterplan omvat mede:

  • a.

    de aanwijzing van regionale oppervlaktewaterlichamen in de zin van de kaderrichtlijn water die niet in beheer zijn bij het Rijk, waarbij kunstmatige of sterk veranderde oppervlaktewaterlichamen worden aangewezen overeenkomstig artikel 4, derde lid, van die richtlijn;

  • b.

    de aanwijzing van grondwaterlichamen in de zin van de kaderrichtlijn water.

Artikel

4.11

Artikel

4.12

Artikel

4.13

Indien internationale verplichtingen of bovenregionale belangen dat noodzakelijk maken, kunnen bij ministeriële regeling regels worden gesteld over de inhoud van regionale waterplannen.

§

3

Beheerplannen

Artikel

4.14

Artikel

4.15

Bij de voorbereiding van het beheerplan voor de rijkswateren raadpleegt Onze Minister:

  • a.

    gedeputeerde staten van de provincies op wiens grondgebied de rijkswateren of een gedeelte daarvan, waarop het plan betrekking heeft, zijn gelegen;

  • b.

    het dagelijks bestuur van de waterschappen die watersystemen beheren die samenhangen of samen kunnen hangen met de rijkswateren of een gedeelte daarvan waarop het plan betrekking heeft;

  • c.

    de bevoegde Belgische, Duitse en Britse autoriteiten, voor zover het plan betrekking heeft op grensvormende of grensoverschrijdende wateren.

Artikel

4.16

Artikel

4.17

Voor zover het nationale waterplan voorziet in aanvullende toekenning van de functie zwemwater in het beheerplan voor de rijkswateren, is artikel 4.8 van overeenkomstige toepassing op die toekenning, met dien verstande dat voor «Onze Ministers» wordt gelezen: Onze Minister.

Artikel

4.18

Indien internationale verplichtingen of bovenregionale belangen dat noodzakelijk maken, kunnen bij ministeriële regeling regels worden gesteld over de inhoud van beheerplannen.

Hoofdstuk

5

Beheer van waterstaatswerken

§

1

Vrijstelling leggerplicht

Artikel

5.1

Van de in artikel 5.1, eerste lid, van de wet bedoelde verplichtingen wordt vrijstelling verleend met betrekking tot de oppervlaktewaterlichamen Noordzee, Waddenzee, Westerschelde en IJsselmeer.

§

2

Aanwijzing rijkswateren peilbesluit

Artikel

5.2

§

3

Regels ten aanzien van het calamiteitenplan

Artikel

5.3

Het door de beheerder vast te stellen calamiteitenplan, bedoeld in artikel 5.29 van de wet, bevat ten minste:

  • a.

    een overzicht van de soorten calamiteiten die zich in de watersystemen of onderdelen daarvan kunnen voordoen, waaronder een inventarisatie van de daarmee gepaard gaande risico’s;

  • b.

    een overzicht van te nemen maatregelen, met inbegrip van de maatregelen die voortkomen uit de voor de betreffende watersystemen geldende overstromingsrisicobeheerplannen, en het beschikbare materieel, benodigd om de onderscheidene calamiteiten het hoofd te bieden;

  • c.

    een overzicht van de diensten, instanties en organisaties, die bij gevaar kunnen worden ingeschakeld;

  • d.

    een beschrijving van het moment en de wijze van het door de beheerder informeren van burgemeesters en wethouders van de gemeenten waarbinnen de watersystemen of onderdelen daarvan zijn gelegen;

  • e.

    een schema met betrekking tot de calamiteitenorganisatie van de beheerder;

  • f.

    een meld- en alarmeringsprocedure;

  • g.

    een overzicht waaruit blijkt op welke wijze de beheerder de kwaliteit van de calamiteitenorganisatie waarborgt.

