Wet beëindiging arbeidsovereenkomsten BES

Artikel

1

In deze wet wordt verstaan onder:

  • a.

    Onze Minister: Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;

  • b.

    werknemer: de arbeider, bedoeld in artikel 1613a van het Burgerlijk Wetboek BES;

  • c.

    werkgever: de werkgever, bedoeld in artikel 1613a van het Burgerlijk Wetboek BES;

  • d.

    dringende reden voor de werkgever: zodanige daden, eigenschappen of gedragingen van de werknemer, welke ten gevolge hebben, dat van de werkgever redelijkerwijze niet kan worden gevergd de dienstbetrekking te laten voortduren.

Artikel

2

Deze wet is niet van toepassing op de arbeidsovereenkomst van:

  • a.

    werknemers bij een publiekrechtelijk lichaam;

  • b.

    onderwijzend en docerend personeel, werkzaam bij onderwijsinrichtingen, staande onder beheer van een natuurlijk of rechtspersoon;

  • c.

    personen, die een geestelijk ambt bekleden;

  • d.

    werknemers, die uitsluitend of in hoofdzaak huishoudelijke of persoonlijke diensten in de huishouding van private personen verrichten;

  • e.

    directeuren van een vennootschap of een doelvermogen.

Artikel

2a

Artikel

3

Artikel

4

Artikel

5

Artikel

6

Bij ministeriële regeling kunnen nadere voorschrift worden gegeven ter uitvoering van de bepalingen van deze wet.

Artikel

7

Artikel

7a

Artikel

8

Artikel

8a

Artikel

9

[vervallen]

Artikel

10

[vervallen]

Artikel

11

[vervallen]

Artikel

12

Deze wet wordt aangehaald als: Wet beëindiging arbeidsovereenkomsten BES.