ambtenaar: de ambtenaar in dienst van de staat, wiens bezoldiging niet bij afzonderlijke wettelijke regeling is geregeld;
d.
bezoldiging: het loon van de ambtenaar voor het vervullen van zijn functie, met inachtneming van de bepalingen van dit besluit aan de hand van een bezoldigingsschaal vastgesteld;
e.
bezoldigingsschaal: een als zodanig bij ministeriële regeling vastgestelde, van een volgnummer voorziene reeks van bedragen;
f.
bezoldigingstrede: elk afzonderlijk binnen een bezoldigingsschaal opgenomen bezoldigingsbedrag, voorzien van een al dan niet door de letter U (=uitloop) voorafgegaan volgnummer of van de aanduiding «G.T.» (=garantie-trede);
g.
functie: het samenstel van werkzaamheden door de ambtenaar in zijn ambt te verrichten krachtens en overeenkomstig hetgeen hem door of namens het daartoe bevoegde gezag uitdrukkelijk of impliciet is opgedragen;
h.
maximum-bezoldiging: het bedrag behorende bij de hoogste bezoldigingstrede van een bezoldigingsschaal, waarvan de volgnummeraanduiding uitsluitend uit een getal bestaat;
i.
toelage: een een- of meermalige toeslag op de bezoldiging in meerdering en tezamen met deze bezoldiging betaalbaar gesteld.
Artikel
2
1
De bezoldiging en eventuele met die bezoldiging verbonden toelagen worden maandelijks aan of tegen het einde van de maand waarop de betaling betrekking heeft betaald.
2
Wanneer de bezoldiging of een toelage moet worden uitbetaald over een gedeelte van een kalendermaand, wordt het te betalen bedrag berekend door het voor een maand vastgesteld bedrag te vermenigvuldigen met het aantal dagen gedurende welke de betrokken ambtenaar in dienst is geweest en het produkt te delen door dertig.
3
Van het bepaalde in het eerste en tweede lid kan worden afgeweken, ingeval daartoe naar het oordeel van het bevoegde gezag op grond van bijzondere omstandigheden aanleiding bestaat.
Artikel
2a
Bij regeling van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties kunnen regels worden gesteld met betrekking tot het verlenen van voorschotten.
Hoofdstuk
II
Bepalingen betreffende de bezoldiging
Artikel
3
1
Bij de indiensttreding of bij de overgang naar een andere functie wordt de bezoldigingsschaal bepaald met inachtneming van de aard en het niveau van de functie waarmede de betrokken ambtenaar wordt belast.
2
Van het eerste lid kan worden afgeweken, indien het gebrek aan ervaring met betrekking tot de arbeid die de betrokkene in de functie moet verrichten de verwachting aannemelijk maakt dat zijn wijze van functioneren zich tegen de toepassing van dat artikellid vooralsnog verzet. In dit geval kan de bezoldigingsschaal bepaald worden en gedurende een tijdvak van ten hoogste drie jaren bepaald blijven op ten hoogste twee volgnummers beneden de schaal die met toepassing van het eerste lid in aanmerking zou komen. Indien het functioneren van de ambtenaar aan het einde van het genoemde tijdvak de toepassing van het eerste lid nog niet toelaat, wordt hij geplaatst in een functie waarvan de aard en het niveau in overeenstemming is met de schaal volgens welke hij bezoldigd wordt, of wordt hem ontslag aangezegd.
3
Aard en niveau van de functie worden bepaald aan de hand van functiebeschrijvingen en functieniveau-karakteristieken, welke deel uitmaken van een bij ministeriële regeling vast te stellen functiewaarderingssysteem.
4
Anders dan bij wijze van disciplinaire straf als bedoeld in hoofdstuk VIII van de wet, kan zonder voorafgaand ontslag voor een ambtenaar geen bezoldigingsschaal worden vastgesteld die een lagere maximum-bezoldiging bevat dan die welke in de voordien voor hem geldende bezoldigingsschaal aangegeven is.
Artikel
4
1
De ambtenaar die, anders dan bij wijze van overwerk als bedoeld in artikel 27 van de wet, dienst verricht tussen 18.00 uur en 6.00 uur ontvangt voor elk door hem binnen de genoemde tijd gewerkt vol uur een toelage van USD 0,22. Het bedrag van deze toelage kan bij regeling van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties worden gewijzigd, indien het feit dat een voor ambtenaren algemeen geldende wijziging in de bezoldiging wordt aangebracht daartoe aanleiding geeft.