Hoofdstuk

6

Handelingen in watersystemen

§

1

Algemeen

Artikel

6.1

In dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • bedrijfsafvalwater: afvalwater dat vrijkomt bij door de mens bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, ondernomen bedrijvigheid, dat geen huishoudelijk afvalwater, afvloeiend hemelwater of grondwater is;

  • bouwen: bouwen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel a, van de Woningwet;

  • emissiegrenswaarde: emissiegrenswaarde als bedoeld in artikel 2, onderdeel 40, van de kaderrichtlijn water;

  • huishoudelijk afvalwater: afvalwater dat overwegend afkomstig is van menselijke stofwisseling en huishoudelijke werkzaamheden;

  • inwoner-equivalent (i.e.): biochemisch zuurstofverbruik van 54 gram per etmaal;

  • totaal-stikstof: om van totaal Kjeldahl-stikstof (organisch N + NH3), nitraat (NO3)-stikstof en nitriet (NO2)-stikstof;

  • zuiveringsrendement: percentage van het totaal-fosfaat onderscheidenlijk totaal-stikstof dat uit het stedelijk afvalwater wordt verwijderd dat op de onder de zorg van eenzelfde bestuursorgaan staande gezamenlijke zuiveringtechnische werken wordt aangevoerd.

Artikel

6.1a

Bij het verlenen van een watervergunning houdt het bevoegd gezag rekening met de ingevolge de artikelen 4.1, 4.4 en 4.6 van de wet vastgestelde plannen, die betrekking hebben op het betreffende watersysteem of onderdeel daarvan.

§

2

Algemene bepalingen over het lozen

Artikel

6.2

Indien internationale verplichtingen dat noodzakelijk maken, kan bij ministeriële regeling worden bepaald dat:

  • a.

    in een vergunning als bedoeld in artikel 6.2 van de wet wordt bepaald dat zij geldt voor een bij die vergunning vast te stellen termijn van ten hoogste een bij die regeling vast te stellen aantal jaren;

  • b.

    het bevoegd gezag met een bij die regeling vast te stellen frequentie beziet of een vergunning als bedoeld in artikel 6.2 van de wet nog toereikend is, gezien de ontwikkelingen op het gebied van de technische mogelijkheden tot bescherming van het milieu en de ontwikkelingen met betrekking tot de kwaliteit van het milieu.

Artikel

6.3

Indien internationale verplichtingen dat noodzakelijk maken, kunnen bij ministeriële regeling emissiegrenswaarden worden vastgesteld voor het lozen van stoffen in een oppervlaktewaterlichaam of op een zuiveringtechnisch werk. Bij die regeling kunnen tevens regels worden gesteld ten aanzien van het meten van die stoffen.

Artikel

6.3a

Bij ministeriële regeling worden regels gesteld over het lozen van afvalwater van rookgasreiniging. Deze regels omvatten mede een instructie aan het bevoegd gezag omtrent de aan een vergunning te verbinden voorschriften en beperkingen.

§

3

Het brengen van stedelijk afvalwater in oppervlaktewaterlichamen

Artikel

6.4

Artikel

6.5

Artikel

6.6

In afwijking van artikel 6.5, eerste lid, kan het bevoegd gezag aan de vergunning voor een zuiveringtechnisch werk hogere grenswaarden verbinden voor de parameters totaal-fosfor en totaal-stikstof, indien het zuiveringsrendement ten minste 75 procent bedraagt en het een zuiveringtechnisch werk betreft:

  • a.

    dat vóór 1 januari 1991 in bedrijf is genomen en waarvan de capaciteit op of na 1 januari 1991 niet of met niet meer dan 25 procent is uitgebreid;

  • b.

    dat vóór 1 januari 1991 in bedrijf is genomen en ten aanzien waarvan ten behoeve van het uitbreiden van de capaciteit met meer dan 25 procent vóór 1 januari 1991 een bouwvergunning in de zin van de Woningwet is aangevraagd;

  • c.

    dat vóór 1 september 1992 in bedrijf is genomen en ten behoeve van het bouwen waarvan vóór 1 januari 1991 een bouwvergunning in de zin van de Woningwet is aangevraagd; of

  • d.

    met een ontwerpcapaciteit van minder dan 20.000 inwoner-equivalenten.

Artikel

6.7

§

4

Verontreinigende handelingen in het zeegebied

Artikel

6.8

Artikel

6.9

Artikel

6.10

§

5

Melden en meten van onttrekkingen en infiltraties

Artikel

6.11

§

6

Gebruik van rijkswaterstaatswerken

Artikel

6.12

Artikel

6.13

Artikel

6.14

Artikel

6.15

Artikel

6.16

§

7

Brengen of onttrekken van water

Artikel

6.17

Het is in bij ministeriële regeling te bepalen gevallen verboden zonder vergunning van Onze Minister als bedoeld in artikel 6.5 van de wet water te brengen in of te onttrekken aan oppervlaktewaterlichamen in beheer bij het Rijk.

