Wet algemene ouderdomsverzekering BES

Hoofdstuk

I

Algemene bepalingen

Artikel

1

Voor de toepassing van het bij of krachtens deze landsverordening bepaalde wordt verstaan onder:

  • De Minister: de Minister van Arbeid en Sociale Zaken;

  • De Bank: de Sociale Verzekeringsbank;

  • Ingezetene: hij die in de Nederlandse Antillen woont;

  • De inspecteur:

    • a.

      ten aanzien van de werkgever, die hetzij zijn woonplaats, hetzij zijn vestigingsplaats of bij gebreke daarvan voor de winstbelasting, zijn vaste inrichting of vaste vertegenwoordiger heeft:

      • 1.

        in het eilandgebied Bonaire: de Inspecteur der Belastingen op Bonaire

      • 2.

        in het eilandgebied Curaçao: de Inspecteur der Belastingen op Curaçao

      • 3.

        in één van de overige eilandgebieden: de Inspecteur der Belastingen op Sint Maarten;

    • b.

      ten aanzien van de verzekerde, die bij het begin van het desbetreffende jaar of bij de aanvang van zijn premieplicht in de loop van het jaar, zijn woonplaats heeft:

      • 1.

        in het eilandgebied Bonaire: de Inspecteur der Belastingen op Bonaire

      • 2.

        in het eilandgebied Curaçao: de Inspecteur der Belastingen op Curaçao

      • 3.

        in één van de overige eilandgebieden: de Inspecteur der Belastingen op Sint Maarten;

Artikel

2

Artikel

3

Artikel

4

Hoofdstuk

II

De kring der verzekerden

Artikel

5

Hoofdstuk

III

Het ouderdomspensioen

§

1

Het recht op ouderdomspensioen

Artikel

6

Degene, die verzekerd is geweest en de leeftijd van 60 jaar heeft bereikt, heeft overeenkomstig de bepalingen van deze landsverordening recht op ouderdomspensioen.

Artikel

7

Artikel

7a

Artikel

8

§

2

Toekenning, ingang, intrekking, herziening, betaling en einde van het ouderdomspensioen

Artikel

9

Artikel

10

De aanvraag om ouderdomspensioen alsmede een verhoging van het ouderdomspensioen wordt ingediend ter plaatse door de Minister aangewezen.

Artikel

11

Artikel

12

Artikel

13

Artikel

14

Artikel

15

De termijnen van het ouderdomspensioen, welke niet zijn ingevorderd binnen twee jaar na de eerste dag waarop zij konden worden ingevorderd, worden niet meer uitbetaald.

Artikel

16

Artikel

17

Artikel

18

Artikel

18a

§

3

De gevolgen van het overlijden van een pensioengerechtigde, dan wel van het overlijden van zijn echtgenote, respectievelijk haar echtgenoot

Artikel

19

Artikel

20

§

4

Voorziening bij vertrek uit de Nederlandse Antillen

Artikel

21

§

5

Waarborg verplichtingen voortvloeiende uit deze Landsverordening

Artikel

22

Het Land waarborgt zonder enig voorbehoud de betaling door de Bank van het ouderdomspensioen en het bedrag genoemd in artikel 20, waarop krachtens deze landsverordening aanspraak bestaat.

§

6

Kerstuitkering

Artikel

22a

Artikel

22b

Artikel

22c

Het bepaalde bij of krachtens de artikelen 13, 14, 16, 18, 19, 22 en 34 vindt overeenkomstige toepassing ten aanzien van de kerstuitkering, voor zover bij of krachtens deze paragraaf niet anders is bepaald.

De Minister kan met betrekking tot het bepaalde in deze paragraaf nadere regelen stellen. Daarbij kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 22b, tweede lid.

Hoofdstuk

IV

De op te brengen middelen

Artikel

23

De middelen tot dekking van de ingevolge deze landsverordening uit te keren pensioenen en uitkeringen als bedoeld in artikel 20 en van de aan de uitvoering van deze landsverordening verbonden kosten, alsmede de middelen benodigd voor het vormen en in stand houden van een bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, te bepalen reserve, worden gevonden door het heffen van premies van de verzekerden en uit overige inkomsten.

Artikel

24

Artikel

25

Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, worden voorschriften vastgesteld met betrekking tot de belegging van de gelden van het Ouderdomsfonds.

