Besluit van 10 april 2010, houdende nadere regels voor subsidiëring van cultuuruitingen (Besluit op het specifiek cultuurbeleid)

Besluit op het specifiek cultuurbeleid

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 3 november 2009, nr. WJZ/164386 (8253), directie Wetgeving en Juridische Zaken;
De Raad van State gehoord (advies van 23 december 2009, nr. W05.09.0464/I);
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 31 maart 2010, nr. WJZ/199438 (8253), directie Wetgeving en Juridische Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk

1

Subsidies ten behoeve van cultuuruitingen

Artikel

3

Hoofdstuk

2

Specifieke uitkeringen aan provincies en gemeenten

Artikel

5

Specifieke uitkeringen aan provincies en gemeenten ten behoeve van het door het desbetreffende openbaar lichaam te voeren cultuurbeleid worden door Onze Minister verstrekt met inachtneming van de artikelen 6 tot en met 14.

Artikel

6

Artikel

7

Met het oog op de onderlinge afweging van aanvragen kan Onze Minister bepalen dat op een aanvraag niet wordt beslist voor een bepaalde datum in een kalenderjaar, dan wel op of na meerdere data in een kalenderjaar. Op een aanvraag wordt dertien weken voorafgaande aan de betrokken uitkeringsperiode beslist.

Artikel

8

Artikel

9

Artikel

10

Artikel

11

Gedeputeerde staten of het college van burgemeester en wethouders doet zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling aan Onze Minister van omstandigheden die van belang kunnen zijn voor een beslissing tot wijziging of intrekking van een specifieke uitkering. Daarbij worden de relevante stukken overgelegd. Artikel 4:49 van de Algemene wet bestuursrecht is van overeenkomstige toepassing.

Artikel

12

Gedeputeerde staten of het college van burgemeester en wethouders werkt mee aan door of namens Onze Minister ingestelde onderzoekingen die erop zijn gericht Onze Minister inlichtingen te verschaffen ten behoeve van de ontwikkeling van het beleid.

Artikel

13

Voor zover niet uit de jaarrekening van de provincie of gemeente, alsmede uit de accountantsverklaring en het verslag van bevindingen, behorend bij die jaarrekening krachtens artikel 17a, eerste lid, Financiële-verhoudingswet blijkt dat een specifieke uitkering rechtmatig is besteed, kan het bedrag waarvan de rechtmatige besteding niet vaststaat, worden teruggevorderd.

Hoofdstuk

3

Overgangsrecht en slotbepalingen

Artikel

14

Onze Minister kan, gelet op het belang dat dit besluit beoogt te beschermen, artikelen buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover strikte toepassing leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel

15

Artikel

16

Artikel

18

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 juli 2010.

Artikel

19

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit op het specifiek cultuurbeleid.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage
Beatrix
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, J. M. van Bijsterveldt-Vliegenthart
De Minister van Justitie, E. M. H. Hirsch Ballin