Artikel

6.18

Artikel

6.19

Degene die water brengt in of onttrekt aan oppervlaktewaterlichamen in beheer bij het Rijk, waarvoor geen vergunning is vereist krachtens artikel 6.17, doet daarvan in bij ministeriële regeling te bepalen gevallen melding aan Onze Minister, volgens bij die regeling te stellen regels. Bij de regeling kunnen mede regels worden gesteld met betrekking tot het uitvoeren van metingen, het registreren van gegevens en het doen van opgave daarvan aan Onze Minister.

§

8

Nadere bepalingen omtrent de watervergunning

Artikel

6.20

Artikel

6.21

Artikel

6.22

Artikel

6.23

Hoofdstuk

7

Financiële bepalingen

§

1

Grondwaterheffing

Artikel

7.1

Van grondwaterheffing zijn vrijgesteld onttrekkingen van grondwater:

  • a.

    door of vanwege overheidslichamen ten behoeve van de vervulling van taken op grond van de wet;

  • b.

    ten behoeve van een bodemenergiesysteem door middel van een inrichting waarbij grondwater wordt onttrokken en het water vervolgens in een gesloten systeem weer volledig wordt teruggebracht in hetzelfde watervoerende pakket als waaraan het is onttrokken, in overeenstemming met de voorwaarden welke daartoe zijn gesteld in de vergunning die voor het onttrekken van grondwater ingevolge de wet is verleend;

  • c.

    ten behoeve van een bodem- of grondwatersaneringsproject;

  • d.

    ten behoeve van landijsbanen;

  • e.

    ten behoeve van de ontwatering of afwatering van gronden;

  • f.

    door middel van een oevergrondwaterwinning.

Artikel

7.2

Hoofdstuk

8

Overgangs- en slotbepalingen

§

1

Overgangsbepalingen

Artikel

8.1

De maatregelen, bedoeld in artikel 11 van de kaderrichtlijn water, die zijn opgenomen in een plan als bedoeld in de artikelen 4.1, 4.4 of 4.6 van de wet dat betrekking heeft op de jaren 2010 tot 2015, dienen uiterlijk op 22 december 2012 operationeel te zijn.

Artikel

8.2

De eerste overstromingsrisicobeheerplannen die betrekking hebben of mede betrekking hebben op het Nederlandse grondgebied worden uiterlijk op 22 december 2015 vastgesteld.

Artikel

8.3

Artikel

8.4

Artikel

8.7

§

2

Slotbepalingen

Artikel

8.8

De artikelen van dit besluit treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Artikel

8.9

Dit besluit wordt aangehaald als: Waterbesluit.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage
Beatrix
De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat, J. C. Huizinga-Heringa
De Minister van Justitie, E. M. H. Hirsch Ballin

Bijlage

I

Onderlinge grenzen stroomgebieddistricten Eems, Rijn, Maas en Schelde (Bijlage bij artikel 1.2 van het Waterbesluit)

Bijlage

II

Oppervlaktewaterlichamen in rijksbeheer (Bijlage bij de artikelen 1.1 en 3.1 van het Waterbesluit)

1

Hoofdwateren

a

de zee, grote estuaria en daarmee verbonden wateren

  • de territoriale wateren en de Nederlandse exclusieve economische zone van de Noordzee;

  • Waddenzee;

  • Eems, Dollard;

  • Westerschelde, Kanaal van Gent naar Terneuzen;

  • Oosterschelde, Kanaal door Zuid-Beveland;

  • Grevelingenmeer;

  • Volkerak-Zoommeer, Bathse Spuikanaal, Schelde-Rijnverbinding;