Artikel

26

Artikel

27

Artikel

28

De Minister van Financiën is bevoegd, met inachtneming van het vastgestelde premiepercentage, de ingevolge deze landsverordening verschuldigde premies te doen berekenen volgens tabellen. Bij het opstellen van deze tabellen en voor de toepassing daarvan bepaalt de Minister van Financiën de door hem nodig geachte afrondingen.

Artikel

29

Artikel

29a

Artikel

29b

Artikel

30

Artikel

31

Artikel

32

Artikel

33

Hoofdstuk

V

Het verstrekken van inlichtingen

Artikel

34

De gepensioneerde aan wie, alsmede het orgaan aan hetwelk het pensioen ingevolge het bepaalde in artikel 14 geheel of gedeeltelijk wordt uitbetaald, zijn verplicht van elke verandering van feiten en omstandigheden, welke tot intrekking of verlaging van het pensioen aanleiding kan geven, schriftelijk mededeling te doen aan de Bank, binnen veertien dagen nadat genoemde feiten en omstandigheden zich voordoen.

Artikel

35

Artikel

36

Hoofdstuk

VI

Bezwaar en beroep

Artikel

37

Artikel

38

Tegen een beschikking waarvan ingevolge artikel 37 schriftelijk kennis is gegeven staat, behoudens indien het betreft een beslissing ingevolge artikel 19, derde lid, voorzover de daar bedoelde uitkering op billijkheidsgronden is toegekend of een beslissing ingevolge artikel 20, derde lid, dan wel een beslissing ingevolge artikel 22c, eerste lid, juncto artikel 13, tweede lid, of artikel 19, derde lid, voor belanghebbende binnen zes weken na de dag waarop deze is gegeven, beroep open bij het gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen.

Artikel

39

Hoofdstuk

VII

Overgangsbepalingen

Artikel

40

Artikel

41

Artikel

42

De voordelen, voortvloeiende uit de artikelen 40 en 41 komen uitsluitend toe aan degene, die

  • a.

    Nederlander is, en

  • b.

    In de Nederlandse Antillen woont.

Artikel

43

Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, kan onder daarbij te stellen voorwaarden worden bepaald, dat

  • a.

    voor de toepassing van artikel 42 niet-Nederlanders met Nederlanders worden gelijkgesteld;

  • b.

    voor de toepassing van de artikelen 40, 41 en 42 het wonen buiten de Nederlandse Antillen wordt gelijkgesteld met het wonen in de Nederlandse Antillen.

Hoofdstuk

VIIA

Toezicht

Artikel

43a

Hoofdstuk

VIII

Strafbepalingen

Artikel

44

Artikel

45

Hij, die op grond van bij of krachtens deze landsverordening vastgestelde bepalingen gehouden inlichtingen of gegevens te verstrekken, een aangifte of mededeling te doen of een verklaring af te leggen en daarbij opzettelijk een valse opgave doet dan wel opzettelijk in strijd met bedoelde gehoudenheid iets verzwijgt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren.

Artikel

46

Hij, die op andere wijze dan door het valselijk opmaken of vervalsen van een geschrift, dat bestemd is tot bewijs van enig feit te dienen, opzettelijk een opgave doet in strijd met de waarheid, zulks met het oogmerk om aldus een uitkering of een hogere uitkering ingevolge deze landsverordening te verkrijgen, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren.

Artikel

47

Overtredingen van bepalingen van een krachtens deze landsverordening vastgesteld landsbesluit, houdende algemene maatregelen, voor zover uitdrukkelijk als strafbaar feit in de zin van dit artikel aangeduid, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste een maand of geldboete van ten hoogste honderd gulden.

Artikel

48

[vervallen]

Artikel

49

Artikel

50

[vervallen]

Artikel

51

Artikel

52

De in de artikelen 44, derde lid, 45, 46 en 51 bedoelde strafbare feiten worden als misdrijven, de in de artikelen 44, eerste en tweede lid, en 47 bedoelde strafbare feiten als overtredingen beschouwd.

Hoofdstuk

IX

Slotbepalingen

Artikel

53

Hetgeen overigens nog ter uitvoering van deze landsverordening nodig is, wordt bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, geregeld.