2
Een gewerkte tijd van vijftien minuten of meer, doch korter dan van één uur, wordt voor de toepassing van het voorgaande lid als een vol uur aangemerkt.
3
In afwijking van het eerste lid ontvangt de ambtenaar die ingevolge het voor hem geldende werkrooster avond- of nachtdienst, dienst op zon- en feestdagen of een combinatie van deze vormen van dienst moet verrichten en die niet in het genot is van enige andere ingevolge een algemene verordening aan hem toegekende compensatie daarvoor, de in dat lid bedoelde toelage ook in geval van overwerk, verricht tussen 18.00 uur en 6.00 uur.
Artikel
5
Indien de ambtenaar anders dan bij wijze van disciplinaire straf als bedoeld in hoofdstuk VIII van de wet, wordt belast met een andere functie, als gevolg waarvan zijn bezoldiging op grond van de overige bepalingen van dit besluit een verlaging zou moeten ondergaan, zonder dat de bekleding met die andere functie bij wijze van waarneming als bedoeld in artikel 26 van de wet geschiedt of zonder dat ontslag voorafgegaan is, blijft deze verlaging achterwege.
Artikel
6
1
De bezoldiging van de ambtenaar wordt verhoogd tot het bedrag dat behoort bij de naast-hogere bezoldigingstrede in de schaal, indien hij naar het oordeel van het bevoegde gezag, dat is neergelegd in een formele beoordeling als bedoeld in artikel 15, eerste lid, van de wet, zijn functie naar behoren vervult. Deze beoordeling vindt voor iedere ambtenaar ten laatste één jaar na zijn indiensttreding of overgang naar een andere functie en vervolgens ten minste aan het einde van elk jaar plaats.
2
De bezoldiging van de ambtenaar kan worden verhoogd tot het bedrag dat behoort bij de eerste bezoldigingstrede volgend op de naast-hogere bezoldigingstrede in de schaal, indien hij naar het oordeel van het bevoegde gezag, dat is neergelegd in een formele beoordeling als bedoeld in artikel 15, eerste lid, van de wet, zijn functie zeer goed of uitstekend verricht.
3
Vervult de ambtenaar zijn functie naar het oordeel van het bevoegde gezag niet naar behoren, dan blijft verhoging van de bezoldiging achterwege.
4
De in het eerste en het tweede lid bedoelde verhogingen van de bezoldiging worden met ingang van 1 januari van een jaar toegekend, zolang de ambtenaar de maximum-bezoldiging van de voor hem geldende bezoldigingsschaal nog niet heeft bereikt, doch voor de eerste maal niet eerder dan nadat sinds zijn aanstelling als ambtenaar ten minste zes maanden zijn verstreken.
5
Voor de ambtenaar die volgens een der schalen 1 tot en met 6 wordt bezoldigd en die de maximum-bezoldiging in de voor hem geldende schaal heeft bereikt, wordt, indien hij naar het oordeel van het bevoegde gezag, neergelegd in een formele beoordeling als bedoeld in artikel 15, eerste lid, van de wet, zijn functie zeer goed vervult, de bezoldiging na verloop van telkens twee jaren verhoogd tot het bedrag dat vermeld is achter de naast-hogere bezoldigingstrede in de schaal die wordt voorafgegaan door de letter U.
Artikel
7
De bezoldiging van de ambtenaar met een onvolledige werktijd wordt vastgesteld op een evenredig deel van de bezoldiging bij een volledige werktijd.
Artikel
8
Ingeval de ambtenaar bevorderd wordt naar een functie waaraan een bezoldigingsschaal is verbonden die een hogere maximum-bezoldiging bevat dan die welke voorkomt in de schaal volgens welke hij tot dusver is bezoldigd, wordt hem de bezoldigingstrede in de nieuwe schaal toegekend waarvan het bedrag procentueel ten minste zoveel hoger is dan dat van de hem laatstelijk toekomende bezoldigingstrede in de oude schaal, als in die oude schaal het procentuele verschil tussen twee bezoldigingstreden uitmaakt.
Hoofdstuk
III
Toelagen
Artikel
9
1
Aan de ambtenaar, aan wie zodanige eisen gesteld worden, dat zijn positie of taak een bijzonder karakter draagt, kan Onze Minister wie het aangaat een in ieder afzonderlijk geval vast te stellen toelage toekennen.
