Werkliedenwet 1944 BES

Werkliedenwet 1944 BES

Hoofdstuk

I

Algemene Bepalingen

Artikel

1

Artikel

1A

In deze wet en de daarop rustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    Onze Minister: Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;

  • b.

    openbaar lichaam: openbaar lichaam Bonaire, Sint Eustatius of Saba.

Artikel

2

Voor de werkman wordt een reglement vastgesteld, houdende nadere regelingen betreffende de dienstvoorwaarden, welk reglement genoemd zal worden: «Werkliedenregeling 1944 BES».

Artikel

3

De werkman ontvangt tegelijk met zijn schriftelijke aanstelling, kosteloos in afschrift of afdruk, een exemplaar van het «Werkliedenregeling 1944 BES».

Artikel

4

Artikel

5

In de loonregelingen worden bepalingen opgenomen betreffende toekenning van vergoedingen wegens overwerk.

Artikel

6

Loonsverhogingen, voor zover in de betrekkelijke loonregelingen daarop is gerekend, worden toegekend overeenkomstig de voorschriften, neergelegd in de desbetreffende loonregeling.

Artikel

6a

De aanspraken van de werkman op vrije geneeskundige behandeling en/of verpleging en, in verband daarmede, vrije overtocht, dan wel op gehele of gedeeltelijke vergoeding van de kosten van geneeskundige behandeling en/of verpleging en daarmede verband houdende reizen, ten behoeve van hemzelf en zijn gezin, worden bij of krachtens de wet geregeld.

Artikel

6b

Bij ministeriële regeling worden regels gesteld omtrent vakantie en vrijstelling van dienst van de werkman.

Hoofdstuk

II

Pensioenen

Artikel

7

Aan de werkman en aan zijn weduwe en wezen wordt, overeenkomstig de navolgende bepalingen, pensioen verleend door Onze Minister.

Artikel

7a

Ter uitvoering van dit hoofdstuk worden voor de werklieden of hun nabestaanden gelden bijeengebracht in en beheerd door de Stichting BES pensioenfonds, bedoeld in artikel 51a van de Pensioenwet ambtenaren BES.

Artikel

8

Artikel

9

Artikel

10

Artikel

11

Als diensttijd komt niet in aanmerking de tijd:

  • a.

    gedurende welke, de werkman vóór of na zijn aanstelling als zodanig:

    • 1.

      verlof had zonder behoud van loon;

    • 2.

      geschorst was in zijn functie, tenzij de schorsing wegens het instellen van een onderzoek is toegepast en dat onderzoek te zijnen gunste uitvalt.

  • b.

    waarover reeds een pensioen, een uitkering bij wijze van pensioen dan wel onderstand bij wijze van pensioen is toegekend ten laste van het Europese deel van Nederland, Aruba, Curaçao, Sint Maarten, een publiekrechtelijk lichaam in het Europese deel van Nederland of in een van die landen, het BES ambtenarenpensioenfonds of een ander pensioenfonds, ingesteld door het openbaar gezag in een van die landen.

  • c.

    waarvoor ingevolge het bepaalde in artikel 32 premierestitutie is genoten.

Artikel

12

Voor de werkman, die, na om welke redenen ook ontslagen te zijn, later wordt herplaatst, is de diensttijd, vóór het ontslag vervuld met inachtneming van het bij artikel 11 onder b en c bepaalde gelijkelijk geldig als die, na de herplaatsing vervuld.

Artikel

13

Artikel

14

Artikel

15

Artikel

16

Artikel

17

Artikel

18

Artikel

19

Artikel

20

Artikel

21

Artikel

22

Het wezenpensioen bedraagt:

  • 1.

    voor elk kind, wiens moeder aan het overlijden van de vader recht op pensioen ontleent, een achtste gedeelte van het pensioen van de overledene berekend overeenkomstig artikel 21; wanneer het weduwenpensioen van de moeder wegens het aangaan van een nieuw huwelijk, overlijden of vermissing is geëindigd, wordt het wezenpensioen verhoogd tot twee achtste gedeelte van het bedrag waarvan het is afgeleid.

  • 2.

    voor elk ander kind, twee achtste gedeelte van het pensioen van de overledene berekend overeenkomstig artikel 21.

Artikel

23

Artikel

24

Het pensioen van de weduwe en van de wezen van een werkman die tengevolge van de omstandigheden bedoeld in artikel 8, lid 1 onder d is overleden, bedraagt niet minder dan de overeenkomstige uitkeringen in geld, welke op grond van Wet ongevallenverzekering BES zouden zijn genoten.

