Artikel
1
Maatregelen certificering Arbeidsomstandighedenwet en Warenwet
1
Indien door of namens de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid wordt geconstateerd dat een door hem aangewezen certificatie- en keuringsinstelling niet of niet volledig voldoet aan een of meer van de bepalingen, bedoeld in de bijlagen A tot en met D bij deze beleidsregel, dan wordt door of namens de minister de aanwijzing van de aangewezen instelling gewijzigd, geschorst of ingetrokken.
2
Bij toepassing van het eerste lid, wordt onderscheid gemaakt tussen:
-
a.
feiten waarvoor eerst een waarschuwing wordt gegeven en pas in tweede instantie, nadat is vastgesteld dat de geconstateerde afwijking niet binnen redelijke termijn is opgeheven, de aanwijzing van de aangewezen instelling zal worden gewijzigd (categorie A);
-
b.
feiten die direct leiden tot het voorwaardelijk intrekken dan wel het wijzigen van de aanwijzing van de aangewezen instelling (categorie B);
-
c.
feiten die direct leiden tot het schorsen van de aanwijzing (categorie C), of
-
d.
feiten die direct leiden tot het intrekken van de aanwijzing (categorie D).
3
Een wijziging van de aanwijzing, bedoeld in tweede lid, onder b, van de aangewezen instelling leidt er in elk geval toe dat de looptijd van de aanwijzing met een half jaar wordt verkort, tenzij de op het moment van constatering van het bedoelde feit nog resterende looptijd van de aanwijzing minder is dan een half jaar, in welk geval de aanwijzing wordt ingetrokken.
4
Een schorsing van een aanwijzing, bedoeld in het tweede lid, onder c, houdt in elk geval in het niet meer bevoegd zijn tot het verstrekken van certificaten. De periode van schorsing bedraagt tenminste drie maanden, tenzij de op het moment van constatering van bedoeld feit nog resterende looptijd van de aanwijzing minder is dan drie maanden, in welk geval de aanwijzing wordt ingetrokken.
5
Bij de toepassing van het tweede tot en met vierde lid, worden de volgende verzwaringen toegepast:
-
a.
indien op het moment van controle of onderzoek van een instelling drie of meer afwijkingen, niet zijnde afwijkingen uit categorie D, uit één categorie worden geconstateerd, dan wordt de maatregel opgelegd die behoort bij de naastgelegen hogere categorie;
-
b.
indien binnen een periode van twee jaar, gerekend vanaf de datum waarop aan een aangewezen instelling een maatregel is opgelegd dezelfde afwijking wordt geconstateerd die tot de eerdere maatregel heeft geleid, dan wordt de maatregel opgelegd die behoort bij de naastgelegen hogere categorie;
-
c.
indien op een bepaald moment meerdere afwijkingen worden geconstateerd die in verschillende categorieën vallen, dan zal de afwijking waarop de zwaarste maatregel is gesteld, bepalend zijn voor de door of namens de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid op te leggen maatregel.
6
Er wordt alleen besloten tot het opleggen van een lichtere maatregel dan die volgt uit dit artikel, indien de toepassing daarvan voor een instelling of diens certificaathouders gevolgen zal hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met deze beleidsregel te dienen doelen, een en ander ter beoordeling van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.