2
De toelage wordt bepaald op ten hoogste vijfentwintig procent (25%) van de bezoldiging van de betrokken ambtenaar, en wordt tezamen met deze betaalbaar gesteld.
3
Indien het onmogelijk blijkt om het tijdvak gedurende welke het recht op de toelage bestaat reeds bij de toekenning te bepalen, wordt in de beschikking waarbij de toekenning geschiedt het tijdstip vastgesteld waarop door Onze Minister wie het aangaat zal worden beslist of de gronden daartoe nog steeds aanwezig zijn.
Hoofdstuk
IV
De gratificatie
Artikel
10
De gratificatie, bedoeld in artikel 75 van de wet, bedraagt ten hoogste acht en eenderde procent (81/3%) van de bezoldiging van de betrokken ambtenaar, berekend over een jaar.
Hoofdstuk
V
Ambtswoningen
Artikel
10a
1
Voor het bewonen van een ambtswoning door portiers en conciërges wordt op de bezoldiging een korting toegepast van 12 procent.
2
In afwijking van het eerste lid, kan Onze Minister in de gevallen waarin naar zijn oordeel daartoe aanleiding bestaat, de korting vaststellen op een lager percentage dan wel op een bepaald bedrag, mits dit eveneens minder beloopt dan 12 procent van de bezoldiging.
3
Indien een portier of een conciërge een ambtswoning bewoont, draagt hij de onderhoudskosten welke volgens de wet en het plaatselijk gebruik ten laste van de huurder zijn.
Hoofdstuk
VI
Administratief beroep
Artikel
11
1
De ambtenaar kan binnen een maand nadat hij van de beslissing inzake de vaststelling van een bezoldiging of inzake de toekenning van een verhoging, toelage, gratificatie of andere beloning, en van de weigering om hem een verhoging, toelage, gratificatie of andere beloning toe te kennen in kennis is gesteld of nadat hij geacht kan worden op een andere wijze daarmee bekend te zijn geworden, zijn bezwaren ertegen aan het bevoegde gezag kenbaar maken door de indiening van een bezwaarschrift.
2
Het bezwaarschrift wordt door de ambtenaar of namens hem door een gemachtigde ondertekend. Indien het bezwaarschrift door een gemachtigde is getekend, worden stukken welke naar aanleiding ervan door het bevoegde gezag tot de ambtenaar worden gericht aan deze gemachtigde of in elk geval mede aan deze toegezonden.
3
De indiening van een bezwaarschrift schorst niet de uitvoering van de beslissing waartegen bezwaar wordt gemaakt.
4
Tenzij het bezwaar kennelijk niet-ontvankelijk of ongegrond is, wordt de ambtenaar in de gelegenheid gesteld over zijn bezwaren te worden gehoord door een of meer personen die het bevoegde gezag daartoe aanwijst; degene die aangewezen is, onderscheidenlijk de meerderheid van degenen die aangewezen zijn, mag niet bij de totstandkoming van de beslissing of van de weigering waartegen het bezwaar is ingebracht betrokken zijn geweest. De ambtenaar kan tijdens de zitting waarin hij wordt gehoord gebruik maken van de diensten van een raadsman.
Artikel
12
1
Het bevoegde gezag deelt aan de ambtenaar zijn beslissing op het door deze ingediende bezwaar zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen een maand na de ontvangst van het bezwaarschrift of, indien een gehoor heeft plaatsgevonden, na de datum van dat gehoor, mede. Het tijdvak van een maand kan door het bevoegde gezag bij gemotiveerde beschikking eenmaal met ten hoogste een maand worden verlengd.
2
De mededeling omtrent de beslissing bevat de overwegingen waarop deze steunt en, indien het bezwaar geheel of gedeeltelijk ontvankelijk is gebleken, de wijziging van de oorspronkelijke beslissing of weigering waartoe een heroverweging op grond van deze ontvankelijkheid het bevoegde gezag heeft geleid.
3
De beslissing op het bezwaar is een beschikking als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Wet ambtenarenrechtspraak BES. Indien met deze beslissing niet of niet geheel aan het bezwaar van de ambtenaar wordt tegemoetgekomen, wordt hem in de mededeling, bedoeld in het voorgaande lid, tevens medegedeeld dat hij bij het gerecht in ambtenarenzaken in beroep kan komen en de termijn waarbinnen dit dient te geschieden.