  • Hollandsch Diep, Haringvliet, Wantij, Vlij, Rietbaan, Strooppot;

b

het IJsselmeer en daarmee verbonden wateren

  • IJsselmeer (met inbegrip van Ketelmeer en Zwarte Meer), Markermeer (met inbegrip van Gouwzee en IJmeer), Randmeren (met inbegrip van Gooimeer, Eemmeer, Wolderwijd, Nijkerkernauw, Nuldernauw, Veluwemeer, Drontermeer en Vossemeer);

c

de Rijn en daarmee verbonden wateren

  • Pannerdensch Kanaal, Nederrijn, Lek, Nieuwe Maas, Nieuwe Waterweg, Maasmond, Calandkanaal, Breediep, Hollandsche IJssel van Krimpen aan de IJssel tot de Waaiersluis bij Gouda;

  • Beneden Merwede, Noord, Dordtsche Kil, Oude Maas, Spui;

  • Lekkanaal, Amsterdam-Rijnkanaal, Afgesloten IJ, Buiten IJ, Noordzeekanaal, Buitenhaven van IJmuiden;

  • Boven-Rijn, Bijlandsch Kanaal, Waal, Boven Merwede, Nieuwe Merwede;

d

de IJssel en daarmee verbonden wateren

  • IJssel;

  • Twentekanalen;

  • Zwarte Water, Zwolle-IJsselkanaal;

e

de Maas en daarmee verbonden wateren

  • Maas, Verbindingskanaal Bossche Veld, Afleidingskanaal Maastricht, Zuid-Willemsvaart (Limburgse tak), Bergsche Maas, Heusdensch Kanaal, Afgedamde Maas, Amer, Brabantse, Dordtsche en Sliedrechtse Biesbosch;

  • Julianakanaal, Lateraal kanaal, Maas-Waalkanaal, Kanaal van St. Andries;

  • Wilhelminakanaal, met inbegrip van de Amertak, Zuid-Willemsvaart (Brabantse tak), Kanaal Wessem-Nederweert.

2

Andere wateren dan hoofdwateren

2.1

in de provincie Groningen:

  • alle in het Groningse deel van het Lauwersmeergebied gelegen oppervlaktewaterlichamen;

  • de watergangen en sloten langs waterkeringen en sluizen in beheer bij het Rijk.

2.2

in de provincie Friesland:

  • alle in het Friese deel van het Lauwersmeergebied gelegen oppervlaktewaterlichamen;

  • de watergangen en sloten langs waterkeringen en sluizen in beheer bij het Rijk.

2.3

in de provincie Drenthe:

  • de watergangen en sloten langs waterkeringen en sluizen in beheer bij het Rijk.

2.4

in de provincie Overijssel:

  • het Meppelerdiep;

  • de watergangen en sloten langs waterkeringen en sluizen in beheer bij het Rijk.

2.5

in de provincie Gelderland:

  • de watergangen en sloten langs waterkeringen en sluizen in beheer bij het Rijk.

2.6

in de provincie Utrecht:

  • het Merwedekanaal;

  • de gekanaliseerde Hollandsche IJssel.

2.7

in de provincie Noord-Holland:

  • het Merwedekanaal;

  • de Muidertrekvaart vanaf het Amsterdam-Rijnkanaal tot aan de schotbalkkering;

  • de Diemen aan de oostzijde van het Amsterdam-Rijnkanaal;

  • het Nieuwe Diep ten oosten van het Amsterdam-Rijnkanaal (Boven Diep);

  • de watergangen en sloten langs waterkeringen en sluizen in beheer bij het Rijk.

2.8

in de provincie Zuid-Holland:

  • het Vuile Gat in het Haringvliet;

  • Mallegat Oost, gelegen bij de splitsing Dordtse kil en Oude Maas;

  • de zeegeul naar het Haringvliet, genaamd het Slijkgat;

  • de Sliksloot;

  • het Zuiderdiepje;

  • alle inliggende oppervlaktewaterlichamen op Tiengemeten;

  • de gekanaliseerde Hollandsche IJssel;

  • de watergangen en sloten langs waterkeringen en sluizen in beheer bij het Rijk.

2.9

in de provincie Zeeland:

  • de oostelijke en westelijke rijkswaterleiding in Oost-Zeeuws-Vlaanderen;

  • het Veerse Meer;

  • kanaal Sluis-Brugge;

  • de watergangen en sloten langs waterkeringen en sluizen in beheer bij het Rijk.

