Overgangswet nieuw Burgerlijk Wetboek BES, tweede gedeelte

Overgangswet nieuw Burgerlijk Wetboek BES, tweede gedeelte

Titel

1

Algemene Bepaling

Titel

2

Overgangsbepalingen ter zake van de invoering van de Landsverordening houdende aanpassing van het bestaande Burgerlijk Wetboek van de Nederlandse Antillen en een aantal andere landsverordeningen in verband met de invoering van het nieuwe Burgerlijk Wetboek

Artikel

2

In deze titel wordt onder «de wet» verstaan de Landsverordening houdende aanpassing van het bestaande Burgerlijk Wetboek van de Nederlandse Antillen en een aantal andere landsverordeningen in verband met de invoering van het nieuwe Burgerlijk Wetboek.

Artikel

3

Artikel

4

Artikel

5

Op een wisselbrief en een cheque, die op het tijdstip van het in werking treden der wet reeds zijn vermist, wordt artikel 241, onderscheidenlijk artikel 287, van het Wetboek van Koophandel, zoals die artikelen bij de wet zijn vastgesteld, een jaar nadien van toepassing.

Artikel

6

Artikel 330 van het Wetboek van Koophandel, zoals dat vóór het tijdstip van het in werking treden van de wet gold, blijft van toepassing, indien op dat tijdstip het aldaar bedoelde voorwerp reeds ten bate of schade van de koper of nieuwe verkrijger is gekomen.

Artikel

7

Artikel 44a, derde lid, van de Landsverordening op het Notarisambt vindt alleen toepassing op verklaringen van erfrecht die na het in werking treden van de wet zijn opgemaakt.

Artikel

8

Artikel

9

De artikelen 72 tot en met 74 van de Landsverordening bedoeld in artikel 1, zijn van overeenkomstige toepassing ter regeling van het overgangsrecht ter gelegenheid van de invoering van artikel 118a van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht.

Titel

3

Overgangsbepalingen ter zake van de invoering van de Landsverordening, houdende vaststelling van een nieuw Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering

Artikel

10

In deze titel wordt onder «de wet» verstaan de Landsverordening, houdende vaststelling van een nieuw Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.

Artikel

11

Gedingen die aanhangig zijn gemaakt vóór het tijdstip van het in werking treden van de wet, worden geheel afgedaan met toepassing van de voorschriften van procesrechtelijke aard die vóór dat tijdstip golden, voor zover niet uit de volgende artikelen anders voortvloeit. Het in de vorige volzin bepaalde geldt ook voor de afdoening van een eis, in het geding bij wege van reconventie gedaan, ook indien dat na het in werking treden van de wet is geschied.

Artikel

11a

Artikel

12

Indien in de loop van een geding als bedoeld in artikel 11 een bepaling van het nieuwe Burgerlijk Wetboek van toepassing wordt, zijn de daarbij behorende voorschriften der wet mede van toepassing, voor zover een goede procesorde dat vereist. Indien daaromtrent een geschil tussen partijen bestaat, beslist de rechter zo spoedig mogelijk.

Artikel

13

Titel 1, afdeling 1, van Boek 1 van de wet is van toepassing op alle exploiten, beslagen en tenuitvoerleggingshandelingen, die nadien plaats vinden.

Artikel

14

Artikel

15

Titel 2, de afdelingen 4 tot en met 8B, van Boek 1 van de wet vinden in gedingen toepassing van het tijdstip van het in werking treden der wet af. Het tevoren geldende recht blijft evenwel van toepassing in alsdan lopende gedingen voor zover daarin voordien een beslissende of aanvullende eed is opgedragen, een getuigenverhoor of deskundigen-onderzoek is bevolen tenzij daaraan nog geen uitvoering is gegeven, dan wel een valsheid- of echtheidonderzoek is bevolen.

Artikel

15a

De artikelen 281a, 281b en 429q, zesde lid, van de wet vinden in gedingen toepassing van het tijdstip van het in werking treden van de wet af.

Artikel

16

Artikel

17

Artikel

18

Artikel 513a van de wet is van toepassing op alle beslagen die na het in werking treden der wet rusten op goederen waarop dat artikel betrekking heeft.

Artikel

19

Artikel

20

Een executie tot afgifte van een roerende zaak of ontruiming van een onroerende zaak geschiedt naar het recht waaronder de executie is aangevangen.

Artikel

22

De wet is ten aanzien van dwangsommen slechts van toepassing, indien zij worden verschuldigd op grond van een na haar in werking treden uitgesproken veroordeling.

Artikel

24

Een voor het in werking treden der wet aangevangen verzegeling wordt naar het voordien geldende recht afgewikkeld en beëindigd.

Artikel

25

De artikelen 856 tot en met 861 van de wet zijn niet van toepassing op een gerechtelijke bewaring die voor het in werking treden der wet is tot stand gekomen of door de rechter is bevolen.

Artikel

26

Titel

4

Overgangsbepalingen ter zake van de invoering van de Landsverordening houdende aanpassing van het Faillissementsbesluit 1931 en enige andere eenvormige landsverordeningen in verband met de invoering van het nieuwe Burgerlijk Wetboek

Artikel

27

In deze titel wordt onder «de wet» verstaan de Landsverordening houdende aanpassing van het Faillissementsbesluit 1931 en enige andere eenvormige landsverordeningen in verband met de invoering van het nieuwe Burgerlijk Wetboek.

Artikel

28

Artikel

29

Titel

5

Overgangsbepalingen in verband met de invoering van de Landsverordening openbare registers

Artikel

30

In deze titel wordt onder «de wet» verstaan de Landsverordening openbare registers.

Artikel

31

Een met toepassing van het tevoren geldende recht uitgesproken veroordeling die verplicht tot een handeling waarop de wet vanaf het tijdstip van haar in werking treden toepasselijk is, wordt met toepassing van de wet uitgevoerd, voor zover zij op dat tijdstip nog niet ten uitvoer is gelegd. Een veroordeling tot overschrijving in de openbare registers wordt daartoe gelijkgesteld met een veroordeling tot inschrijving.

Artikel

32

Artikel

33

Artikel

34

Een in een ingeschreven stuk gekozen woonplaats hier te lande, welk stuk vóór het in artikel 31 bedoelde tijdstip is ingeschreven, wordt gelijkgesteld met een gekozen woonplaats, bedoeld in artikel 47 van de wet, tenzij uit de wet of het ingeschreven stuk anders blijkt.

Titel

6

Slotbepaling

Artikel

35

Deze wet wordt aangehaald als: Overgangswet nieuw Burgerlijk Wetboek BES, tweede gedeelte.