Artikel

25

Indien de kinderen aan het overlijden van ieder van hun ouders aanspraak op pensioen ontlenen, wordt het hoogste van de pensioenen toegekend.

Artikel

26

Het tijdelijk pensioen is gelijk aan het pensioen waarop recht zou bestaan indien de vermiste op de dag van zijn vermissing was overleden.

Artikel

27

Het weduwenpensioen bedraagt niet minder dan:

  • 1.

    voor de weduwe van de werkman 30% van de voor de werkman onmiddellijk voor het overlijden gegolden hebbende pensioengrondslag;

  • 2.

    voor de weduwe van de gepensioneerde werkman 30% van de in artikel 14 bedoelde middelsom, welke als grondslag heeft gediend bij de berekening van het pensioen van de werkman.

Artikel

28

Artikel

29

De werkman is vóór zijn pensionering verplicht bij te dragen voor eigen- en weduwen- en wezenpensioen. De bijdragen worden ingehouden bij de betaling van het loon.

Artikel

30

Artikel

31

Artikel

32

Artikel

33

Artikel

34

Artikel

35

Artikel

36

Artikel

37

Artikel

38

Artikel

39

Alle recht op pensioen krachtens deze wet gaat verloren voor de weduwe en wezen, die veroordeeld zijn terzake van het ombrengen van degene, aan wie zij de pensioenaanspraken zouden kunnen ontlenen.

Artikel

40

[vervallen]

Artikel

41

De invorderbare termijnen van een pensioen die gedurende twee achtereenvolgende jaren niet zijn gend [bedoeld zal zijn: geïnd] worden niet meer betaald.

Artikel

41a

Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld met betrekking tot voor het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, tweede lid, van de Rijkswet wijziging Statuut in verband met de opheffing van de Nederlandse Antillen door ambtenaren in hun hoedanigheid van werkman in de zin van de Werkliedenlandsverordening 1944 opgebouwde of verworven rechten en aanspraken.

Hoofdstuk

III

Straffen

Artikel

42

Artikel

43

Artikel

44

Hoofdstuk

IV

Beëindiging van de dienst

Artikel

45

De dienst eindigt:

  • a.

    door overlijden;

  • b.

    door ontslag.

Artikel

46

Ontslag wordt door het bevoegde gezag verleend:

  • 1.

    al dan niet met de bijvoeging «eervol», met opgave van redenen;

  • 2.

    al dan niet met de bijvoeging «niet eervol», met opgave van redenen:

    • a.

      bij wijze van straf;

    • b.

      wanneer de werkman door ontslag te vragen zich aan bestraffing zou onttrekken.

Artikel

47

Eervol ontslag wordt aan de werkman door het bevoegde gezag verleend:

  • a.

    in het geval, bedoeld in artikel 48;

  • b.

    wegens ongeschiktheid voor zijn betrekking door ziels- of lichaamsgebreken, blijkende uit het geneeskundig onderzoek van een door Onze Minister te benoemen commissie van deskundigen;

  • c.

    op eigen verzoek;

  • d.

    wegens opheffing zijner betrekking of wegens verandering in de inrichting van de dienst of het bedrijf waarbij hij werkzaam is, hetzij van twee of meer diensten en/of bedrijven, dan wel wegens verminderde behoefte aan arbeidskrachten, met overeenkomstige toepassing van de artikelen 94, vierde tot en met zevende lid, en 99 van de Wet materieel ambtenarenrecht BES, waarbij de in het genoemde artikel 94 voorkomende verwijzingen naar artikel 40, derde lid, van de Wet materieel ambtenarenrecht BES worden vervangen door verwijzingen naar artikel 37, tweede lid, tweede volzin van onderdeel b, van deze wet. Wanneer één van de gevallen, genoemd in dit onderdeel, zich voordoet, wordt de betrokken werkman, tegelijk met het verlenen van ontslag krachtens dit onderdeel, door het bevoegd gezag respectievelijk eilandsbesluit ter beschikking gesteld van het Mobiliteitscentrum, bedoeld in artikel 94, derde lid, van de Wet materieel ambtenarenrecht BES.

Artikel

48

Hoofdstuk

V

Overgangs- en slotbepalingen

Artikel

49

Voor de toepassing van deze wet wordt verstaan onder het bevoegde gezag het bestuurscollege voor wat betreft de werkman in dienst van het openbaar lichaam.

Artikel

50

[vervallen]

Artikel

51

Deze wet wordt aangehaald als: Werkliedenwet 1944 BES.

Artikel

52

[vervallen]