2.10

in de provincie Noord-Brabant:

  • Gekanaliseerde Dieze, Kanaal Engelen-Henriéttewaard, Oude Maasje en Zuiderkanaal, Markkanaal;

  • de Bakkerskil;

  • de vaargeul naar de sluis in de Rode Vaart (nabij haven Moerdijk);

  • de havens, kreken en killen bij Gors d’n Anwas, ter hoogte van Woudrichem;

  • de watergangen en sloten langs waterkeringen en sluizen in beheer bij het Rijk.

2.11

in de provincie Limburg

  • de Noordervaart en de Voedingskanalen van de Zuid-Willemsvaart in Midden-Limburg en Maastricht.

Bijlage

III

Waterkeringen in beheer bij het Rijk (Bijlage bij artikel 3.2 van het Waterbesluit)

1

Primaire waterkeringen

  • duinwaterkeringen (en aansluitingen) op Ameland, Terschelling en Vlieland;

  • de Waddenzeedijken op Vlieland;

  • Afsluitdijk;

  • Houtribdijk;

  • Nijkerkersluis;

  • Roggebotsluis;

  • Meppelerdiep-keersluis;

  • Grote Kolksluis;

  • Gemaal Zedemüden;

  • Spooldersluis;

  • Westelijke kanaaldijk Amsterdam-Rijnkanaal en Lekkanaal tussen Amsterdam en Nieuwegein, vanaf km 1.000 tot en met km 45.000;

  • Prinses Beatrixsluizen (Nieuwegein);

  • Koninginnensluizen (Nieuwegein);

  • Prinses Irenesluizen (Wijk bij Duurstede);

  • Prinses Marijkesluizen (Rijswijk);

  • Prins Berhardsluizen (Tiel);

  • Waaiersluis (Gouda);

  • Noordzeesluizencomplex (IJmuiden);

  • sluizencomplex Schellingwoude (Amsterdam);

  • Marken;

  • Zuider IJdijk;

  • stormvloedkering Nieuwe Waterweg en Europoortkering I;

  • Europoortkering II en Hartelkering;

  • stormvloedkering Hollandsche IJssel;

  • Haringvlietkering;

  • Hellegatsdam en Volkeraksluizen;

  • Biesboschsluis;

  • Wilhelminasluis en Afsluitdijk Andel;

  • Brouwersdam;

  • Oosterscheldekering;

  • Veersedam;

  • Zandkreekdam;

  • Grevelingendam;

  • Philipsdam;

  • Krabbenkreekdam;

  • Oesterdam;

  • Sluizen Hansweert;

  • waterkering veerhaven Kruiningen;

  • Bathse spuisluis;

  • Kreekrakpolder;

  • waterkering veerhaven Breskens;

  • kaden Handelshaven Breskens;

  • waterkering sluizen Terneuzen;

  • waterkering Scheldeboulevard Terneuzen;

  • waterkering voormalige Veerhaven Terneuzen;

  • waterkering Veerhaven Perkpolder;

  • Marksluis;

  • Westelijke kanaaldijk Afwateringskanaal 's-Hertogenbosch Drongelen;

  • sluis Engelen;

  • sluis St. Andries;

  • sluiscomplex Weurt;

  • sluiscomplex Heumen;

  • sluis Limmel;

  • sluis Bosscherveld.

2

Andere dan primaire keringen

  • regionale keringen Twentekanalen;

  • oostelijke dijk Amsterdam Rijnkanaal en Lekkanaal;

  • westelijke dijk Amsterdam Rijnkanaal vanaf splitsing Lekkanaal tot aan Wijk bij Duurstede;

  • de westelijke en oostelijke dijk langs het Amsterdam Rijnkanaal, gelegen tussen de Lek en de Waal (tussen de Prinses Marijke- en de Prins Bernardsluizen);

  • voorlanddijken Texel: Bolwerk Robbengat, Zanddijk polder Robbenjager, Dijk Polder ’t Horntje (NH);

  • waterkeringen langs het Kanaal van Gent naar Terneuzen;

  • kanaaldijken Zuid-Willemsvaart;

  • kanaaldijken Markkanaal;

  • kanaaldijken Wilheminakanaal;

  • kanaaldijken Wessem – Nederweert;

  • dijk langs A2 bij den Bosch;

  • kanaaldijken Maas-Waalkanaal (oost en west);

  • kanaaldijken Julianakanaal (oost en west).