Artikel

54

Indien in de pensioenregeling van een pensioenfonds of van een werkgever vóór het tijdstip van inwerkingtreding van artikel 55 bepalingen zijn opgenomen, krachtens welke op het uit te keren pensioen een wettelijk ouderdomspensioen geheel of gedeeltelijk in mindering wordt gebracht, dient bij de toepassing van deze bepalingen in acht te worden genomen:

  • 1.

    dat het uit te keren of reeds toegekende pensioen met niet meer wordt verminderd dan met het deel van het Ouderdomspensioen, dat evenredig is aan het gedeelte van.de ingevolge deze landsverordening verschuldigde premie, dat de werkgever of het pensioenfonds voor zijn rekening neemt.

  • 2.

    dat, behoudens in door de minister aan te wijzen gevallen, een verhoging van het ouderdomspensioen ingevolge deze landsverordening, welke plaats vindt na de datum van beëindiging van de actieve deelneming aan de pensioenregeling, niet op het pensioen in mindering wordt gebracht.

  • 3.

    dat niet in mindering mag worden gebracht 2% van het ouderdomspensioen voor elk jaar, dat de pensioengerechtigde na zijn pensionering de volle premie voor eigen rekening heeft betaald.

  • 4.

    dat niet in mindering mag worden gebracht 2% van het ouderdomspensioen van de weduwe van de pensioengerechtigde voor elk jaar, dat de pensioengerechtigde na zijn pensionering de volle premie voor eigen rekening heeft betaald.

  • 5.

    dat het uit te keren reeds toegekende pensioen, indien dat wegens het niet-bereiken van het voor een volledig pensioen benodigde aantal dienst- of deelnemersjaren niet volledig is, met niet meer wordt verminderd dan met het deel van het voor vermindering in aanmerking komende gedeelte van het ouderdomspensioen ingevolge deze landsverordening, dat evenredig is aan het deel, dat het door de werkgever of het pensioenfonds uit te keren pensioen uitmaakt van het volledig pensioen.

  • 6.

    dat indien een ouderdomspensioen uit meer dan één vervulde dienstbetrekking wordt genoten en op grond van het bepaalde in het eerste lid van dit artikel meerdere werkgevers en (of) meerdere pensioenfondsen een korting op het door hen uit te keren ouderdomspensioen kunnen toepassen, het totale voor vermindering in aanmerking komende gedeelte van het ingevolge deze landsverordening toegekende ouderdomspensioen over deze werkgevers en (of) pensioenfondsen dient te worden verdeeld in verhouding tot het aantal dienst of deelnemersjaren van de pensioengerechtigde bij elk dezer werkgevers en (of) pensioenfondsen.

  • 7.

    dat niet in mindering mogen worden gebracht aanpassingen van de pensioenbedragen ingevolge het bepaalde in artikel 7, lid 6.

Artikel

55

Artikel

56

Ter uitvoering van het bepaalde in de artikelen 54 en 55 kunnen bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, nadere regelen worden vastgesteld.

Artikel

57

De wijzigingen, als bedoeld in artikel 55, waarvoor de goedkeuring van de Minister is verkregen, zijn bindend voor al degenen, die onder de betreffende pensioenregeling zijn gepensioneerd, dan wel uitzicht hebben op een pensioen.

Artikel

58

Werkgevers, die personen in dienst hebben, die krachtens deze landsverordening verzekerd zijn, betalen aan deze werknemers ter compensering van de door hem verschuldigde premie een toeslag op het loon.

Deze toeslag bedraagt tenminste 7% van het loon waarover premie krachtens deze landsverordening verschuldigd is

Artikel

59

Wanneer het Ouderdomsfonds tijdelijk niet voldoende middelen heeft tot dekking van de uitkeringen en kosten, welke op grond van het tweede lid van artikel 24 ten laste van dit fonds komen, verstrekt het Land renteloze voorschotten aan het fonds onder door de Minister en de Minister van Financiën te stellen voorwaarden.

Artikel

60

Alle ingevolge deze landsverordening opgemaakte en overgelegde stukken, verzoekschriften en beschikkingen zijn vrij van het recht van zegel en van de formaliteit van registratie.

Artikel

61

Deze landsverordening kan worden aangehaald als «Landsverordening Algemene Ouderdomsverzekering».

De artikelen van deze landsverordening treden in werking op een bij landsbesluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen verschillend kan worden gesteld, met dien verstande, dat artikel 55 in werking treedt met ingang van de dag na die der afkondiging van deze landsverordening.