Artikel
1
1
Onze Minister kan ten behoeve van cultuuruitingen als bedoeld in artikel 4 van de Wet op het specifiek cultuurbeleid projectsubsidies verstrekken.
Hebben goedgevonden en verstaan:
Onze Minister kan ten behoeve van cultuuruitingen als bedoeld in artikel 4 van de Wet op het specifiek cultuurbeleid projectsubsidies verstrekken.
Een subsidie of een specifieke uitkering als bedoeld in artikel 5 ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld, wordt verleend onder de voorwaarde, bedoeld in artikel 4:34, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld met betrekking tot subsidieverstrekking als bedoeld in artikel 1 van dit besluit en de artikelen 4a, 4b en 4c van de Wet op het specifiek cultuurbeleid.
Specifieke uitkeringen aan provincies en gemeenten ten behoeve van het door het desbetreffende openbaar lichaam te voeren cultuurbeleid worden door Onze Minister verstrekt met inachtneming van de artikelen 6 tot en met 14.
De aanvraag voor een specifieke uitkering wordt uiterlijk zes maanden vóór de aanvang van de desbetreffende uitkeringsperiode ingediend. Bij ministeriële regeling kan een andere termijn worden vastgesteld.
Met het oog op de onderlinge afweging van aanvragen kan Onze Minister bepalen dat op een aanvraag niet wordt beslist voor een bepaalde datum in een kalenderjaar, dan wel op of na meerdere data in een kalenderjaar. Op een aanvraag wordt dertien weken voorafgaande aan de betrokken uitkeringsperiode beslist.
Op de verstrekking van een specifieke uitkering is artikel 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht van overeenkomstige toepassing.
De verstrekking van een specifieke uitkering wordt geweigerd voor zover Onze Minister van oordeel is dat het verstrekken daarvan zijn openbaar gemaakte cultuurbeleid, mede gelet op de beschikbare financiële middelen, niet of onvoldoende ondersteunt.
De verstrekking wordt voorts geweigerd voor zover:
naar het oordeel van Onze Minister mag worden verwacht dat de met verstrekking beoogde doeleinden niet zullen worden bereikt; of
de aanvrager niet aannemelijk heeft gemaakt dat de financiële middelen met inbegrip van de specifieke uitkering voldoende zullen zijn om de voorgenomen activiteiten uit te voeren.
Onze Minister kan regels stellen met betrekking tot de wijze waarop het bedrag van een specifieke uitkering wordt berekend.
Gedeputeerde staten of het college van burgemeester en wethouders doet zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling aan Onze Minister van omstandigheden die van belang kunnen zijn voor een beslissing tot wijziging of intrekking van een specifieke uitkering. Daarbij worden de relevante stukken overgelegd. Artikel 4:49 van de Algemene wet bestuursrecht is van overeenkomstige toepassing.
Gedeputeerde staten of het college van burgemeester en wethouders werkt mee aan door of namens Onze Minister ingestelde onderzoekingen die erop zijn gericht Onze Minister inlichtingen te verschaffen ten behoeve van de ontwikkeling van het beleid.
Voor zover niet uit de jaarrekening van de provincie of gemeente, alsmede uit de accountantsverklaring en het verslag van bevindingen, behorend bij die jaarrekening krachtens artikel 17a, eerste lid, Financiële-verhoudingswet blijkt dat een specifieke uitkering rechtmatig is besteed, kan het bedrag waarvan de rechtmatige besteding niet vaststaat, worden teruggevorderd.
Onze Minister kan, gelet op het belang dat dit besluit beoogt te beschermen, artikelen buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover strikte toepassing leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard.
Na inwerkingtreding van dit besluit berusten de volgende regelingen op artikel 4 van dit besluit:
Na inwerkingtreding van dit besluit berust de Regeling uitkeringen cultuurbereik 2005–2008 op de artikelen 9, eerste lid, en 10, derde lid, van dit besluit.
Aanvragen ingediend krachtens het Bekostigingsbesluit cultuuruitingen waar nog niet op is beslist op het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit, worden beschouwd als aanvragen ingediend krachtens dit besluit.
De bepalingen krachtens dit besluit die betrekking hebben op de vaststelling van de subsidie en de daarmee verbonden wettelijke verplichtingen zijn van toepassing op de subsidies verleend krachtens het Bekostigingsbesluit cultuuruitingen, met dien verstande dat Onze Minister op de aanvragen tot vaststelling van de subsidies die in 2008 zijn verleend op grond van de artikelen 4a, 4b en 4c van de Wet op het specifiek cultuurbeleid, binnen zes maanden beslist na ontvangst van die aanvragen.
De bevoorschotting van besluiten genomen krachtens het Bekostigingsbesluit cultuuruitingen, vindt plaats overeenkomstig dat besluit.
Bezwaar- en beroepsprocedures met betrekking tot besluiten genomen krachtens het Bekostigingsbesluit cultuuruitingen, vinden plaats overeenkomstig dat besluit.
Het Bekostigingsbesluit cultuuruitingen wordt ingetrokken.
Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 juli 2010.
Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit op het specifiek cultuurbeleid.
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.